Lees en luister. Deel 9(1947)–H.J. Tromp– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 98] [p. 98] 23. Winterlied. Grote, witte winterman in zijn jas van hermelijn, witte wol en wit satijn, in zijn kraag van bont, gaat de dorpen rond. Grote, witte winterman laat het sneeuwen, wáár hij kan; strooit er met zijn witte handen donzen vlokken op de landen; blaast van zijn gespitste lippen witte, fonkelende stippen, om de bomen, om de daken, alles, alles wit te maken, dat de kinders na 't ontwaken handeklappend van de pret, staan te dansen in hun bed. Grote, witte winterman, laat het sneeuwen, wáár hij kan. [pagina 99] [p. 99] En een grauwe, maagre kraai vlucht met veel lawaai in drie sprongen hoep, hoep, hoep! voor een woeste troep dartelen en dollen, bezig om een pop te rollen. Eerst het lompe hoofd - mond en ogen; stenen - dàn de bolle buik en de dikke benen. Ter versiering brengt men onder luid krakeel nog een oude kookpot en een bezemsteel. Grote, witte winterman komt getreden zacht door de ritselende nacht; gaat de grote schimmels mennen voor zijn rinkelende slee langs de steile dennen van de bosallee. Grote, witte winterman in zijn jas van hermelijn, witte wol en wit satijn, in zijn kraag van bont, gaat de dorpen rond. Uit: Verzen Willem de Wijk. Te dikwijls. Slappe handen: schrale pot! Slappe geesten: dom of zot! Slappe harten: ver van God! J.P. Heije. Vorige Volgende