(1961-1967), die zelf na de Tweede Wereldoorlog lid was geweest van de commissie van onderzoek die tot de slotsom kwam, dat de massale geallieerde bombardementen op Duitsland de eigen oorlogsinspanning meer schade hadden toegebracht dan de vijand. In de chaos van de Amerikaanse oorlog in Vietnam verdween zowel de invloed van de nieuwe denkers als de hoop dat hun objectieve analyses het smalle denken van politici op een hoger plan zouden kunnen brengen. Tegen het eind van de jaren zestig was ook Herman Kahn overgeschakeld naar een ander veld en begon hij zich te specialiseren in toekomstvoorspellingen. Zijn specialisme daarin was het combineren van indrukwekkende reeksen harde gegevens met bijna poëtisch te noemen luchtfietserij. Het jaar 2000, dat hij samen met Anthony Wiener publiceerde, werd, als ik het mij goed herinner, ook in Nederland een bestseller.
Dat boek was al gepubliceerd toen Kahn zijn bliksembezoek aan Nederland op 14 maart 1968 afsloot met een vier uur durende seance ten huize van de Groningse polemoloog professor Röling. Het werd een avondje om nooit te vergeten. Als een zware pad zat de grote denker in zijn fauteuil uiteengevloeid. (Mevrouw Röling liet de stoel nadien opnieuw stofferen.) Zijn gewicht van driehonderd pond was hem aan te zien; zijn legendarische iq van tweehonderd punten niet. Vrijwel niemand anders kwam die avond aan het woord. Een terloopse vraag aan het begin deed Kahn uitbarsten in een indrukwekkende verdediging van de Amerikaanse inmenging in de Vietnamese burgeroorlog. Salvo's feiten, verbanden en conclusies vlogen de aanwezigen - polemologen, journalisten, en een uiterst links geachte student in de sociologie die om die reden een spreekverbod was opgelegd - om de oren. Het werd snel duidelijk dat Kahn over een brein beschikte waarop ibm jaloers kon zijn. Pas na een uur kon Röling in het midden brengen dat, hoe dan ook, de Amerikaanse militaire bemoeienis met Vietnam stupide en immoreel was. Daar ging de harde man van wetenschap graag op in. Of de oorlog stupide was, daar viel over te praten. (Hij zelf vond van wel.) Maar een begrip als ‘immoreel’, daar kon hij niets mee; kenmerkend achtte hij het gebruik ervan voor Europeanen die buiten de politieke werkelijkheid stonden en daarvoor ook geen verantwoordelijkheid droegen.
Toen volgde een komisch intermezzo, omdat onverwacht de schrijver Harry Mulisch binnentrad, net terug, leek het wel, uit Cuba en nog voor hij goed en wel gezeten was, Kahn scherp de les lezend over de Amerikaanse politiek ten aanzien van het daar heersende regime. Dit duurde niet lang. Kahn snoof verachtelijk en zei: ‘Ik zal u exact acht redenen geven waarom u het totaal bij het verkeerde eind