rekend in deze periode begon te verschijnen). Dat was anders waarschijnlijk ook wel gebeurd, want de generatie die Encounter las, ging in de jaren zestig teloor. Sommigen liepen over naar de ‘nieuwe bewegingen’, anderen namen met meer of minder uitgesproken woede afstand, niet alleen van de ‘culturele revolutie’, maar van politiek in het algemeen. Weer anderen bemanden briesend de bastions van hun oude positie, vastbesloten geen krimp te geven tegen wat zij zagen als de zoveelste barbaarse aanval op de Westerse Waarden die zij zich met zoveel moeite hadden eigen gemaakt. Hun gelijk was vaak vreselijk, maar het telde niet - in het politieke debat werden ze voortaan genegeerd. Dat is wat in zekere zin ook met Encounter gebeurde. Maar nog merkwaardiger is dat het blad pas na 1966, toen de cia geen geld meer langs slinkse wegen toevoerde, de ideologische toon begon aan te slaan die men eerder daarvóór zou hebben verwacht.
De betrekkelijke neergang van Encounter is begin jaren tachtig veruiterlijkt. Het maandblad veranderde van formaat. In plaats van de vertrouwde, vanaf de jaren zestig kleurige, kartonnen kaft rond het 24 bij 18 cm formaat, werd het blad kleurloos op de rug, kreeg het een A4 formaat en een slappe kaft, zodat het niet meer in een gewone boekenkast paste, en om zou vallen als het dat wel zou doen. Met die gedaanteverandering lijkt het blad in Nederland ook uit de losse verkoop verdwenen te zijn, hoewel de hele operatie juist was begonnen om die verkoop te stimuleren, zo legde mij Janice Ward uit, de assistant to the publisher. Ze kon mij ook uitleggen wie op dat moment aan het woord was: ‘It's Lord Beloff.’ - ‘Ik dacht dat die al jaren dood was,’ liet ik mij ontvallen, wat mij op een zuurzoete glimlach kwam te staan en de bekentenis dat de hoge gemiddelde leeftijd van het Encounter-circuit haar wel enige zorg baarde.
Ik was gaandeweg mijn eigen aanwezigheid steeds vreemder gaan vinden, maar al bij de receptie 's avonds, voorafgaande aan de conferentie, in het International Press Centre, was mij gebleken dat ik in dit opzicht niet de enige was. In de loop van de eerste conferentiedag werd het tableau de la troupe gaandeweg duidelijk. Er waren redacteuren van cultureel-politieke tijdschriften uit Europa en Amerika: Thomas Kielinger van de Rheinische Merkur, Helga Hegewisch van Der Monat, Kornelia Gestenmaier van Kontinent, Paul Lendvai van de Oostenrijkse Europaïsche Rundschau, Hilton Kramer van The New Criterion, het echtpaar Norman Podhoretz en Midge Decter die hier Commentary, respectievelijk The Committee for the Free World vertegenwoordigden, François Bondy (Schweizer Monatshefte), Owen Harries van wiens The National Interest toen net het eerste nummer op