getoond. Dat benul had verschillende vormen kunnen aannemen. Men had de nota de nota kunnen laten, het zoveelste staaltje van ‘expressivisme’ in de gemeentepolitiek, na het zich met veel bombast tot ‘kernwapenvrije gemeente’ proclameren. Men had daarnaast in dit geval de houding kunnen aannemen van De Gaulle, die zijn gedienstigen verbood Sartre op te pakken: ‘Een Voltaire arresteert men niet.’ Willem Frederik Hermans is de grootste levende schrijver van Nederland. Het laatste waar behoefte aan bestaat, is aan een gemeenteraadsbeoordeling van zijn reisgedrag.
Het had meer voor de hand gelegen dat b en w op hun buitenlands-politieke voornemens waren teruggekomen toen ze met de logische gevolgen ervan werden geconfronteerd. Een ‘culturele boycot’ is, voor wie erover nadenkt, nooit te rechtvaardigen zolang in de te boycotten staat de cultuur niet helemaal een aangelegenheid van het regime is. Nog afgezien hiervan is deze boycot door de Verenigde Naties op een kennelijk uiterst labbekakkerige en willekeurige wijze georganiseerd en geadministreerd: zonder vorm van proces, zonder daar zelfs van op de hoogte te worden gesteld, komt men op een ‘zwarte lijst’ terecht - of niet.
Als het om onwelgevallige regeringsmaatregelen gaat, weet het stadsbestuur vaak niet hoe flink het zich daartegen moet opstellen, maar in dit geval heeft het zich een nieuwe rol aangemeten: de getrouwe schrijftafelmoordenaar die zijn orders uitvoert.
Inmiddels is de ketellappersymfonie, die de onvermijdelijke begeleiding vormt van zo'n affaire in Amsterdam, alweer ingezet. ‘Als Hermans zich pesterig gedraagt, mag je hem best terugpesten,’ deelt de PvdA-cultuurspecialist in de Tweede Kamer, Frits Niessen, mee. Ik weet niet waar en hoe en tegen wie Hermans zich ‘pesterig’ gedragen heeft. Ik weet gelukkig wel dat de overheid nooit hoort te ‘pesten’ of ‘terug te pesten’, niet op kunstgebied, nergens; het is treurig dat een volksvertegenwoordiger daar zo lichtzinnig aan voorbij gaat.
Schrijver Harry Mulisch vindt Hermans geen erg goed fotograaf en schaart zich ook daarom achter ‘het officiële beleid van de gemeente tegenover iemand die de apartheid steunt’. In deze frase komt precies naar voren wat het gemeentebestuur niet ronduit durft te zeggen: de stadsoverheid moet maar voor de burgers uitmaken met welke artistieke en politieke opvattingen de stadsburgers in aanraking mogen komen. De geestdrift van Mulisch voor zo'n beleid is niet verwonderlijk voor iemand die de totalitaire dictatuur van Castro bejubelt.
Een zogenaamde ‘culturele boycot’, oorspronkelijk ondersteund met de beste bedoelingen, blijkt zo uit te lopen op een situatie waarin