Het sociaal-democratisch programma. De beginselprogramma's van SDB, SDAP en PVDA 1878-1977
(2002)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 537]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Deel I Maatschappelijke achtergronden1. Om te overlevenVoor het eerst in de geschiedenis ziet de mensheid zich geplaatst voor een aantal centrale problemen die moeten worden opgelost, wil zij overleven. Immers,
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 538]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Niet èlk van deze problemen brengt het voortbestaan van de mensheid in gevaar. De meeste vraagstukken hangen echter onderling samen. Bovendien is de kwaliteit van het bestaan in het geding. Een samenleving waarin velen geen menswaardig bestaan kunnen leiden is onaanvaardbaar.
Deze ontwikkeling, die zich op wereldschaal voordoet, is betrekkelijk nieuw en moeilijk te beheersen, omdat er vele jaren een onbeperkt vertrouwen heeft geheerst in de heilzame werking van ekonomische groei. Deze groei gold lange tijd zowel in socialistische als bijvoorbeeld liberale kringen als het instrument bij uitstek waarmee vrijwel alle vraagstukken konden worden opgelost. Thans echter begint het besef te dagen, dat dit instrument niet in staat is om vraagstukken van welvaartsverdeling op te lossen, terwijl het bovendien nieuwe problemen oproept, Wat dat betreft is het niet overdreven om opnieuw van een krisis in het kapitalisme te spreken. | |||||||||||||||||||||||||||||
2. Het westerse kapitalismeAan de heilzame werking van de ekonomische groei is in het kapitalisme altijd geloofd. Oorspronkelijk kwam daar zelfs nog de gedachte bij dat die groei het meest bevorderd werd als het ekonomisch proces zich onbelemmerd ontwikkelde. Hoe minder er aan werd gedaan, des te beter zou het gaan. Vrije konkurrentie op een vrije markt was het parool.
Vraagstukken van algemeen belang hoefden hier niet aan de orde te komen, omdat vrije konkurrentie de vooruitgang zou brengen. met de onbeperkte werking van de wet van vraag en aanbod was de samenleving het meest gediend. Waarom zouden de belangen van de verschillende groepen in de samenleving in een proces van politieke besluitvorming tegen elkaar moeten worden afgewogen? Voor die afweging zou het ekonomisch proces zelf wel zorgen.
In de praktijk kwam het er echter op neer dat alleen diegenen er beter van werden wier bezit hen in staat stelde om in het konkurrentiespel der vrije krachten mee te doen. Het kapitalistisch stelsel vertoont dan ook vanouds de volgende kenmerken: | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 539]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Dankzij de georganiseerde arbeidersbeweging en socialistische partijen is in dit stelsel verandering gekomen. Stap voor stap zijn aan de overheid en de bezittende klasse, in een moeizame sociale strijd, een aantal rechten afgedwongen. Schrijnende armoede en ernstige materiële nood zijn hierdoor - althans in ons land - teruggedrongen. In verschillende westerse landen is een uitgebreid stelsel van sociale voorzieningen opgebouwd en is de bemoeienis van de overheid met de ekonomie sterk toegenomen. Het kapitalisme vertoont trekken van een gemengde ekonomie, waarin de overheid met behulp van tal van maatregelen het marktmechanisme korrigeert en sturend probeert op te treden. Als gevolg hiervan is er ook in de traditionele indeling in twee klassen aanzienlijke verandering gekomen.
Na verloop van tijd bleek het produktieproces echter in de praktijk moeilijker te beheersen dan velen, ook demokratisch-socialisten, hadden aangenomen. De verwachting dat men de nadelen van het kapitalisme wel zou wegwerken door er een systeem van sociale zekerheid en herverdeling mee te kombineren kwam niet uit. Het kapitalistische produktieproces bleef gebaseerd op het streven van afzonderlijke ondernemingen om winst en investeringen uit te breiden. Bovendien deden zich in de periode na de Tweede Wereldoorlog nieuwe ontwikkelingen voor. Door de technische ontwikkelingen ontstond er een sterke schaalvergroting die gepaard ging met een koncentratie van ekonomische macht bij een beperkt aantal mammoetondernemingen die de nationale grenzen zijn ontgroeid. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 540]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De overheid is door de aard van haar bemoeienis met de ekonomie medeverantwoordelijk voor deze schaalvergroting. het overheidsbeleid had veelal een algemeen karakter. Dit kwam tot uitdrukking in globale maatregelen. Pas de laatste jaren wordt steeds meer duidelijk, dat een gericht en selektief beleid nodig is, met andere woorden: een beleid dat wèl ingrijpt in de konkurrentieverhoudingen.
De multinationale ondernemingen beheersen de wereldmarkt en beschikken over een groot deel van de technische en wetenschappelijke kennis. Zij kunnen zich aan kontrole door nationale regeringen onttrekken, terwijl de vakbeweging geen greep op hen heeft. Investeringen uit eigen middelen versterken die onkontroleerbare positie. Bovendien werken zij dikwijls nauw samen met multinationale bankconcerns. Deze hebben op hun beurt weer een grote invloed op vele multinationale ondernemingen, nemen beslissingen die de ekonomie van nationale staten raken en oefenen zonder enige publieke kontrole hun bedrijf uit, gericht op winst en expansie.
Het gevolg van een en ander is dat de vrije markt-ekonomie, die zelfs nu nog door velen wordt aangeprezen, in feite al lang niet meer bestaat. Er is slechts in beperkte mate sprake van vrije konkurrentie en de wet van vraag en aanbod kan evenmin onbelemmerd werken. Wat vroeger al een theorie was waarmee de praktijk niet bleek te kloppen, is nu helemaal geworden tot een verdediging van de belangen van de grote ondernemingen. Immers, wat zijn de kenmerken van het huidige ekonomische proces?
