Verraad op de Balkan
(1996)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124]
| |
Dit is de opdracht die de ‘internationale gemeenschap’ zich in de afgelopen twee en een half jaar heeft gesteld. Na het laatste debâcle moet gezegd worden: ze is met vlag en wimpel geslaagd. De Contactgroep heeft de afwijzing van haar ultimatum door de Bosnische Serviërs geslikt en is er daarmee in gestikt. Het deprimerende is dat hieraan niets nieuw is. Aan geen van alle ultimata die met veel poeha vooraf aan de (Bosnische) Serviërs zijn gesteld, hebben deze gevolg gegeven. De eerst zo vastbesloten stellers haalden daarna berustend hun schouders op en zeiden ‘jammer’. Na een passende rustpauze begonnen zij dan aan een nieuw plan dat vervolgens werd uitgeroepen tot ‘de laatste kans op vrede’, waarna da capo al fine. Het ‘plan’ van de Contactgroep leed aan de constructiefout van alle tot nu toe van buitenaf ondernomen pogingen een eind aan de oorlog te maken: men is niet bereid werkelijke machtsmiddelen in te zetten om het aanvaard te krijgen. Ook nu weer niet: vóór de afloop van het ultimatum werd de Servische weigeraars opheffing van het wapenembargo tegen ex-Joegoslavië in het vooruitzicht gesteld. Maar daarna bleef het bij een voorstel (!) de economische sancties die allang geleden zijn afgekondigd ‘aan te scherpen’ - dat wil zeggen: een beetje toe te passen - op niet nader te noemen termijn. Naast deze fundamentele fout, die eigenlijk alle pogingen tot diplomatie zinloos en zelfs gevaarlijk maakt, zijn er twee andere blunders van formaat gemaakt. De eerste betreft de rol van Rusland. Aan het begin van dit jaar vatte in het Westen de mening post dat Russische deelname aan de Joegoslavische diplomatie een sleutel tot de oplossing kon zijn. Rusland was daarvan zelf al helemaal overtuigd en verklaarde dat ook luidkeels. Zoals de Amerikanen invloed uitoefenen op de regering van Bosnië-Hercegovina, zo zou Moskou dat kunnen doen op de Serviërs waarmee het door historische banden, het orthodoxe geloof enzovoorts, al zolang verbonden is. Dit is zowel historisch als machtspolitiek een misvatting, die de Russische regering overigens ook zichzelf moet aanrekenen. De machtsbalans tussen Servië en Rusland ligt precies andersom. Rusland heeft geen enkel middel om de Serviërs tot inschikkelijkheid te dwingen. Dat is vorige week definitief, maar niet voor het eerst, gedemonstreerd. Juist door te appelleren aan pan-slavistische mythen en een dubieuze historische lotsver- | |
[pagina 125]
| |
bondenheid kan Belgrado de Russische regering onder druk zetten om niet mee te doen aan maatregelen van de Verenigde Naties, of om deze te verzachten en te frustreren. En dat gebeurt. Zolang de Russische regering meent dat ze haar inheemse nationaal-socialisten moet apaiseren met ‘begrip’ voor de Servische bloedbroeders, brengt haar betrokkenheid vrede niet dichterbij. Het is onbegrijpelijk dat dit in de Westerse kanselarijen niet van te voren is gezien. Met een variant op Orwell: men moet wel een getraind diplomaat zijn om klaarblijkelijke machtsverhoudingen zó over het hoofd te zien. De tweede blunder heeft een meer permanent karakter. Deze betreft de zogenaamde ‘kloof’ tussen het regime in Belgrado en de Bosnische Serviërs. Milošević zou de Bosnisch-Servische roverhoofdmannen Karadžić en Mladić niet meer onder controle hebben. Aan hem ligt het niet dat het plan van de Contactgroep niet is aanvaard. (Hij sprak zich er overigens pas voor uit nadat het door zijn Bosnische bondgenoten al twee keer was afgewezen.) Dit beeld past in de officile Westerse versie van de gebeurtenissen op de Balkan, volgens welke het in Bosnië om een burgeroorlog gaat. Dat is niet zo. De zeventig procent van het Bosnische grondgebied die de Bosnische Serviërs nu in handen hebben, zijn twee jaar geleden grotendeels bezet door het toen nog bestaande Joegoslavische Federale Leger. Het zogenaamde Bosnisch-Servische leger bestaat voor het overgrote deel uit soldaten en officieren van datzelfde leger in andere uniformen. Het zou geen uur kunnen opereren als het niet dag in dag uit werd bevoorraad vanuit Klein-Joegoslavië, met brandstof, munitie, transportmiddelen, wapens en voedsel. Bij de aanvallen op Goražde, vorige maand, waren reguliere eenheden van het Klein-Joegoslavische leger betrokken. Dat was niet de eerste keer. In het zojuist in de New York Times verschenen, door getuigen van beide kanten bevestigde verslag over een Bosnisch-Servisch concentratiekamp staat dat dit kamp werd ingericht op last van officieren van het Klein-Joegoslavische leger en dat de politiek van ‘etnische zuivering’ rechtstreeks vanuit Belgrado is (en wordt) geleid. Als Milošević werkelijk zijn Bosnisch-Servische bondgenoten tot instemming met het plan van de Contactgroep had willen bewegen, dan had hij alleen maar de grenzen met Servisch Bosnië | |
[pagina 126]
| |
hoeven te sluiten en onder toezicht van de VN te plaatsen. De sleutel tot beëindiging van de oorlog ligt niet in Pale, maar in Belgrado.
3 augustus 1994 |
|