lijk-kritisch over de navo, herinner ik me vaag - maar zes weken eerder had ik bij een conferentie in de Verenigde Staten Harries over diezelfde uitspraak schande horen spreken; en een van de voorafgaande avonden, toen we in klein gezelschap waren gaan eten, had Harries hetzelfde punt naar voren gebracht, vergezeld van de mededeling dat, als hij wel was ingelicht, Howard eigenlijk heel anders heette omdat hij afkomstig was uit een familie van Venetiaanse joden. Hierop had niemand gereageerd en was een wat verbouwereerd stilzwijgen gevallen, dat ik niet wilde verbreken met de observatie dat Venetiaanse joden vanzelfsprekend bekend staan als soft on communism.
Nu nam Podhoretz het woord. Zeker, ook buiten de vergadering was hij aangesproken op de hardheid waarmee hij sprak. Hij wilde daarover wel kwijt dat als hij zijn boodschap vriendelijk verpakt had gebracht, hij nu nog in de wildernis zou vertoeven. Zouden de aanwezigen willen beseffen dat waar het hier om ging de Derde Wereldoorlog was? En dat die al in volle gang was? Het voornaamste dat hem van deze conferentie zou bijblijven, was de laffe en neerbuigende houding van het merendeel der aanwezigen. Hun optreden kon hij niet anders kwalificeren dan als ‘vriendelijke sabotage’ van de oorlogsinspanning.
‘Het is hier minstens zo vies als in een airconditioned kamer van de Amerikaanse Senaat,’ begon daarop een vriendelijke Brit, maar hij werd onderbroken door een woedende Deen. Twintig jaar (geleden?) was hij ervan beschuldigd cia-agent te zijn, en als hij als auteur enige status in zijn land had, dan was het omdat hij de nuances in het oog wist te houden, hoe geëngageerd hij ook was. Het misverstand op deze conferentie was dat die oorlog gaat over wat mensen denken en menen en niet een vechtpartij is. In wat wij schrijven, moeten nuances centraal staan, niet het opdelen van de mensheid in vriend of vijand. Van de suggestie dat hier een of ander collectief geformeerd moest worden om de ideologische strijd met het Oosten te voeren, moest hij ook niets hebben. Kern van de zaak was immers dat het aan deze kant om individuen en, wat hem betreft, individualisten, ging. Hij werd bijgevallen door Paul Lendvai, die vaststelde dat hij hier de enige was die jaren in een communistische gevangenis had gezeten, maar het fanatisme van Podhoretz en Harries noch juist, noch verstandig vond. Daarna verzandde de discussie in gepraat over de al eerder genoemde ideeën hoe de rol van kleine culturele tijdschriften alsnog te versterken.
Als frontverslag uit de voorste linies van de ‘oorlog der ideeën’ aan de vooravond van de ineenstorting van het communisme hebben