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 541]
| |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 542]
| |||||||||||||||||||||||||||||
3. Oude en nieuwe klassenstrijdDeze ontwikkelingen binnen het kapitalisme hebben de traditionele indeling in maatschappelijke klassen sterk beïnvloed. De tegenstelling tussen kapitaal en arbeid staat nog steeds overeind als het gaat om de verdeling van de opbrengst van de produktie, de zeggenschap in het bedrijf en de gevolgen van de ondernemingsbeslissingen op de maatschappij. Nog steeds neemt de faktor kapitaal de faktor arbeid in dienst, in plaats van omgekeerd. Maar de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid is zeker niet toereikend om de sociale verhoudingen precies in kaart te brengen. Wie de wereld indeelt in kapitalisten en arbeiders, blijft met een aanzienlijk aantal groepen zitten waarop geen van beide etiketten van toepassing is. En zowel binnen de faktor kapitaal als binnen de faktor arbeid zijn er tegenstellingen die zich in steeds andere gedaanten voordoen.
Neem de figuur van de ondernemer. Het maakt nogal verschil of daarmee een winkelier wordt bedoeld of de baas van een multinational. Tal van zogenaamd zelfstandige ondernemers zijn door de konkurrentieverhoudingen in een positie van afhankelijkheid geraakt. Hun doen en laten wordt in veel opzichten door de grootleveranciers en de banken bepaald. Kleine winkeliers en kleine boeren bijvoorbeeld behoren dikwijls tot de laagste inkomensgroepen.
Trouwens, ook wat de grote ondernemers betreft moet men zich de situatie niet al te simpel voorstellen. De spotprent die de dikke ondernemer met zijn sigaar laat zien tegenover de zijn vuist ballende proletariër is juist daarom ontroerend, omdat het een prentje uit het verleden is. Het is binnen de onderneming niet meer uitsluitend de ‘bezitter’ die aan de touwtjes trekt. Hier is een nieuwe groep van managers ontstaan die dagelijks de dienst uitmaakt. Natuurlijk zijn de doelstellingen van de onderneming daardoor niet fundamenteel veranderd. Maar het gevolg is wèl dat het niet alleen meer de individuele kapitaalbezitters zijn die belang hebben bij de handhaving van die doelstellingen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 543]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Binnen de ondernemingen vindt men verder, evenals bij de overheid, grote groepen mensen met een hogere opleiding die men een nieuwe elite kan noemen. Zij zijn vaak academisch gevormd, genieten goede salarissen; zij nemen weliswaar niet de definitieve beslissingen, maar spelen wel een rol bij de voorbereiding ervan. Enerzijds zijn ze natuurlijk loonafhankelijk en hebben ze vaak even weinig over hun werksituatie te zeggen als een ongeschoolde arbeider. Anderzijds echter werkt deze nieuwe elite, met haar ruime inkomen, vaak in veel prettiger omstandigheden, wat haar bindt aan het bestaande systeem.
Het is dus niet mogelijk de mensen in loondienst in alle opzichten als één groep te beschouwen. Naarmate de invloed van wetenschap en techniek toeneemt, wordt de genoten opleiding belangrijker. De maatschappelijke tegenstellingen tussen de mensen met het voorrecht van een hogere opleiding en degenen die alleen lager onderwijs hebben is erg groot. Deze tegenstellingen worden in de hand gewerkt door ver doorgevoerde systemen van salarisverschillen en kleine privileges.
Ook het onderscheid tussen ekonomisch aktieven en niet-aktieven loopt dwars door de indeling in klassen, standen en lagen heen. Van een werkelijke belangentegenstelling kan echter geen sprake zijn. Niemand is immers verzekerd van blijvende arbeidsgeschiktheid en slechts weinigen weten hun baan absoluut gegarandeerd. Steeds meer mensen worden van het arbeidsproces uitgesloten. Oorzaken daarvan vormen opvoering van arbeidstempo en -intensiteit, fusies en reorganisaties, en vervanging van mensen door machines. Daardoor zijn velen aangewezen op uitkeringen, waarvoor een slinkende beroepsbevolking de kosten draagt. In bijna alle gevallen betekent dit een inkomensdaling. Veel erger is voor hen, dat zij vaak ook sociale kontakten moeten missen. Dit komt doordat onze maatschappij mensen nogal eenzijdig waardeert op hun ekonomische bijdrage. Wie uit het arbeidsproces wordt gestoten, krijgt al vaak het gevoel er niet meer bij te horen en verliest vaak zijn of haar zelfrespekt. En zo dreigt er een tegenstelling te ontstaan tussen aktieven en niet-aktieven. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 544]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Er zijn dan ook meer dingen belangrijk dan alleen de gevulde beurs en het gevrijwaard zijn tegen gebrek. Niet alle problemen in de samenleving kunnen worden afgeleid uit het ekonomisch stelsel en de plaats die mensen daarin innemen. Ook binnen groepen die sociaal-ekonomisch een eenheid vormen, kan men tal van onrechtvaardige verschillen konstateren. Deze ongelijke behandeling naar ras, sekse, nationaliteit of levensovertuiging kan men niet zonder meer op rekening schrijven van het ekonomisch stelsel. Wel krijgen die verschillen binnen het kapitalisme een specifieke betekenis. De positie van de vrouw in de maatschappij is daarvan een duidelijk voorbeeld.
Haar onderdrukking blijkt uit het moeilijk te doorbreken stelsel van normen die de rol van de vrouw vastleggen. Meestal hebben dergelijke normen een verborgen invloed. Soms echter heel openlijk, bijvoorbeeld in de sociale wetgeving. Van een vrouw wordt moeilijk aanvaard dat zij bewust een maatschappelijke loopbaan met het krijgen van kinderen kombineert, of terwille daarvan zelfs geen kinderen wenst. Haar eerste levensbestemming zal zij nog steeds in het verzorgen van mensen binnen of buiten het gezin moeten vinden. Dat zij bepaalde dingen (bijvoorbeeld leiding geven) ook wel eens beter zou kunnen dan een man kan men zich niet voorstellen. Daarvoor heeft zij immers de eigenschappen niet. Van haar heet het dat zij emotioneel is en intuïtief; dit in tegenstelling tot de man, van wie dan gezegd wordt dat hij rationeel beslist en zich kenmerkt door zelfbeheersing en hardheid.
