dwingen. Niets bevorderde dat meer dan de stationering van vele duizenden slecht bewapende blauwhelmen.
Militaire interventie zou immers inhouden dat tenminste vijftigduizend man NAVO-gevechtstroepen naar Bosnië gestuurd zouden moeten worden. Militaire interventie zou alleen maar leiden tot een vastlopen in een ondoorgrondelijk moeras terwijl een duidelijk politiek doel ontbrak. Om dat te verhinderen werden er tienduizenden VN-militairen (als iedereen zijn beloften was nagekomen waren het er meer dan vijftigduizend geweest) in Bosnië gelegerd, die zonder een duidelijk politiek doel langzamerhand in een uitzichtloos politiek moeras wegzakten.
Srebrenica betekende het eind van deze politiek. Nu is het Westen wel bereid om zestigduizend man gevechtstroepen naar Bosnië-Hercegovina te sturen. Als die bereidheid vier jaar geleden had bestaan, was dat waarschijnlijk genoeg geweest om de dood van een kwart miljoen mensen en het verjagen van twee miljoen anderen te voorkomen.
Nu moeten die troepen toezien op een vredesakkoord dat - voorzover ik dat nu kan beoordelen, zonder de kleine lettertjes te hebben gelezen - slechter en onrechtvaardiger is dan alle voorgaande vredesplannen, uitgezonderd het plan Owen-Stoltenberg dat neerkwam op feitelijke opdeling van Bosnië in drie ‘etnische zuivere’ deelstaten.
Het enige goede van het vredesakkoord is dat het een eind aan de oorlog maakt. Maar opgelost is er niets, noch in Bosnië-Hercegovina, noch in de rest van voormalig Joegoslavië. De constructie van een federale staat met twee streng gescheiden delen op ‘etnische’ basis is wankel en gedoemd geen stand te houden. Niet alleen worden hiermee de ‘etnische zuiveringen’ in Bosnië gelegitimeerd, dat gebeurt nu ook met die in de rest van voormalig Joegoslavië. De vlucht en verjaging van vrijwel alle Servische Kroaten uit Krajina is onomkeerbaar geworden, zodat de etnische nationalisten die in Kroatië aan de macht zijn hun weerzinwekkende zin krijgen.
Het vredesakkoord biedt echter niet eens het begin van een oplossing van het centrale probleem van voormalig Joegoslavië: dat Milošević en zijn partij hun machtspositie baseren op het ontzeggen van de rechten en voorrechten die zij opeisen voor de Serviërs buiten het eigenlijke Servië aan de minderheden