Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen
(1997)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermdTe veel touwZichtbare steden, het romandebuut van Douwe Fokkema,Ga naar eind64 wekt op een andere manier dan Man van zijn eeuw een merkwaardige indruk van het universitaire bedrijf. De hoofdpersoon, Wessel Wesselius is, net als de auteur (maar het betreft hier dan ook een bewust auctoriële roman) hoogleraar in de literatuur aan een Nederlandse universiteit. Zijn bezigheden beslaan in Zichtbare steden hoofdzakelijk reizen en trekken. Van Boedapest voor de jaarlijkse conferentie van de ‘Europese Academie’ naar Lissabon voor een universitaire uitwisseling, vervolgens een verblijf in Montegrotto bij Triëst, zogenaamd voor vakantie, maar in werkelijkheid om er de lezingen voor de volgende conferenties te schrijven. Dan een week in Nederland (‘Ik zal het nu niet hebben over het werk dat bij zo'n kort verblijf op de thuisbasis verzet moet worden.’), waarna het vertrek volgt, via Rio de Janeiro, naar de Universidade Federal do Rio Grande do Sul in Porto Alegre, voor een colloquium over problemen van identiteit en culturele verscheidenheid in verband met de vijfhonderdste verjaardag van de ontdekking van Amerika. Door naar Montevideo, waar Wesselius aan de universiteit een lezing over ‘concepten van het postmodernisme’ moet houden, en Buenos Aires (‘postmodernisme en culturele identiteit’). Het boek kan gelezen worden als een persiflage op het tegenwoordig zo geliefde reisverhaal. Dit echter is kennelijk niet het oogmerk van de auteur. De reis (onvermijdelijk valt ergens het woord ‘queeste’) is vooral een reis door de (post)moderne literatuur, waarbij Fokkema leent, imiteert, persifleert, arrangeert en wel op drie verschillende niveaus: dat van de literatuur, dat van de samenleving en dat van de verhouding tussen de geslachten. De problemen van fictionaliteit passeren in allerlei vormen de revue, tot zelfs het opperen van de mogelijkheid dat Ziny, de vrouw die hij langs deze congressen volgt en liefheeft, niets anders is dan een schepping van Wessel Wesselius zelf. | |
[pagina 168]
| |
De humor in dit boek is meestal ongewild, behalve daar waar Fokkema een Friese collega van Wesselius opvoert die zich in de vreemde ‘Rousseau’ noemt, ‘omdat Friese namen vaak wat merkwaardig worden gevonden in het buitenland’. Vijftien jaar geleden, toen Fokkema en ik grote belangstelling voor de Chinese politiek deelden, heb ik over dat onderwerp met hem een boek samengesteld. Hij stond er toen op om op omslag en titelpagina met de initialen van zijn voornamen te worden aangeduid. Deze opstelling heeft hij achter zich gelaten, maar pas nu realiseer ik mij dat ‘Fokkema’ niet een achternaam is die op internationale, en dus Engelstalige congressen, een achteloze onopvallendheid met zich mee brengt. Het voornaamste hoofdstuk dat niet een wetenschappelijk congres in een verre stad tot context heeft, is het zevende. Dit speelt zich af in ‘Corral Fantasma’, waar Wessel met zijn vriendin Ziny een bezoek brengt aan de ‘Villa Regina’. Hier zetelt Ziny's vriendin Florrie Bailey. Zij verzorgt assertiviteitscursussen voor vrouwen, onder de naam Wanda von Dunayev. In dit hoofdstuk verandert Wesselius de ik-vorm van zijn dagboek in de derde persoon enkelvoud, wat een nieuwe ik de mogelijkheid geeft zich te manifesteren als de redacteur en commentator van dit dagboek. In de eerste functie heeft hij, zo wordt de lezer medegedeeld, zich niet alleen ingrepen veroorloofd, maar ook forse revisies, omdat de oorspronkelijke tekst ‘zonder meer pornografisch’ was, en aangezien ‘pornografie nauwelijks een literaire traditie heeft’ is dat een reden tot schrappen. Dit karwei is goed geklaard: de tekst die overblijft, heeft noch iets pornografisch noch anderszins een opwindend karakter. Als commentator tekent de nieuwe ik op dat Wessel hier slachtoffer van de logica van zijn verhaal is geworden. ‘Zijn speurtocht naar het onbekende... voert onvermijdelijk tot de erotische aberraties die in zijn dagboek breed zijn uitgemeten.’ Sinds leven en dood van de heer Michel Foucault zo uitvoerig zijn beschreven, is dit motief al bijna een cliché. ‘Erotische aberraties’, in dit geval sadomasochisme, doen nu, als zo vaak, dienst als instrument om uitersten te zoeken en te ondervinden. Zo wordt het hier ook expliciet uitgelegd. Wesselius is op zoek naar ‘het mogelijk wetmatige in de aantrekkingskracht tussen man en vrouw’. Dat was ook de drijfkracht achter zijn eerdere erotische experimenten met Ziny - in Rio de Janeiro moet zij hem, na het gezamenlijk zien van Basic Instinct, vastbinden aan de bedspijlen alvorens zich op hem neer te laten. Dit ook bracht hem naar de Villa Regina, waar hij zich bij contract met Wanda verplicht ‘ongekende en niet nader genoemde ervaringen te ondergaan’, en daarbij ‘zijn vrijheid van handelen en alle overige rechten’ te verliezen. | |
[pagina 169]
| |
De naam Wanda von Dunayev, en het slavernijcontract, zijn natuurlijk afkomstig uit ‘het ook door Joyce zo bewonderde Venus in bont’. Ik moet echter mistroostig constateren dat dit literaire voorbeeld door Fokkema op nogal stuntelige manier is gevolgd. Als ik de belevenissen van Wesselius in de Villa Regina, en meer in het algemeen zijn sadomasochistische obsessie, in drie woorden zou moeten karakteriseren, dan zou ik zeggen: te veel touw. |
|