Dergelijke normen en opvattingen doen zich natuurlijk niet alleen gelden op een eilandje buiten de ekonomie. Het ekonomisch stelsel houdt de traditionele taakverdeling binnen het gezin in stand en maakt er gebruik van. Dat de man aan het produktieproces kan deelnemen, dankt hij mede aan de discriminatie van de vrouw, die hem zonder vergoeding opvangt en verzorgt. Tegelijk echter kan men dergelijke verschijnselen niet goed begrijpen, als men ze alleen door een ekonomische bril bekijkt. Hier spelen ook allerlei menselijke verhoudingen een rol, die op hun beurt zelf weer van invloed kunnen zijn op het ekonomisch proces. Wil men de uitbuiting van de vrouw dus radikaal aanpakken, dan zijn ekonomische maatregelen zoals gelijke beloning en een eerlijke ver- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 545]
| |||||||||||||||||||||||||||||
deling van de arbeid tussen man en vrouw noodzakelijk, maar niet voldoende.
Ook het stelsel van normen en waarden, dat vrouwen en mannen vastlegt op een bepaalde rol, moet ingrijpend veranderen. In deze maatschappij voeren zogenaamd mannelijke waarden (rationaliteit, initiatief, prestatie en konkurrentie) de boventoon. Zogenaamde vrouwelijke waarden (intuïtie, zorgzaamheid en emotionaliteit) worden weliswaar bejubeld, maar lager gewaardeerd. De strijd van de vrouwenbeweging is niet alleen een strijd tegen materiële achterstelling en discriminatie, maar tevens een strijd tegen een opgelegde rolverdeling. De man zal afstand moeten doen van zijn dominerende positie, maar tevens bevrijd worden van de beperkingen die ook hij in een hem opgelegde rol ondervindt. Mede dankzij de vrouwenbeweging leert het demokratisch-socialisme opnieuw inzien dat de strijd voor een betere maatschappij niet alleen een ekonomische, maar tegelijk een kulturele strijd is.
Al is het traditionele beeld van twee elkaar bestrijdende klassen niet toereikend om alle ongelijkheid en discriminatie te verklaren, toch valt er nog heel wat klassenstrijd te voeren. De verbondenheid van socialisme en arbeidersbeweging blijft een aktueel gegeven zolang de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid niet opgeheven is. De invloed van onze ekonomische orde, die nog steeds voornamelijk beheerst wordt door het streven naar winst- en marktvergroting, blijft echter steeds minder beperkt tot het produktieproces zelf. Schaalvergroting maakt dat de invloed ervan doordringt in bijna alle sektoren van de maatschappij. Het natuurlijk milieu, onderwijs en kultuur, konsumptie en vrijetijdsbesteding, en de onderling omgang van de mensen worden erdoor geraakt. De strijd van het socialisme is daarom niet alleen een strijd van de traditionele arbeidersklasse, maar van allen die de nadelige gevolgen van onze sociaal-ekonomische orde ervaren of inzien. Het gaat in deze strijd om een demokratische ordening van produktie en dienstverlening en om de opheffing van alle vormen van ongelijkheid, onmondigheid en discriminatie. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 546]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ook de beslissing om in deze strijd mee te doen is niet uitsluitend gebaseerd op iemands ekonomische positie. Nieuwe denkbeelden over internationale solidariteit, de nieuwe schaarste en de vermenselijking van de woon- en werkverhoudingen worden in toenemende mate medebepalend voor iemands politieke opstelling. Tal van mensen die zelf niet in hun ekonomische positie worden bedreigd kiezen aktief partij in de nieuwe klassenstrijd tegen de gevestigde machten. Een beweging als het feminisme, milieugroepen en radikale stromingen binnen de kerken vormen hiervan het bewijs. De strijd voor een rechtvaardiger samenleving is een strijd op meer fronten tegelijk. | |||||||||||||||||||||||||||||
4. De verhoudingen Noord-Zuid en Oost-WestNiet alleen in hun eigen land streven demokratisch-socialisten een rechtvaardiger samenleving na. Het socialisme is vanouds een internationale beweging, ook in die zin dat het zich een verandering van de maatschappelijke verhoudingen op wereldschaal ten doel stelt. Deed het dat niet, dan zouden de socialistische belangen immers gemakkelijk verworden tot een soort zelfbescherming van de rijke landen in het Westen. Hier immers hebben de demokratisch-socialistische ideeën met name ingang gevonden en in deze landen is langzamerhand een grote mate van welvaart bereikt, voor een deel dankzij en ten koste van de arme landen in de wereld.
Door de groeiende tegenstelling tussen de rijke en de arme landen krijgt de verhouding Noord-Zuid steeds meer politiek gewicht, in vergelijking met de relatie tussen Oost en West. De rijke landen beschikken over de kennis en de kunde; over de macht en de wapens; over het kapitaal en de welvaart; over de handelskanalen en de distributiemogelijkheden. Zij maken gebruik van een in eeuwen opgebouwde voorsprong en laten zich hierbij leiden door eigen belang.
Wel ontstaat er de laatste tijd meer begrip voor de situatie van de ontwikkelingslanden. Maar de hulp die op verschillende manieren geboden wordt blijft ten enenmale onvoldoende. Bovendien komt zij in veel gevallen niet ten goede aan degenen die haar het meest nodig hebben: de armste groepen in de arme landen. Dit is mede te wijten aan het feit dat | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 547]
| |||||||||||||||||||||||||||||
nauwelijks gekontroleerde elites in de betrokken landen de ontwikkelingshulp vaak misbruiken voor de versteviging van hun eigen posities. Daarnaast profiteren multinationale ondernemingen van de goedkope arbeid, terwijl zij de gemaakte winst aan de arme landen onttrekken.
