Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende Troost-proeve. Toon: Folie d'Espagne. 1. Almagtig Trooster van Gods gunstelingen, Getuige, Zegel, en hun Onderpand, Gy doet een troostbron tot in 't leven springen, Wier volle stroom men drinkt in 't Vaderland. Zyn duist're baanen in 't dal der traanen, Hy vreest geen smert, die u tot Trooster heeft. Dit zal zyn oogen van traanen haast droogen. Wanneer hy uw vertroosting in zich heeft. 2. Doch niemand moet zich zorgeloos bedriegen. De duivel schenkt tot slaap wel zwymelwyn. Het dood'lyk hart kan zich arglistig liegen, En is gerust op enkel waan en schyn. 't Verderf is reede, nog roept men vrede, Al holt men op het helpad, naar zyn lust. O mogt men schrikken voor 's duivels verstrikken! 't Is zielverraad, wat in den slaap dus sust. 3. De Trooster, die verzegelt en beveiligt, Drukt ook zyn beeld in wien hy troost verleent, Waar door hy niet slechts troost geeft, maar ook heiligt. O 't is bedrog, als iemand anders meent! 'k Zal dan niet vreezen, maar zeker wezen, O Trooster! van uw' troostgetuigenis, Indien uw' werken ook in my doen werken, Dat Jezus leven door u in my is. [pagina 17] [p. 17] 4. De troostwyn, dien gy schenkt, kan haast verzoeten Al 't Mara, dat men vind op 't Hemelpad: Maar die versterkt het hart, en spoort de voeten Tot voortgang op den weg ter Vredestad. Vat moogt gy, menschen, naar troost toch wenschen, Maar dien gy scheid van waare heiligheid? Vanneer die stroomen van boven afkomen, Zy wasschen smet en traanen alle beid'. Vorige Volgende