Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen
(1997)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
Het gelijk van Philomena EssedNog voordat de promotie had plaatsgevonden, stond de aspirant-doctor al in het nieuws met haar opzienbarende bevindingen: het racisme was alom aanwezig. Ook in Nederland, al deed men daar meer zijn best om het te ontkennen. Deze conclusie was gebaseerd op een onderzoek naar niet minder dan tweeduizend ‘alledaagse discriminatie-ervaringen’, zo kon men verder vernemen. Na de promotie verscheen de jonge doctor prompt in het televisiejournaal, om daar niet alleen uit te leggen hoe erg het racisme in Nederland is, maar ook dat er dringend behoefte bestaat aan jonge geleerden als zij om daar op belangrijke posities iets aan te doen. Ook daarna was zij niet uit de media te meppen. De tweeduizend ervaringen blijken verzameld te zijn in gesprekken met 55 goed opgeleide, gekleurde vrouwen in Nederland en Californië. Het onderzoek bestond er in feite uit dat die vrouwen gevraagd werd of zij wel eens gediscrimineerd waren op grond van hun huidskleur. (Ras, zou ik bijna opschrijven, maar dat kan natuurlijk niet: de term ‘racisme’ is zelf racistisch.) Iedere gekleurde vrouw bleek daar wel een aantal voorbeelden van te kunnen geven, uitgespreid over een periode van jaren. Van de voorbeelden die ik daarvan las, waren sommige onmiskenbaar ingegeven door huidskleur. Van andere was dat in het geheel niet duidelijk. Dat iemand zijn of haar woorden niet in de notulen van een vergadering terugvindt, kan aan heel wat meer zaken liggen dan aan zijn of haar huidskleur. Uit niets blijkt echter dat de jonge onderzoekster systematisch heeft nagegaan in hoeverre de opgetekende ‘discriminatie-ervaringen’ enkel en alleen toegeschreven kunnen worden aan de huidskleur. Evenmin lijkt er sprake te zijn geweest van enige poging om de juistheid en waarheidsgetrouwheid van het vertelde - dat vaak verwees naar ervaringen van vele jaren geleden - te controleren. Neen, het proefschrift heb ik niet gelezen, ik baseer mij op wat daarover door Philomena Essed in de pers is gezegd en wat die erover heeft bericht. Daarop afgaande denk ik dat dit proefschrift een prul is, waarvoor de conclusie het uitgangspunt is geweest. De these van het | |
[pagina 102]
| |
alledaags racisme hangt in de lucht. Maar als ik uitga van de berichtgeving over Philomena Essed en haar proefschrift, dan kom ik tot een geheel tegengestelde conclusie. Ik maak dan gebruik van de racismetoets van James Baldwin, waarover Henk Romijn Meijer ooit in Maatstaf berichtte. Baldwins toets bestond eruit dat hij op een congres of conferentie een volstrekt onzinnig betoog hield, en vervolgens de reacties van zijn blanke toehoorders afwachtte. Degenen die hem dan prezen en zijn bijdrage ‘zo interessant’ noemden, bewezen zo hun racisme: zij discrimineerden naar huidskleur. Volgens deze Baldwintest waren in ieder geval de meeste Nederlandse media inzake Philomena Essed racistisch.
Naschrift. De promotie van Philomena Essed vond plaats in 1990. In 1992 studeerde Jerôme W. Inen af aan de School voor de Journalistiek op de scriptie Verschijnselen van zelfcensuur, waarin hij een aantal van de recensenten van Esseds boek had geïnterviewd, die daarin bekenden dat hun lovende oordeel (of het achterwege laten van kritiek) toentertijd gebaseerd was geweest op sociale druk en angst om racistisch en politiek incorrect te worden gevonden.Ga naar eind35 |
|