Alleen die landen kunnen zich aan de misère ontworstelen die ófwel over belangrijke grondstoffen beschikken en hun macht bundelen (opec), ófwel groot en sterk genoeg zijn om zich op eigen kracht te kunnen ontwikkelen (China). Voor de ander landen is er zo weinig uitzicht, dat men wanhoopsdaden niet bij voorbaat mag uitsluiten. Wie niets te verliezen heeft, heeft veel te wagen.
In de tegenstellingen tussen arm en rijk behoren zowel Rusland als Amerika tot het rijke deel van de wereld. Zowel de oostelijke als de westelijke landen trachten hun rijkdom te beschermen, al is door dit gemeenschappelijk belang de onderlinge politieke konfrontatie niet verdwenen. Reeds vele jaren kenmerkt de verhouding Oost-West zich door blokvorming en een absurde bewapeningswedloop. Binnen het oostelijk blok leidt dit tot bestendiging van allerlei vormen van onvrijheid en van de Russische overheersing: binnen het westelijk blok worden onder het mom van de verdediging der vrijheid ondemokratische regimes gesteund en demokratische regeringen omvergeworpen, en wordt de machtspolitiek van de Verenigde Staten kritiekloos aanvaardt. En deze Oost-West-verhouding verhindert een gezamenlijke aanpak van de grootste mondiale problemen. Zowel het Oosten als het Westen maken zelfs misbruik van de situatie van de arme landen door hun konfrontatiepolitiek ter plaatse met andere middelen voort te zetten. Het meest klemmende probleem dat de mensheid zou moeten aanpakken om te overleven, blijft zo onopgelost; zelfs aan de meest elementaire beginselen van de gerechtigheid in de samenleving is niet voldaan. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 548]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Deel II BeginselenI. Gelijkheid en solidariteitDemokratisch-socialisten verwerpen de bestaande ongelijkheid in de wereld. Zij vinden het onaanvaardbaar dat er rijke en arme landen zijn en dat er in hetzelfde land grote verschillen in welvaart bestaan. Zij gaan er vanuit dat mensen gelijkwaardig zijn aan elkaar en willen daarom streven naar gelijkheid tussen landen, tussen groepen van mensen en tussen mensen onderling. Het streven naar gelijkheid is een socialistisch beginsel.
Ongelijkheid doet zich voor op allerlei manieren. Het politiek programma dat socialisten ontwerpen is er dan ook op gericht allerlei vormen van maatschappelijke ongelijkheid op te heffen. Zo willen demokratisch-socialisten er bijvoorbeeld een eind aan maken, dat
Er zijn mensen die de ongelijkheid aanvaarden omdat zij menen dat dit natuurlijk of vanzelfsprekend is of omdat zij ervan profiteren. Er zijn ook mensen die de ongelijkheid afwijzen, maar er niet in geloven ooit een nieuwe samenleving te kunnen verwezenlijken. Demokratisch-socialisten echter gaan er vanuit dat de ekonomische en sociale verhoudingen veranderd kunne worden. Zonder deze overtuiging zou socialisme nooit zijn ontstaan en het is deze gedachte die socialisten met elkaar verbindt.
Socialisten willen het spel der maatschappelijke krachten dus bestuurbaar maken. Wanneer men deze krachten aan zichzelf overlaat, dan zullen de sterken steeds sterker en de zwakken steeds zwakker worden. Dergelijke ongekontroleerde processen doen zich voor op | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 549]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ekonomisch terrein, maar ook op andere gebieden, zoals bodemgebruik en gezondheidszorg. Het socialisme is een theorie die inzicht geeft in de aard van dergelijke processen en ook een strategie die de middelen aangeeft ter verandering ervan.
De gewenste veranderingen voltrekken zich niet automatisch. Daarvoor is strijd nodig. Strijd tegen de bestaande verhoudingen en tegen de neiging tot bestendiging ervan bij ieder persoonlijk. Het beginsel van de gelijkheid en het inzicht in de mogelijkheid tot verandering openen pas het perspektief op een andere samenleving, als de bereidheid tot het brengen van offers blijkt. Zonder solidariteit blijft een gelijkheidsbeginsel van papier en het inzicht in de veranderbaarheid van de samenleving een theorie. Konkreet betekent deze solidariteit dat de demokratisch-socialist zich ervoor inzet de barrières op te heffen die er overal de oorzaak van zijn dat de mensen in de praktijk niet aan elkaar gelijkwaardig kunnen zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||
2. Het doel van de strijdHet demokratisch-socialisme stelt zich een zodanige herverdeling van kennis, arbeid, inkomen en macht ten doel dat alle mensen in staat zijn zich zelfstandig te ontwikkelen en in vrijheid te ontplooien. Demokratisch-socialisten zetten zich in voor een samenleving waarin de kwaliteit van het bestaan voor allen gelijk is.
Van zulke een samenleving verwachten socialisten dat ze de ontwikkeling van eigenschappen die de mensen met elkaar verbinden zal bevorderen. Onderlinge wedijver in de zin van naijver en het streven naar persoonlijke of groepsvoordelen, terwijl anderen gebrek lijden, zullen er geen gunstige boden vinden; menselijke solidariteit daarentegen wel.
Van een samenleving in demokratisch-socialistische zin is momenteel geen sprake en zeker niet op wereldschaal. Willen wij ernst maken met het streven naar een dergelijke samenleving, dan is solidariteit met en tussen de onderdrukten en ontrechten geboden, zowel in ons eigen land als daarbuiten. Juist socialisten, die kapitalisme evenzeer af- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 550]
| |||||||||||||||||||||||||||||
wijzen als staatssocialisme, zullen er steeds voor moeten waken de vrijheid en welvaart van enkelen, van bepaalde groepen of volken, niet te vergroten ten koste van die van anderen. De demokratisch-socialistische beginselen mogen niet verworden tot een soort beschermende ideologie van de feitelijke machtsverhoudingen of van de bevoorrechte positie van het rijke Westen.
