Lees en luister. Deel 9(1947)–H.J. Tromp– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] 12. Snoepwinkeltje. In de donkere straat Waar 't belletje gaat, Kletst 't deurtje al rinkelend open; Komen in 't kamertje klein Bij 't lampengeschijn De kleutertjes binnen geslopen. En 'n dappere vent, In zijn knuistje een cent, Stapt naar voor en blijft grinnekend zwijgen, Tot de koopvrouw geleerd Zijn fortuin inspecteert, En vertelt, wat hij daarvoor kan krijgen. 't Is een reep zwarte drop, Koek met suiker er op, Een kleurbal, een zuurbal, een wafel, Een zoethouten stok Of 'n kleurige brok; 't Ligt alles bijeen op de tafel. Als de kapitalist Zich wat dikwijls vergist, De koek en de suiker beduimelt. Scheldt de juffrouw verwoed, Dat ie 't kost'lijke goed Met z'n smerige vingers verkruimelt. [pagina 58] [p. 58] De kleuter, verbaasd, Dat de juffrouw zo raast, Smoest stiekum wat met z'n kornuiten; De keus wordt bepaald, De kleurbal betaald... Dan schooien zij slent'rend naar buiten. In de donkere straat, Waar het troepje nu gaat, Wordt hevig gewikt en gewogen; Dan zuigen z' om beurt, Tot de bal is verkleurd, En hun rijkdom-illusie vervlogen. Uit: Verzen. M.A. de Wijs - Mouton. De zee en het land. Ik houd van het wilde gewentel der zee; Zij danst met de kiel, en mijn hart dat danst mee: De kiel is met wakkere zeelui bemand - En 'k droom van haar glorie, de roem van mijn land. Ik houd van het dreunend gedaver der zee; De zee zingt van strijd en mijn hart dat zingt mee: Zij dondert haar loeiend hoera naar het strand - En 'k droom van haar glorie, de roem van mijn land. Mijn trots en mijn liefde behoren die twee; Ik kan ze niet scheiden, mijn land en de zee. Als moeder en kind zijn ze elkander verwant: De glorie der zee is de roem van mijn land. Uit: Frissche Wind. G.W. Lovendaal. Vorige Volgende