Verraad op de Balkan
(1996)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
een confederatie met Kroatië aan zal gaan. De Bosnische Serviërs doen daaraan ‘vooralsnog’ niet mee, maar allerwegen wordt de indruk gewekt dat zij uiteindelijk toch geen kant uit kunnen, nu de Verenigde Staten en Rusland hun gewicht in de schaal hebben gegooid om een ‘politieke oplossing’ te bereiken. Er wordt niet meer zo erg gevochten, maar wel in alle ernst onderhandeld en zolang dat het geval is, gaat het de goede kant op. Dat is de indruk die opstijgt uit hoofdsteden, hoofdkwartieren en hoofdredactionele commentaren. Dit optimisme is lucht. Het miskent dat in het door de Serviërs bezette deel van Bosnië de ‘etnische zuiveringen’ ongestoord doorgaan evenals het geweld tegen de Moslim-enclaves. Het miskent dat het zwijgen van het geschut rond Sarajevo een adempauze is, niet het einde van de oorlog. Het optimisme dat nu rondwaart miskent bovenal dat de tijd niet in het voordeel van een vrede werkt. Het eerste wat voor ogen moet worden gehouden is dat een regeling van de Bosnische kwestie niet mogelijk is zonder garanties van buitenaf. Het is al twee jaar bekend waar deze garantie op neer komt: op een internationale vredesmacht van vijftigduizend man die voor lange tijd (maar in ieder geval de eerste jaren) moet toezien op een loyale uitvoering van zo'n regeling. Vijftigduizend man: dat is ook steeds het getal geweest dat genoemd werd als minimaal noodzakelijk om desnoods de vrede in Bosnië af te dwingen. Dat getal deed steeds weer dienst om de gedachte aan zo'n interventie als ‘niet realistisch’ van de hand te wijzen. De paradox van de anti-interventionisten is echter nog altijd dat het alternatief voor militaire interventie een militaire aanwezigheid van precies dezelfde omvang vereist. Zolang het niet vast staat dat die vijftigduizend man er zullen zijn als de akkoorden worden afgesloten, zullen de handtekeningen daaronder met water geschreven blijven. In de tweede plaats houdt een regeling van de Bosnische kwestie geen stand als deze niet onderdeel uitmaakt van een algeheel akkoord voor voormalig Joegoslavië. Het gaat dan in wezen om de erkenning van de rechten van minderheden, en wel in het bijzonder die van Albanezen in Kosovo en die van Serviërs in Kroatië. Het kernprobleem van het Joegoslavische conflict is nog steeds dat Servië rechten opeist voor Servische minderheden | |
[pagina 114]
| |
buiten Servië die het andere minderheden binnen Servië op brute wijze ontzegt. Tenslotte is er Macedonië, een andere voormalige deelrepubliek van Joegoslavië, ditmaal niet door Servië tot ‘kwestie’ geproclameerd, maar door NAVO-bondgenoot en EU-lidstaat Griekenland. Macedonië geniet het voordeel dat zelfs de meest fantasierijke volkstellingen deze ministaat niet meer dan twee procent ingezetenen geven die als Serviërs kunnen worden aangemerkt. Anders dan in Bosnië-Hercegovina vóór het uitbreken van de oorlog, zijn hier bovendien een kleine duizend man VN-troepen gestationeerd, waaronder enkele honderden Amerikaanse soldaten. Dit heeft naar ieders mening grote ongelukken tot nu toe voorkomen. Maar Macedonië kampt met etnisch-politieke tegenstellingen die rechtstreeks het gevolg zijn van de oorlog in Bosnië en de onderdrukking van de Albanezen in Kosovo. Als hier gewapende strijd uitbreekt, is het vrijwel zeker dat Bulgarije, Albanië, Servië en Griekenland zich daarmee zullen bemoeien, waarna Turkije onvermijdelijk volgt. In deze situatie is Griekenland op 16 februari een economische boycot tegen Macedonië begonnen, die neer komt op het afschieten van brandende lucifers naar een plas benzine. Het is een actie die nergens door gerechtvaardigd wordt Zeker niet door het Griekse argument dat het land zich door het kleine en militair onbetekenende Macedonië bedreigd voelt. De Griekse regering nam deze stap zonder enig voorafgaand overleg op het moment dat Griekenland voor zes maanden het voorzitterschap van de Europese Unie uitoefent. Alle geuite boosheid ten spijt reageerde de Europese Unie zeer merkwaardig. Na een eerste aankondiging dat Griekenland voor het Europese Hof van Justitie zou worden gedaagd, zond men Europees Commissaris Van den Broek erop uit ter bemiddeling. Meer dan vier weken later heeft dat niets opgeleverd en kiest de Europese Unie alsnog voor de mogelijkheid van gerechtelijke stappen, maar dan zulke dat het maanden kan duren eer het Hof tot een uitspraak komt. In de tussentijd kan Griekenland gewoon doorgaan met het economisch verstikken van zijn buurland. Van de Europese Unie is dit politiek onverantwoordelijk. Het falen van de Europese Gemeenschap in de Joegoslavische kwestie was al erg genoeg. Maar als excuus daarvoor kan tenminste | |
[pagina 115]
| |
worden aangevoerd dat het allemaal nieuw en vreemd was, waarmee men toen geconfronteerd werd. Dat excuus is er ditmaal niet. Griekenland handelt willens en wetens in strijd met de letter en de geest van het Unie-verdrag. De lidstaten van de Unie hebben nu de wurger van Macedonië vrij baan gegeven en de kans op oorlog aanzienlijk vergroot.
30 maart 1994 |
|