Dit werpt een aantal moeilijke keuzeproblemen op. Een herverdeling van kennis, arbeid, inkomen en macht zal ingrijpende gevolgen hebben. Zelfs als we ons voorlopig alleen maar een zodanige herverdeling ten doel stellen dat alle mensen op de hele wereld in staat zijn in hun eerste levensbehoeften te voorzien, zullen alle Nederlanders offers moeten brengen. Wij zullen er in dat geval niet aan kunnen ontkomen onszelf ook in ons persoonlijk leven beperkingen op te leggen. Onze vrijheid (bijvoorbeeld om steeds meer te konsumeren) zal ondergeschikt moeten worden gemaakt aan het streven naar meer gelijkheid in wereldverband. Voor het demokratisch-socialisme heeft het alleen dán zin te spreken over vrijheid, als daarmee ook werkelijk bedoeld wordt: de vrijheid van iedereen. Vrijheid, gelijkheid en solidariteit zijn hier onverbrekelijk met elkaar verbonden. | |||||||||||||||||||||||||||||
3. De natuur is niet onuitputtelijkHet demokratisch-socialisme roept niet alleen op tot solidariteit met de onderdrukten van vandaag. In toenemende mate zal het ook rekening moeten houden met de belangen van hen, die nog in het geheel geen stem hebben: de toekomstige generaties. Zij zijn het die bedreigd worden door een voortgezette ekonomische groei in de tegenwoordige vorm, waardoor een te zware aanslag wordt gepleegd op de natuur, zodat de overlevingskansen van de mensheid gevaar lopen.
Ook hier kunnen de keuzen moeilijk zijn. En wel omdat de verantwoordelijkheid in dit opzicht en het daaruit voortvloeiende beleid strijdig kunnen zijn met traditionele socialistische doelstellingen. Zo kan er bijvoorbeeld een konflikt ontstaan als mensen, betrokken bij een onderneming gebaseerd op arbeiderszelfbestuur, hun belangen | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 551]
| |||||||||||||||||||||||||||||
in strijd achten met bepaalde, centraal te nemen maatregelen terwille van het milieu. | |||||||||||||||||||||||||||||
4. Macht en demokratiseringHet demokratisch-socialisme streeft behalve naar herverdeling van kennis, arbeid en inkomen ook naar herverdeling van macht. Het wil de samenleving zodanig hervormen dat de mensen in vrijheid over de inrichting ervan kunnen beslissen en dat ze in hun gedrag ten opzichte van elkaar vrij worden van angst en schaamte. Als mensen onafhankelijk en gelijkwaardig zijn in hun onderlinge betrekkingen, zullen zij meer mogelijkheden krijgen solidair te zijn met elkaar.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 552]
| |||||||||||||||||||||||||||||
5. Rechtvaardige verdeling van de arbeidArbeid is een onvervangbaar deel van het menselijk bestaan. Door middel van arbeid draagt de mens bij tot de opbouw en inrichting van de samenleving. In een produktieproces waarin het streven naar winst- en marktvergroting overweegt wordt arbeid slecht verdeeld, zowel wat de hoeveelheid als de aard ervan betreft. Sommige mensen worden te zwaar belast. Anderen worden tegen hun zin uit het arbeidsproces gestoten. Weer anderen zijn blijvend veroordeeld tot werk dat de ontwikkeling van hun talenten niet bevordert, maar eerder tegengaat.
Al deze soorten arbeid moeten rechtvaardig verdeeld worden over allen die kunnen werken. Ieder krijgt dan zijn of haar deel aan onbetaald werk en aan werk dat onaantrekkelijk geacht wordt maar toch maatschappelijk noodzakelijk is. Daar staat tegenover dat iedereen ook de gelegenheid krijgt tot het verrichten van arbeid die persoonlijke voldoening schenkt en een zelfstandig inkomen oplevert. Binnen deze normen wordt rekening gehouden met persoonlijke voorkeur en aanleg. | |||||||||||||||||||||||||||||
Deel III Politiek programma1. Het produktiestelsela. UitgangspuntenDe kloof tussen arm en rijk in de wereld wordt groter; er is meer honger, armoede en ongeletterdheid dan ooit. De tegenstelling tussen de nood van tweederde van de mensheid en de betrekkelijke welvaart van éénderde wordt steeds scherper. Maar ook in de rijke landen stapelen de problemen zich op: de werkloosheid is onaanvaardbaar hoog en neemt zelfs toe; de natuur vervuilt en de grondstoffen dreigen uitgeput te raken. Toch treffen toenemende werkloosheid en stijgende prijzen de arme landen het zwaarst. Het gevaar dreigt, dat deze landen zich door de uitputting van de grondstoffen in het geheel niet kunnen ontwikkelen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 553]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Het is onaanvaardbaar, dat de arme landen en de toekomstige generaties het slachtoffer worden. Er moet daarom een nieuwe nationale en internationale ekonomische orde tot stand gebracht worden die de mensheid een betere toekomst garandeert. Grotere gelijkheid in internationaal opzicht zal hand in hand moeten gaan met meer gelijkheid en demokratie binnen de nationale grenzen. | |||||||||||||||||||||||||||||
b. DoelstellingenTeneinde in de huidige situatie wezenlijk verandering te brengen, zet de P.v.d.A. zich in voor een nieuwe ekonomische orde, zowel internationaal als nationaal, waarin
| |||||||||||||||||||||||||||||
c. ProgrammapuntenTerwille van een rechtvaardiger verdeling op wereldniveau bepleit de P.v.d.A. dat
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 554]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Teneinde te bereiken dat er in de eerste plaats geproduceerd wordt naar maatschappelijke behoeften streeft de PvdA naar:
Het recht op arbeid voor een ieder wordt erkend. Teneinde de arbeid in eigen land beter te verdelen en menswaardiger te organiseren bepleit de PvdA:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 555]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Terwille van een grotere gelijkheid van inkomens en een eerlijker verdeling van vermogens bepleit de PvdA dat
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 556]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Om een goed evenwicht tussen mens en natuur te waarborgen wordt gestreefd naar
| |||||||||||||||||||||||||||||
