Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen
(1997)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| |
A.J.P. Taylor en het realisme IDe erkende grondleggers van het ‘realisme’ als theorie van de politiek zijn Thucydides, Machiavelli en Hobbes. Niemand echter heeft in de moderne tijd de uitgangspunten van deze benadering zo krachtig verdedigd als A.J.P. Taylor (1906-1990), in de inleiding tot zijn meesterwerk The Struggle for Mastery in Europe 1848-1918.Ga naar eind46 Daar neemt hij onverkort het perspectief van de staat der natuur bij Hobbes over, voor zover het de verhouding tussen de grote mogendheden van Europa betreft. (De kleinere staten spelen in de theorie van het realisme geen zelfstandige rol, iets waarvan de Nederlandse politiek sinds 1839 zeer doordrongen is.) De Europese staten hebben vanaf hun ontstaan in de late Middeleeuwen niemand boven zich erkend en geen andere morele code in acht genomen dan zij zelf vrijwillig aanvaardden. De politieke theorie van Hobbes voorspelt dat de staat der natuur neerkomt op een voortdurende en onophoudelijke oorlog van ieder tegen ieder; ‘... if Hobbes saw true, the history of Europe should be one of uninterrupted war.’ Maar in feite kent de geschiedenis van Europa sinds het ontstaan van het Europese statenstelsel rond 1500 bijna evenveel tijd van vrede als tijd van oorlog. Deze perioden van vrede nu, zo stelt Taylor, dankt het werelddeel aan ‘The Balance of Power’, het Machtsevenwicht. Die stelling, dat is de harde kern van het realisme. Al zijn critici hebben erop gehamerd, om het te splijten. Taylor gunt ze hier niet eens een schilfer. Meedogenloos beschrijft hij de geschiedenis van Europa tussen 1848 en 1918 als een voortdurend pogen het machtsevenwicht te handhaven, dan wel in het voordeel van één grote mogendheid te verschuiven. Voor de critici van het realisme is die geschiedenis, zeker na 1871, er een van een zich steeds verder in elkaar verstrikkende kluwen adders. De hogeschool van de geheime diplomatie, met zijn verdragen die elkaar niet verdroegen, met zijn professioneel cynisme dat het daglicht van de democratie niet kon velen - die bleek volgens hen uiteindelijk tot niets anders te kunnen leiden dan tot een algemene oorlog. Voor de critici van het realisme als | |
[pagina 134]
| |
theorie en praktijk van de internationale verhoudingen, is het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog daarom het bewijs bij uitstek van hun gelijk. Niemand heeft deze zienswijze scherper bestreden dan Taylor. ‘It is sometimes said that the war was caused by the system of alliances, or, more vaguely, by the Balance of Power. This is a generalization without reality.’ Let wel, Taylor heeft het hier in feite over een opvatting die vertolkt werd onder andere door Woodrow Wilson en die ten grondslag ligt aan de schepping van Volkenbond en Verenigde Naties. ‘It is sometimes said...’ Vervolgens toont hij aan dat dit oordeel feitelijk geen stand houdt, omdat in juli en augustus 1914 geen enkele schakel in de keten van noodlottige beslissingen noodzakelijkerwijs voortvloeide uit de verplichtingen die de grote mogendheden bij verdrag waren aangegaan om het machtsevenwicht in Europa te verzekeren. Duitsland was verplicht Rusland de oorlog te verklaren als dit Oostenrijk-Hongarije zou aanvallen. Maar het verklaarde Rusland de oorlog een week voordat Oostenrijk-Hongarije dit deed. Frankrijk was verplicht Duitsland aan te vallen als dit Rusland aanviel. In plaats daarvan werd het geconfronteerd met een diep vernederende Duitse eis tot onvoorwaardelijke neutraliteit. Had Frankrijk daaraan toegegeven, dan had het zijn positie als grote mogendheid opgegeven. Dat het tot oorlog met Duitsland kwam, vloeide dus in het geheel niet voort uit de Frans-Russische overeenkomsten. Groot-Brittannië verklaarde Duitsland niet de oorlog op basis van de Anglo-Franse entente, maar omdat het de Duitse overval op België niet kon accepteren. Het was echter door geen enkel verdrag gebonden België in geval van oorlog te steunen. Dit, aldus Taylor, wat betreft de veronderstelde noodlottige werking van allianties en verdragsverplichtingen, gericht op de handhaving van het machtsevenwicht in Europa bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. |
|