Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen
(1997)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
De basis van een bepaald soort vanzelfsprekendheidIn de remake van Hitchcocks The Lady Vanishes (door Anthony Page, 1979) wordt een kleine rol gespeeld door de inmiddels gestorven Arthur Lowe. Lowe zal altijd wel geïdentificeerd blijven met zijn personificatie van ‘Captain Mainwaring’ in de televisie-serie Dad's Army: de bankdirecteur in een kustplaatsje, die in de oorlogsjaren zijn martiale ambities ruimte kan geven als commandant van de plaatselijke Home Guard. Dit was een rol die juist door zijn kleine spanbreedte om het vermogen aan zeggingskracht vroeg dat alleen zeer grote komieken, als Laurel en Hardy, kunnen opbrengen: de eindeloze herhaling van het eendere, die toch voortdurend de suggestie oproept dat het ditmaal anders zal gaan; de spanning bij de kijker die eruit bestaat dat hij dit wil en niet wil. Hierin was Lowe een meester. Onvermijdelijk werkt zo'n dominerende vorm van typecasting door in de waardering van andere rollen, zeker als die niet zo ver van deze af liggen. In The Lady Vanishes is Lowe een liefhebber van cricket, per trein onderweg door Duitsland - het is 1938 - om de eerste Test Match in Londen niet te missen. Men zou zonder moeite kunnen aannemen dat het hier om bankdirecteur Mainwaring ging, die genoten heeft van een lange en voor zijn doen sportieve vakantie. Het is maar een klein rolletje, maar de apotheose van de film behoort toch hem toe. Tegen het slot wordt de trein tot stilstand gedwongen door een onguur gezelschap filmgestapo's. Zij willen een oudere Engelse mevrouw (Angela Lansbury) uit de trein hebben. Zij is weliswaar een landgenote, maar toch onmiskenbaar van lagere komaf; door de cricketliefhebber is zij dan ook steeds behandeld als een foreigner, of genegeerd (wat ongeveer op hetzelfde neerkomt). Het dilemma is in de film scherp aangezet. Eerdere voorvallen hebben er al toe geleid dat de trein niet meer op tijd is; de voornaamste bijdrage aan de handeling die Lowe in deze rol tot dan toe heeft geleverd, zijn vileine blikken op de wijzerplaat van zijn horloge. Op de treeplank van de trein zien wij hem niettemin een ogenblik aarzelen, in zijn geruite pak met plusfours. Een ogenblik maar, nauwelijks genoeg zou ik zeggen, om de situatie naar waarde te schatten. Dan | |
[pagina 24]
| |
schreeuwt hij, met de afgebeten stem Britse bankdirecteuren en officieren eigen, tegen de gleufhoeden: ‘She's British. You can't have her’, en draait zich om, omdat de zaak hiermee is afgedaan. Het is deze vanzelfsprekendheid zonder berekening, deze moed die voortkomt uit de afwezigheid van het vermogen zich zelfs maar te verbeelden dat zo'n stellingname je wel eens duur zou kunnen komen staan, waarop Martin Wight in zijn onvolprezen Power PoliticsGa naar eind8 in abstracto wijst, als hij in pregnanter bewoordingen dan ik me nu kan herinneren, aandacht besteedt aan de onverdiende zelfverzekerdheid die de burgers van een zeer grote mogendheid zich permitteren zonder zich te realiseren wat daarvoor de condities zijn. De toestand van het Britse imperium in zijn nadagen wordt zo geconcentreerd in deze ene onvergetelijke scène met Arthur Lowe. |
|