2. Internationale betrekkingena. UitgangspuntenDe wereld is behalve onrechtvaardig ook onveilig, zeker zolang er nog geen nieuwe ekonomische orde tot stand is gebracht. De rijken zijn sterk, de armen zijn zwak, konflikten liggen voor het oprapen. Grondstoffen, kennis, kapitaal en arbeid zijn ongelijk verdeeld. Dit kan de inzet worden van kleinere en ook van grotere oorlogen. De wrede oorlog van Amerika in Vietnam is hiervan een van de meest sprekende voorbeelden geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 557]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Niettegenstaande bepaalde gemeenschappelijke belangen zijn de rijke landen ook onderling verdeeld: aan de ene kant de (neo)kapitalistische systemen in het oostblok. Beide systemen beschermen zich met militaire en ekonomische machtspolitiek en houden een steeds sterkere bewapeningswedloop in stand. Dit betekent oorlogsgevaar, mogelijk met gebruik van kernwapens. De strategie van de afschrikking heeft geleid tot een wapenvoorraad, die voldoende is om de mensheid vele malen te vernietigen. Met name de nukleaire, biologische en chemische wapens zijn daartoe in staat. Noch voor de aanval, noch voor de verdediging is het gebruik van deze wapens zinvol of aanvaardbaar. Aan vriend noch vijand bieden ze bescherming. Elk oorlogsgevaar, elke feitelijke gevechtssituatie bedreigt het, door de toenemende kans op escalatie, voortbestaan van de menselijke samenleving. De strategie van de afschrikking heeft zichzelf daarom al jaren overleefd. Terwille van het voortbestaan van de mensheid zullen van nu af aan niet-militaire middelen tot belangenbehartiging, zoals overleg, politieke en ekonomische aktie, verder moeten worden ontwikkeld. | |||||||||||||||||||||||||||||
b. DoelstellingenOm in deze situatie verandering te brengen streeft de PvdA naar een nieuwe internationale orde, waarin
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 558]
| |||||||||||||||||||||||||||||
c. ProgrammapuntenTeneinde deze doelstellingen te verwezenlijken bepleit de PvdA met betrekking tot internationale organisaties
Voor de opstelling van Nederland in internationale organisaties betekent een en ander dat
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 559]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Wat het Nederlandse ontwikkelingsbeleid betreft zet de PvdA zich ervoor in, dat
Met betrekking tot het optreden van de PvdA als politieke partij leidt het voorgaande tot een ondubbelzinnige keuze voor
| |||||||||||||||||||||||||||||
3. Burger en overheida. UitgangspuntenEr bestaat een grote afstand tussen de burger en de overheid. Het overheidsapparaat wordt eerder ervaren als een onpersoonlijke macht tegenover de mensen dan als een vorm van dienstverlening, waarover zij zelf iets te zeggen hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 560]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Internationaal ontstaan er reusachtige bureaukratieën (bijvoorbeeld de eeg), die onvoldoende of nauwelijks aan demokratische kontrole onderworpen zijn. Maar ook nationaal wordt een dergelijke kontrole er niet gemakkelijker op. Men spreekt van een vierde macht in de staat, waarmee de invloed wordt bedoeld die het ambtenarenapparaat uitoefent op de beslissingen van de uitvoerende en wetgevende macht, van degenen dus die politieke verantwoordelijkheid dragen. En er is zelfs al sprake van een vijfde macht, waarmee het ondoorzichtige netwerk van adviesorganen wordt aangeduid, dat een sterke greep krijgt op het overheidsbeleid.
Daardoor wordt een demokratische kontrole van de overheid bemoeilijkt. Bovendien zijn de vertegenwoordigende organen onvoldoende uitgerust, om verantwoord tegenspel te kunnen bieden. Politieke partijen en andere vormen van politieke organisatie tenslotte kunnen deze problemen maar ten dele opgevangen, ook omdat er slechts weinig mensen aktief meedoen.
Voor een demokratisch-socialistische politiek betekent deze situatie een moeilijk dilemma. Demokratisch-socialisten willen bestaande machtsongelijkheid, bijvoorbeeld op ekonomisch gebied, doorbreken. Het belangrijkste instrument dat de gemeenschap daarbij ter beschikking staat is de overheid. Meer greep van de gemeenschap op de ekonomische machtsvorming betekent aldus versterking van het overheidsapparaat. Het gevolg hiervan kan echter zijn dat de afstand tussen burger en overheid groter wordt en dat van demokratisering in de praktijk maar weinig terecht komt. De staat vormt nooit een doel in zichzelf. Ook in een veranderende samenleving dient de overheid onderworpen te blijven aan het recht. | |||||||||||||||||||||||||||||
b. DoelstellingenMet het oog op deze situatie streeft de PvdA naar een zodanige inrichting van het staatsbestuur, dat
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 561]
| |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
c. ProgrammapuntenTeneinde de direkte invloed van de burger op het overheidsbeleid te vergroten streeft de PvdA naar
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 562]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Terwille van een versterking van de invloed der gekozen vertegenwoordigers zet de PvdA zich ervoor in, dat
Teneinde de vrijheid van iedere burger zo goed mogelijk te beschermen bepleit de PvdA
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 563]
| |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
4. Ruimtelijke ordening en volkshuisvestinga. UitgangspuntenHet vrije spel der maatschappelijke krachten is doorslaggevend voor de manier waarop wij wonen en leven. Wie in Nederland rondkijkt | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 564]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ziet dat vooral de ekonomisch sterksten kunnen bepalen waar, wat en hoe er wordt gebouwd. De overheid kan de volkshuisvesting en ruimtelijke ordening door middel van een op zich beter te gebruiken instrumentarium nog enigszins sturen, maar de ekonomische bedrijvigheid onttrekt zich grotendeels aan kontrole van bovenaf. Ook werkt de geringe greep van de overheid op zowel het bouwbeleid als het toewijzingsbeleid mee aan het opvullen van de open ruimte ten gunste van de meer welgestelden.
