Lees en luister. Deel 9(1947)–H.J. Tromp– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 108] [p. 108] 27. De Rat en de Olifant. Een héél klein Ratje zag een Olifant En spotte met de logge gang van 't grote beest, Dat, lang geslurfd, en blinkend wit getand, Zich statig voortbewoog als naar een plechtig feest. De jonkvrouw onder 't torenhoge baldakijn, Wie kon het anders dan een sultansdochter zijn? Haar ganse hof vond plaats op 't machtig dier. Haar hond, haar aap, haar papegaai, haar kat En haar gezelschapsdame zag men hier, Tot groot vermaak van heel de uitgelopen stad. Maar onze Rat was hoogst verbaasd. ‘Wat zijn die mensen toch verdwaasd! Daar staan ze van verwond'ring stom! Wat zijn die lui toch olie-dom!!! Zie hen als kinderen bevreesd Voor de omvang van dat grote beest! Al is een Rat ook nòg zo klein... Zou ìk daarom ìèts minder zijn? Geen greintje minder, sapristi!!!’ Daar sprong de Kat in één twee drie Haar hokje uit met klauw en tand... Wie pakte zij? De Olifant?? Nu wist de Rat, helaas te laat: Au! dat er tòch verschil bestaat. Naar La Fontaine. Vorige Volgende