Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen
(1997)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermdDe politiek en W.F. Hermans IVEr zijn liefhebbers die onder hun waterverfje parmantig schrijven: elke gelijkenis met Monet is volstrekt toevallig. Een variant hierop treft men deze week aan in De Groene Amsterdammer. Het gemeenteraadslid Annemarie Grewel (PvdA) vult daar een complete kolom met geraas en getier over een ‘moknavel’ die een zeker ‘haatobjectje’ een ‘Nieuwe Regent’ heeft genoemd. Tot slot volgt de mededeling dat zij elke gelijkenis van ‘moknavel’ met bestaande personen als Bart Tromp ontkent. Tegenspreken zal ik haar niet. Zo eindigt deze voorstandster van de culturele boycot: als diakenvrouwtje in Staphorst aan de Amstel. Haar collega-raadslid Jan van Dijk (PvdA) nam wel de moeite die boycot te verdedigen tegen de kritiek, terzijde gestaan door een medewerker van de Tweede-Kamerfractie van de Partij van de Arbeid, B.J. van den Boomen (Het Parool, 29 oktober 1986). Het principe van de boycot werd door hem niet verdedigd, wel de uitvoering ervan. Volgens Van Dijk houdt het beleid van de gemeente in dat zij niet ‘actief meewerkt aan de promotie van een persoon (in dit geval een schrijver) die ten aanzien van een wezenlijk vraagstuk de verkeerde keuzes maakt’. Die wezenlijke vraagstukken zijn volgens hem: democratie of dictatuur, antisemitisme of apartheid-racisme. Het woord ‘gemeente’ kan blijven staan, maar hier wordt het raadslid van Amsterdam ouderling van Staphorst aan de Amstel. De gemeenteraad is krachtens grondwet en gemeentewet gekozen om de huishouding van een gemeente te bestieren. Gekozen wordt hij niet om uit te maken wat ‘juiste opvattingen’ zijn en om op grond daarvan te discrimineren. De publieke vrijheid van meningsuiting wordt in Nederland alleen beperkt door het recht. In een vrijwillige organisatie als een kerkgenootschap ligt dat anders: daar kan iemand ‘ten aanzien van een wezenlijk vraagstuk’ (heeft de slang gesproken?) de verkeerde keuze maken en dat weten ook. Dat een gemeentelijke boycot die uitloopt op het willen sluiten van een fototentoonstelling van W.F. Hermans, niet helemaal lijkt te deugen, is niettemin tot de ouderlingen doorgedrongen. Ouderling Van der Ven (PvdA)Ga naar eind73 heeft geprobeerd uit het probleem te komen door het onderscheid tussen ‘uitvoerende’ en ‘scheppende’ kunstenaars hier van wezenlijk belang | |
[pagina 188]
| |
te verklaren. De eersten zouden om mij niet bekende redenen wel door de gemeente geboycot moeten worden als ze op die ‘zwarte lijst’ staan, de tweeden niet. Deze vrijzinnigheid, zo lees ik, ging de rest van de PvdA-gemeenteraadsfractie te ver. In plaats van de vondst van Van der Ven over te nemen, komt Van Dijk met een ander onderscheid van doorslaggevend geacht belang: dat tussen actief en passief optreden van de gemeente inzake personen, die bij wezenlijke vraagstukken de verkeerde keuze hebben gemaakt. Ook in de notitie die het College van Burgemeester en Wethouders inmiddels aan de nog veel grotere notitie ‘Amsterdam en het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime’ heeft toegevoegd, staat dit onderscheid met zoveel woorden centraal. Volgens de socialistische cultuurpolitici bestaat er een geweldig verschil tussen de aanwezigheid van boeken van Hermans in de gemeentelijke bibliotheek en de aanwezigheid van foto's van Hermans in een gemeentelijk museum. In het ene geval is er sprake van passief gemeentebestuurlijk optreden, in het andere geval van actief, van ‘promotie’, van het geven van ‘huldeblijken’. Dit verschil lijkt van een scholastieke subtiliteit en het is grote onzin. In het geval van een bibliotheek beslist een bibliotheekcommissie welke boeken worden aangekocht en ter beschikking gesteld van de lezers en welke boeken niet. In het geval van een museum beslist de museumleiding aan welke kunstenaars een tentoonstelling wordt gewijd en aan welke niet. Er is geen enkel principieel verschil. Wie tentoonstellingen verbiedt, kan net zo goed boeken uit bibliotheken laten verwijderen. Op dit verschil is het hele verhaal van Burgemeester en Wethouders gebaseerd: het deugt niet. De PvdA (in Amsterdam), schrijven Van Dijk en Van den Boomen verder (en gelukkig kennelijk ook het college van b en w), kan en wil echter niet voorbijgaan aan Hermans' bezoek aan Zuid-Afrika en zijn verdediging daarvan. Waarom niet?, vragen normale burgers zich af. Waarom zouden de Partij van de Arbeid en b en w van Amsterdam zich met het reizen en trekken en de ideeën van een schrijver moeten bezighouden? Hebben ze niks beters te doen? Wat een verschrikkelijke aanmatiging spreekt uit deze passage! Nog kwalijker wordt het echter wanneer Van Dijk en Van den Boomen ten slotte Hermans nog even zelf apart nemen. Deze schrijver, merken zij op, doet allerlei uitspraken waarmee hij kennelijk zijn publiek tot discussie wil prikkelen. ‘Wie kaatst, moet echter de bal verwachten en moet niet gaan klagen als er ook wat wordt teruggezegd.’ Een discussie, heren Van Dijk en Van den Boomen, bestaat eruit dat de een wat zegt en dat de ander wat terugzegt. Een discussie be- | |
[pagina 189]
| |
staat er niet uit dat een schrijver wat zegt (of een reis maakt) en dat politici dan zijn tentoonstelling sluiten en hun machtsmiddelen in actie brengen. |
|