Het gevolg is dat de bevolking, werkgelegenheid en voorzieningen over Nederland erg onevenwichtig verdeeld zijn. Er is vaak een grote afstand tussen woon- en werkplaats en bijna altijd moeten de mensen op reis om zich te kunnen ontspannen of een rustig plekje te vinden. Wat de steden betreft, is er in de buitenwijken te grootschalig gebouwd, terwijl in de binnensteden en de negentiende-eeuwse stadsdelen de woonomstandigheden vaak primitief zijn. Het beleid van de verschillende overheden is onvoldoende op elkaar afgestemd. De besluitvorming is voor bijna niemand begrijpelijk. Niet alleen is de invloed van de meeste gebruikers op de inrichting van de ruimte nihil, ook over het beheer van de ruimte hebben de gebruikers doorgaans weinig te vertellen. Nog steeds is het in ons land zo dat een laag inkomen vaak gepaard gaat met slechte woonomstandigheden en een laag voorzieningenpeil in de woonomgeving. Bovendien besteden juist de lagere inkomenstrekkers een groter deel van hun inkomen aan wonen dan de hogerbetaalden. De woning is een kultuurfaktor van de eerste orde. Profijt van onderwijs, welzijn, de ontplooiingsmogelijkheden in de wijdste zin van het woord, met name die van de huisvrouw, worden door het kleinbehuisd zijn belemmerd. Gebrek aan ruimte werkt agressiviteit in de hand. Hieraan is tot nu toe meer aandacht geschonken met betrekking tot dieren dan met betrekking tot mensen. Het geldt voor beiden. | |||||||||||||||||||||||||||||
b. DoelstellingenTeneinde in deze situatie verandering te brengen stelt de PvdA zich ten doel; | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 565]
| |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
c. ProgrammapuntenTeneinde deze doelstellingen te verwezenlijken vindt de PvdA het wenselijk dat via ordeningsbeleid op nationaal niveau onderling gelijkwaardige regio's worden gevormd, waarin
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 566]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Wat het overheidsbeleid betreft, wil de PvdA dat
Voor de verwezenlijking van deze doelstellingen wil de PvdA dat
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 567]
| |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
5. Onderwijs en kultuura. UitgangspuntenOnderwijs en kultuur komen niet aan iedereen gelijkelijk ten goede; ook op dit gebied heerst grote ongelijkheid. Een kind uit een welgesteld milieu heeft nog altijd een zeer veel grotere kans om bij het hoger onderwijs te komen dan kinderen uit achtergestelde groepen; ook de achterstand van meisjes is nog steeds aanzienlijk.
Tal van vormen van kultuur komen slechts ten goede aan groepen die toch al bevoorrecht zijn. Er wordt weinig gedaan aan kunstzinnige vorming; zelfwerkzaamheid op kunstgebied wordt nauwelijks aangemoedigd.
Het onderwijs is bovendien nog veelal eenzijdig gericht op de ontwikkeling van vaktechnische en intellektuele bekwaamheden. Velen met een anders gerichte voorkeur komen daardoor niet aan bod. Het bevordert konkurrentie en kompetitie, kortom die eigenschappen, die de leerlingen in staat stellen een plaats te verwerven in het produktieproces. Het schenkt te weinig aandacht aan de ontwikkeling van solidariteit, verdraagzaamheid, oorspronkelijkheid en kritische zin en bereidt de leerlingen te weinig voor op deelname aan het maatschappelijk gebeuren. Het heeft onvoldoende oog voor de wisselwerking tussen onderwijs en samenleving en voor de betekenis die het onderwijs voor het veranderen van de samenleving kan hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||
b. DoelstellingenTeneinde in deze situatie verandering te brengen stelt de PvdA zich ten doel: | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 568]
| |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
c. ProgrammapuntenOp het terrein van het onderwijs- en kultuurbeleid wil de PvdA dat de overheid
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 569]
| |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 570]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De PvdA streeft naar een zodanig wetenschapsbeleid, dat
Met betrekking tot het kunstbeleid bepleit de PvdA een beleid van de overheid dat
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 571]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De PvdA staat verder een mediabeleid voor dat gericht is op
| |||||||||||||||||||||||||||||
6. Welzijna. UitgangspuntenRecht op welzijn kan men op papier gemakkelijk aan iedereen toekennen. In de praktijk echter moet aan heel veel zijn voldaan, wil men echt van welzijn kunnen spreken. Gezondheid bijvoorbeeld is een noodzakelijke voorwaarde; bevredigende relaties met anderen zijn onmisbaar, evenals respekt voor zichzelf en anderen. Verder moeten mensen over hun omstandigheden zeggenschap hebben.
Als al deze voorwaarden vervuld moeten zijn vóór we van welzijn kunnen spreken, ligt de konklusie voor de hand: er mankeert in deze welvaartsmaatschappij aan het welzijn van de mensen nog erg veel.
Enerzijds kan men de stelling verdedigen dat iedere maatschappij welzijnstekorten zal vertonen. Elke maatschappij bevordert nu eenmaal bepaalde ontwikkelingen en belemmert andere, altijd zullen er mensen zijn die tekort komen, ook in een socialistische maatschappij. Bovendien zullen er altijd groepen zijn die in iedere maatschappij hulp nodig hebben, zoals bejaarden en zieken.
Anderzijds kan men een aantal welzijnstekorten duidelijk op rekening schrijven van de kapitalistische maatschappij met haar vele vormen van ongelijkheid. Tal van mensen zijn bijvoorbeeld door sociale omstandigheden achtergesteld en hebben nauwelijks kans zich te ontplooien. Vele bedrijven zijn zo groot dat men zich daarin verlaagd | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 572]
| |||||||||||||||||||||||||||||
voelt tot nummer. De overheid presenteert zich niet als dienaar, maar als loket en formulier. Door de algemene sfeer van rivaliteit en angst om een arbeidsplaats te verliezen worden de relaties tussen mensen nogal eens verstoord.
