Na deze verkiezingen heeft de PvdA er geen tien zetels bij, maar zal zij in triomf verkeren als er niet meer dan tien zetels verloren zijn gegaan. Er is dus niet al te veel politiek vernuft voor nodig om tot de slotsom te komen dat het einde van Ter Beeks carrière als bewindsman van defensie zo goed als zeker is.
Met zijn rede Balans en perspectief. Het defensiebeleid in het recente verleden en de nabije toekomst heeft de minister dit zekere voor het onzekere genomen en zijn ministerschap alvast afgerond met een klinkend verhaal, waarin het eigen beleid wordt voorgesteld als een geslaagde invulling van het eigen gelijk. De keuzen die drie jaar geleden in de Defensienota werden gemaakt, zijn de juiste gebleken en de daarop gebaseerde herstructurering van de krijgsmacht verloopt succesvol, aldus Ter Beek. Als voornaamste resterend probleem ziet hij dat het vredesdividend nu op is. Sinds 1989 is de defensiebegroting met twintig procent gedaald en verder kan er niet bezuinigd worden, stelt hij zonder een slag om de arm te houden. In zijn rede maakte hij er geen gewag van, maar met dit standpunt wijst hij het verkiezingsprogram van zijn eigen partij stilzwijgend maar categorisch af, waar dit in de komende vier jaar nog eens negenhonderd miljoen gulden op defensie wil korten. Het is een ander teken dat Ter Beek niet denkt terug te keren op dit departement. (Tenzij de PvdA bij een eventueel regeerakkoord kiezersbedrog pleegt door de beloofde bezuinigen te schrappen.)
Bij de successtory die de bewindsman ter afsluiting van zijn ministerschap voorlas, maak ik drie kanttekeningen.
Ter Beek stelt de herstructurering van de Nederlandse krijgsmacht in het teken van internationalisering en europeanisering. Instemmend citeert hij zichzelf, twee jaar eerder: de Nederlandse krijgsmacht zal nooit meer zelfstandig en op z'n eentje in actie komen. Hij schijnt dit als een verrassende nieuwigheid te beschouwen, maar in feite is het aantal keren dat het koninkrijk Nederland, en zijn voorganger de Republiek, helemaal alleen oorlog voerde, op de vingers van één hand te tellen.
De consequentie van dit inzicht is dat er op alle mogelijke manieren moet worden samengewerkt en geïntegreerd. De landmacht gaat zo in hoofdzaak op in een gezamenlijk Duits-Nederlands legerkorps. Toch is er iets vreemds aan de uitkomst van dit beleid. De krijgsmacht is straks meer dan gehalveerd in mankracht, van honderdzestigduizend naar zeventigduizend. Er is