Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen
(1997)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
Een andere FoucaultVoor De slinger van FoucaultGa naar eind5 is een treinreis als die van gister zo niet noodzakelijk dan toch zeker nuttig. Groningen - Den Haag in de wetenschap dat je alleen in Utrecht moet verzitten omdat voor daar achter wordt, en het college dat je moet geven pas vanaf Voorburg nog enige voorzorg vereist. Gevolgd door Den Haag - Eindhoven; vierenhalf uur ongestoord lezen. Dat zijn de tijdseenheden waarin zulke volumineuze romans verorberd moeten worden. Geschreven worden zij in heel andere compartimenten. De honderdtwintig hoofdstukjes van Eco suggereren evenzovele afzonderlijke dagtaakjes, zij het niet in de mate als de romans van C.P. Snow, waarvan onmiddellijk valt af te lezen dat hij ze, na gedane arbeid, 's avonds in partjes van vier of vijf bladzijden heeft geschreven. Over de kunst van het schrijven van romans is het een en ander geschreven; over de kunst van lezen niets. Ik vond De slinger van Foucault, om in de termen van recensenten te blijven, a good read maar niet unputdownable (ander voordeel van een treinreis!). Dat lag wellicht aan het onderwerp. Ondanks de vele binnengrapjes interesseerde het mij minder dan zijn filosofische detective uit de laatste periode voor het katholicisme een gesloten systeem werd en theologische geschillen niet meer met disputen, maar met brandstapels werden beslecht. In dit boek maakt Eco al te veel werk van zijn kaartsysteem over esoterie, al geef ik toe dat de overdaad hier een middel is dat op zich overtuigingskracht heeft, zoals men in een put van 21 meter diep overtuigender verdrinkt dan in een vijver van een halve meter. Het nadeel is dat die overdaad ook verveelt, en dat je na de constructie van het Plan het vervolg begint te raden. Zelf zat ik te wachten op de integratie in het Plan van het Thule-genootschap en Adolf Hitler, en het viel me eigenlijk tegen dat niet ook Marx onderdeel van deze gigantische samenzwering werd, bijvoorbeeld op basis van Eric Voegelins duistere theorieën over de opmars van het gnostisch denken. Maar na afloop vroeg ik me af of het hier niet een bewuste techniek van Eco betrof om zijn lezers nog erger te belazeren dan hij al | |
[pagina 22]
| |
doet. Briljant vreet hij van twee walletjes. Het thema van zijn boek is de zucht naar orde, die na de teloorgang van de religie en daarna van de grote, wereldbeschouwende ideologieën volgens een bepaalde (en niet onlogische) gedachtegang onherroepelijk de vorm van vervolgingswaanzin moet aannemen. Wat dat betreft is De slinger van Foucault een ironische parafrase op een literatuur waarvan het oeuvre van Thomas Pynchon tot nu toe het hoogtepunt is. Tegelijkertijd is het daar ook een vlijmende kritiek op. De schitterendste passages in De slinger van Foucault zijn die, waarin Lia, uiterst aardse vertegenwoordigster van de Ratio (en als zodanig fraaie omkering van een stereotype) de vanzelfsprekende antropologische en sociologische bases van rituelen en getallenmystiek uitlegt. Wat zou er, inderdaad, van een ritueel terechtkomen als de deelnemers steeds maar rechtuit moesten lopen, in plaats van in een kring? Alleen om romantechnische redenen al kan de deconstructie van het Plan geen definitieve doorgang vinden, zodat je eindigt met de onbevredigende slotsom dat paranoia in dit geval gerechtvaardigd is, of dat de hoofdpersoon gek is geworden - of allebei. Dit laatste kan in principe het geval zijn, althans als ik E. Victor Wolfenstein geloof, die in zijn The Revolutionary PersonalityGa naar eind6 de koele diagnose stelt dat Trotski in de laatste jaren van zijn leven aan achtervolgingswaanzin leed. Eco lacht het laatst en het best. Met De slinger van Foucault speelt hij in op dezelfde mood die hij in dat boek aan de kaak stelt. Hij is een omgekeerde Thorstein Veblen; van hem schreef C. Wright Mills dat de samenleving die hij in zijn werk kritiseerde, zich erdoor liet amuseren. Eco, op zijn beurt, pretendeert te vermaken, maar kritiseert zijn lezers. Niet de minste vermakelijkheden vond ik de citaten en verwijzingen waarmee al zijn hoofdstukjes openen: de notatie van het merendeel zondigt tegen de regels die onder andere hij zo overzichtelijk heeft weergegeven in Hoe schrijf ik een scriptie.Ga naar eind7 |
|