Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen
(1997)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermdConvergentie en kapitalisme IIIMijn kleine grafrede bleef niet onbeantwoord. Tinbergen reageerde in Het Parool van 2 december 1989. Met karakteristieke bescheidenheid ontkende hij dat hij de meest uitgewerkte versie van de convergentietheorie voor zijn rekening zou hebben genomen. Deze staat zijns inziens op naam van zijn promovendus Hans van den Doel. In diens dissertatie Konvergentie en evolutie,Ga naar eind60 zo schreef Tinbergen, maakt Van den Doel onderscheid tussen enerzijds de overheidssector, en anderzijds twee soorten bedrijfssec- | |
[pagina 157]
| |
toren, de eerste met afnemende meeropbrengsten, de tweede met toenemende meeropbrengsten. Vergelijking van deze drie sectoren in de landen van Oost en West brengt Van den Doel tot de slotsom van een ‘gedeeltelijke convergentie, een beweging naar elkaar toe, zonder te leiden tot een identieke sociale orde’. Mijn argument dat de convergentietheorie de politiek verwaarloost, omdat deze uitgaat van het streven door politieke machthebbers naar een ‘optimale economische orde’ voor de bevolking, wordt door Tinbergen vervolgens beantwoord met de opmerking dat ‘de bevolkingen van een aantal Oost-Europese landen de belangrijkheid ervan in het laatste jaar aanzienlijk hebben verminderd’. Dan scherpt hij het verschil tussen communistisch ‘plansocialisme’ en een meer indicatieve vorm van economische overheidsplanning aan. Bij de laatste is het onderscheid tussen bedrijfssectoren met afnemende en met toenemende meeropbrengst van belang. De laatste - bijvoorbeeld spoorwegen en elektriciteitscentrales - zijn ook in niet-socialistische economieën vaak al overheidsbedrijven. De eerste sector is daarentegen bij uitstek geschikt voor regulering via het marktprincipe. De optimale economische orde bestaat er nu uit dat de best mogelijke combinatie van (overheids)plan en markt totstandkomt. Zo'n gemengde orde heeft volgens Tinbergen geen recht op de titel ‘kapitalisme’. Het echte, oorspronkelijke kapitalisme, schrijft hij, bestond rond 1850, in Engeland en enkele andere landen, toen Marx erover schreef. (Zoals het echte communisme omstreeks 1920 in de Sovjet-Unie bestond.) Dat kapitalisme is sindsdien getransformeerd in een gemengde orde, en daarom kan ook ‘de maatschappelijke orde van de Verenigde Staten niet juist beschreven worden door de term “kapitalisme”.’ De conclusie van Tinbergen uit zijn repliek aan mijn adres: ‘Met die wereldvreemdheid van de convergentietheorie, met name in de versie van Van den Doel, valt het nogal mee.’ |
|