Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen
(1997)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermdA.J.P. Taylor en het realisme IITwee jaar na de verschijning van The Struggle for Mastery in Europe hield Taylor in Oxford de Ford-lezingen over Engelse geschiedenis. Hij werkte ze uit tot een boek dat in 1957 verscheen onder de titel The Trouble Makers. Dissent over Foreign Policy 1792-1939.Ga naar eind47 In het voorwoord noemt hij het: ‘My wisest and most original work’. Het is | |
[pagina 135]
| |
een - als altijd - prachtig geschreven overzicht van degenen die zich in deze periode hebben gekeerd tegen de realistische buitenlandse politiek van Groot-Brittannië: Thomas Paine en William Cobbett; Richard Cobden, de kampioen van vrijhandel als instrument om staat en buitenlandse politiek overbodig te maken; Gladstone, de enige dissenter die als minister-president de kans kreeg zijn moralistische kritiek op Realpolitik feitelijk gestalte te geven; E.D. Morell en zijn Union of Democratic Control (namelijk van buitenlandse politiek); het pacifisme van Ramsay MacDonald - om alleen de belangrijkste te noemen. Al deze critici stemden overeen in hun verwerpen van het machtsevenwicht als doel van de Britse buitenlandse politiek. Allen deden dit vanuit een nog principiëler afwijzing van de uitgangspunten van het realisme. (De Britse politiek van machtsevenwicht in Europa kon ook op andere gronden worden gekritiseerd. Al tijdens het Congres van Wenen, in 1815, schamperde de Russische tsaar erover: het machtsevenwicht op het continent, dat de Britten met zo weinig flegma voorstaan, gaat voor hen wel gepaard met de vanzelfsprekendheid van de suprematie van de Royal Navy op de wereldzeeën.) In The Troublemakers worden al deze dissenters met liefde beschreven. Maar hoe brengt Taylor dat in overeenstemming met het dogmatische realisme van The Struggle for Mastery in Europe? Op bladzijde twaalf schrijft hij dat The Troublemakers gezien moet worden als een gebaar van berouw voor het feit dat hij een omvangrijk boek had geschreven ‘van wat ik durf te noemen respectable diplomatieke geschiedenis’. Daarna neemt hij op allerlei manieren afstand van de uitgangspunten van ‘respectabele diplomatieke geschiedenis’. De ‘realistische’ diplomaten en staatslieden hebben er vaak naast gezeten en de dissenters hadden vaak gelijk. Hij citeert Macaulay, die schreef dat Conservatisme eruit bestaat de Liberale verworvenheden van een vorige generatie te verdedigen. Maar zoals wel vaker is Taylor hier eerder meeslepend dan overtuigend. ‘I am certainly not going to waste my time arguing that the Dissenters were right and conventional foreign policy was wrong,’ meldt hij op bladzijde zeventien. Dat is precies wat hij daarna doet, zij het niet rechtstreeks. De buitenlandse politiek van Groot-Brittannië, zo stelt hij, volgde op ruime afstand in tijd de recepten van de radicale critici. De appeasement met Duitsland die de radicalen vóór 1914 hadden bepleit, werd in de jaren dertig door Chamberlain nagestreefd met ijver, een betere zaak waard. In 1950 ondersteunden de Conservatieven deelname aan de Koreaanse oorlog, en handhaafden zo de doctrine van collectieve veiligheid die hun regering in 1935, bij de Italiaanse overval op Ethiopië, had verzaakt. Zelf kreeg hij in juli | |
[pagina 136]
| |
1950 moeilijkheden bij de BBC, omdat hij voor de radio wilde zeggen: ‘Appeasement is the noblest word in the diplomatic vocabulary’. Enzovoort. Maar ten slotte wijst hij weer op de innerlijke tegenstrijdigheden van de radicale positie. Die werd gekenmerkt door een grenzeloos vertrouwen in Engelands macht de wereld te verbeteren, welke echter gepaard ging met verachting voor degenen die die macht uitoefenden. De dissenters preekten gelijktijdig isolatie en universele bemoeienis. Zij wilden geen bintenissen op het continent, maar stonden er nochtans op overal in de wereld pal te staan voor de vrijheid en daartoe te interveniëren. Taylor schept er een genoegen in zulke inconsistenties bloot te leggen, zonder overigens ook maar iets terug te nemen van zijn bewondering en instemming. In zijn autobiografieGa naar eind48 keert deze onbeschaamde tweeslachtigheid terug waar het hemzelf betreft. Met trots memoreert hij hoe hij in de jaren dertig de Peace Council in Manchester onveilig maakte om vanaf 1938 vervolgens de mensen die hij daar voor ‘de vrede’ warm had gemaakt - vergeefs - tegen Hitler te waarschuwen. Zijn politieke oordelen zijn altijd prikkelend gebleven en vrijwel altijd onjuist. Wij mogen dankbaar zijn dat Taylor nooit de politiek in is gegaan, maar voor de geschiedschrijving heeft gekozen; geschiedschrijving ruimhartig voorzien van ‘unctuous asides’, zoals een vertoornde recensent ze ooit noemde. Zelf had hij het over ‘strong opinions, weakly held’. |