De Wijk, hoofd conceptuele planning van het Ministerie van Defensie, omdat een etnische groep die voor het eigen overleven vecht, bereid is daarvoor bijna elke prijs te betalen. Daarom raadt hij militaire interventie in zulke conflicten af; de internationale gemeenschap moet zich dan beperken tot humanitaire hulp en het aanbieden van goede diensten. Aan de andere kant is voorkomen beter dan genezen: in de periode vóór zulke etnische conflicten uitbreken, zou veel meer en veel beter ‘preventieve diplomatie’ moeten worden gebruikt.
Het verhaal van De Wijk is minder consistent dan het lijkt. Natuurlijk, preventieve maatregelen zijn verre te verkiezen boven een misschien wel riskante militaire interventie. ‘Preventieve diplomatie’ vereist echter dat in een vroeg stadium de dreiging van een gewelddadig etnisch conflict niet alleen ondubbelzinnig wordt vastgesteld, maar dat de internationale gemeenschap dan ook onmiddellijk stappen onderneemt om dit te voorkomen. Eerder in zijn verhaal wijst De Wijk echter terecht op een kenmerkend defect van internationale organisaties als de Verenigde Naties: het onvermogen om op conflicten te anticiperen en snel in actie te komen. Dat defect doet zich voelen bij interventies ten dienste van peace keeping. Maar treedt het niet evenzeer op bij ‘preventieve diplomatie’? De uiterst lamlendige stappen die tot nu toe zijn ondernomen om uitbreiding van de oorlog naar Macedonië en Kosovo te voorkomen, demonstreren dat ‘preventieve diplomatie’ allerminst een succesvol alternatief is voor militaire interventie in een later stadium.
Een tweede kanttekening betreft de aanbeveling om het bij etnische conflicten maar te laten bij ‘humanitaire interventie’. Als er namelijk één ding duidelijk is geworden in de huidige oorlog, dan is het dat uitgerekend bij een conflict van dit type humanitaire hulp niet mogelijk is. Een dergelijk conflict gaat immers niet tussen de combattanten van de twee of drie betrokken partijen in een strijd waarvan de burgerbevolking ongewild maar onvermijdelijk ook het slachtoffer wordt. Nee: de verjaging of fysieke liquidatie van die burgerbevolking is het eerste oorlogsdoel. In zo'n situatie is neutrale, humanitaire hulp onmogelijk. Wie de burgerbevolking helpt, doet aan de oorlog mee en kiest partij.
De alternatieven die De Wijk aanvoert voor peace enforcing door de Verenigde Naties zijn dus beide weinig overtuigend. Maar dat is een schrale troost als zijn centrale argument juist zou zijn,