Lees en luister. Deel 9
(1947)–H.J. Tromp– Auteursrecht onbekend
[pagina 66]
| |
Sneeuw.
Het valt in losse vlokken
en vlindert voor de ruit,
het danst en draait en dartelt
en lacht ons luidloos uit.
Het stoeit en stuift en stribbelt
verblindend en verblind,
zo licht als vogelveertjes
in 't woelen van de wind.
Het fladdert en het flappert,
het huppelt en het hinkt,
het draaft en dolt en duikelt,
het buitelt en het blinkt.
Als zilverwitte watjes
in vrolijk vrije vlucht,
gewaaierd en gewapperd
uit de fluwelen lucht.
| |
[pagina 67]
| |
Het lijkt een lustig feestje
dat heel den uchtend duurt,
of alle kindren juichend
de straat zijn opgestuurd.
En wat is moe gedwarreld,
dat schommelt loom omlaag
en legt om alle dingen
een dichte donzen kraag.
De uitgeschudde bomen,
eerst zwartig naakt en kaal,
verdwijnen achter waaiers
van zuivre zilverpraal.
Het dekt de hoge daken
en iedre vensterbank,
het vloert de lichte straten
met kleden, dik en blank.
Daar schuiven mensjes, wagens -
maar niemand, die hen hoort:
in weke witte watten
wordt elk geluid gesmoord.
En 't valt in losse vlokken,
en vlindert voor de ruit,
en vlakt de vale waereld
met witte vegen uit.
Uit: ‘De Gids’. Herman Lijsen. |
|