plattegrond van Dubrovnik af als de International Herald Tribune. Daarop komt geen Jezuïetenklooster voor, maar toch is kritiekloos de tekst vertaald, waarin van dit gebouw melding werd gemaakt. Dat Connie Palmen in haar roman De Wetten een Jezuïet verzint die de tonsuur heeft ondergaan is één; treurig is echter dat bij de redactie van een voormalige katholieke krant niemand meer zit die weet dat Jezuïeten geen kloosterorde vormen en dus ook geen kloosters hebben (of tonsuur dragen).
Zulke details speelden in Maastricht evenmin een rol als de zaak zelf: de Joegoslavische oorlog was er van de agenda geschrapt. De beraadslagingen over het Europa van de Twaalf mochten niet bedorven worden. Over Joegoslavië wordt elders en later nog wel door de EG-staten gesproken. Het is begrijpelijk, maar ook symptomatisch. Terwijl het ene deel van Europa regelingen treft om nog welvarender te worden, stort de rest van Europa economisch en politiek in elkaar, met de oorlog in Joegoslavië als voorlopig dieptepunt.
De EG heeft er niet veel aan gedaan. Ze heeft er ook niet veel aan kunnen doen. Dat bewijst wel het echec van de Verenigde Naties, die het er in Joegoslavië niet beter vanaf brengen. Volgens de gebruikelijke regels is het zenden van VN-troepen om de vrede te handhaven pas mogelijk als er vrede is. Althans, wanneer er niet meer wordt geschoten. Dit geeft de Serviërs en het Joegoslavische Federale Leger het argument keer op keer het vuur te heropenen. Zolang ze dat doen, kunnen ze doorgaan. Het komt er dus op neer dat de VN en de EG pas wat aan de oorlog in Joegoslavië kunnen doen als het niet meer nodig is.
Volkenrechtelijk zijn er echter wel degelijk mogelijkheden om aan de nihilistische agressie van Serviërs en federalen paal en perk te stellen. Bijvoorbeeld de inzet van militaire eenheden, niet om vrede te handhaven, maar om vrede af te dwingen. De VN heeft dat in de jaren zestig in het voormalige Belgisch Kongo gedaan. De politieke wil daartoe ontbreekt echter, onder andere omdat de militaire uitvoering van zo'n taak in Joegoslavië buitengewoon moeilijk is. Tenminste, als men denkt in termen van het zenden van tienduizenden soldaten naar een vreemd land waar ze op vreemd terrein zouden moeten opereren.
Op het bureau van premier Lubbers (als dienstdoend ‘president’ van de Europese Gemeenschap) ligt sinds vorige week een rapport van EG-waarnemers in Joegoslavië, dat een andere weg wijst. Zij