Uiteraard beogen alle maatregelen die in een socialistisch beginselprogram worden voorgesteld een verbetering van 's mensen welzijn. Als in het navolgende echter over welzijnswerk wordt gesproken wordt speciaal gedacht aan geestelijke en lichamelijke gezondheidszorg, juridische hulp, maatschappelijke dienstverlening en sociaal-kultureel werk alsmede opbouwwerk. | |||||||||||||||||||||||||||||
b. DoelstellingenGezien de huidige maatschappelijke situatie bepleit de PvdA een zodanige welzijnspolitiek dat
en voorts dat
| |||||||||||||||||||||||||||||
c. ProgrammapuntenMet betrekking tot de inrichting en organisatie van het gehele welzijnswerk bepleit de PvdA dat | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 573]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Speciaal met betrekking tot de gezondheidszorg bepleit de PvdA dat
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 574]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Met betrekking tot de sportieve rekreatie en sportbeoefening bepleit de PvdA dat
| |||||||||||||||||||||||||||||
Deel IV De lange weg1. Beginselprogramma en politieke praktijkHet beginselprogramma van een partij heeft op de politieke praktijk van alledag meestal maar weinig invloed. Wanneer het eenmaal is opgesteld, geldt het vaak als een soort visitekaartje. Voor het optreden naar buiten bewijst het goede diensten, maar als richtsnoer voor het eigen handelen is het niet van belang.
Het gevaar van een dergelijke vrijblijvendheid wordt er met een programma als dit niet kleiner op. Juist een beginselprogramma dat mondiale solidariteit vooropstelt en bijvoorbeeld ook doordrongen is van de noodzaak tot beperking van de ekonomische groei, loopt een dergelijk risiko. Omdat de socialistische idealen een radikale omvorming van de samenleving vereisen, is de kans groot dat het bij frase en vlaggestok blijft. Dit te meer omdat het voor iedereen wel duidelijk is dat zo'n programma niet in een handomdraai te realiseren valt.
Teneinde de nadruk te leggen op het verplichtende karakter van het beginselprogramma, dient er op de volgende punten in ieder geval een toetsing aan dit programma plaats te vinden;
In elk van deze gevallen staat de vraag centraal of daardoor de doelstellingen van de partij naderbij kunnen worden gebracht.
Bij dit alles geldt dat kompromissen niet verwerpelijk behoeven te zijn, mits uitdrukkelijk wordt aangegeven op welke punten konces- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 575]
| |||||||||||||||||||||||||||||
sies zijn gedaan. Er is geen enkel belang mee gediend om koncessies achter de politieke schermen weg te moffelen of kompromissen te presenteren als iets waarnaar men eigenlijk altijd al had gestreefd. Door kleine stappen tot grote op te blazen verspeelt men het vertrouwen van de kiezer en kweekt men politieke onverschilligheid.
We behoeven er geen doekjes om te winden dat demokratisch-socialisten gegeven de maatschappelijke omstandigheden in ons deel van de wereld slechts kleine stappen doen. Wie een demokratisch-socialistisch alternatief zoekt voor het kapitalisme, een alternatief dat in feite nog nergens bestaat, kan niet in één grote stap, met behulp van één radikale omwenteling zijn doel bereiken. Zelfs de instrumenten, waarmee de gelijkheid op wereldschaal moet worden verwezenlijkt moeten nog stapje voor stapje worden ontwikkeld.
Bij het zetten van nieuwe stappen zal er echter steeds weer aan de hand van het beginselprogramma een politieke diskussie moeten plaatsvinden. Deze betreft de vraag of een bepaalde stap de doeleinden van het demokratisch-socialisme naderbij brengt of juist zoals zo makkelijk gebeurt - het systeem bevestigt of zelfs nog versterkt. Demokratisch-socialisten moeten ervoor bedanken om als de puinruimers van het kapitalisme te dienen. | |||||||||||||||||||||||||||||
2. Politieke prioriteitenDe ekonomische groei van de afgelopen industriële periode stemde ook demokratisch-socialisten betrekkelijk optimistisch. Zij verwachtten immers de nadelen van het kapitalisme wel te kunnen wegwerken door er een systeem van sociale zekerheid en herverdeling mee te kombineren. Op deze wijze zou die groei ook ten goede komen aan degenen die niet konden beschikken over de produktiemiddelen.
Er zijn wat dit betreft in de laatste jaren nieuwe inzichten ontstaan: de snelle ekonomische groei, welke voornamelijk gericht was op verhoging van de individuele materiële welvaart, moet plaats maken voor een selektieve groei met grote aandacht voor kollektieve voorzienin- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 576]
| |||||||||||||||||||||||||||||
gen en met zoveel mogelijk gebruik van milieuvriendelijke technologie. Selektieve groei is noodzakelijk:
Wil men de komende krises niet passief afwachten, dan moet er nu al een beleid gevoerd worden, gericht op de lange termijn. Nu al moeten er stappen worden gezet in de richting van een oplossing van de problemen, die pas veel later op ons lijken te zullen afkomen. Daarbij moeten we overigens bedenken dat de tijd die we hebben beperkt is. De stroomversnelling waarin de samenleving zich bevindt en de uitputting van de natuur stellen aan ons handelen een termijn. Het is een illusie te menen dat men de dreigende krises in de toekomst vermijden kan bij het huidige tempo van politiek handelen.
Gezien de beperkte tijd die ons rest, is een plan voor het politieke handelen en de te volgen strategie noodzakelijk. In een dergelijk plan zal de tijd moeten zijn aangegeven waarbinnen de doelstellingen verwezenlijkt en bepaalde maatregelen genomen moeten worden. Bij het opstellen van een dergelijk plan kunnen wetenschappelijk gefundeerde toekomstvoorspellingen, die aangeven welke ontwikkelingen te verwachten zij (bijvoorbeeld op het gebied van de bevolking of de energie), van groot belang zijn. Voorwaarde hierbij is echter wel, dat bij ieder plan meer mogelijkheden worden uitgewerkt, zodat er politiek nog iets te kiezen valt en de mensen betrokken kunnen worden bij problemen die veraf lijken, maar iedereen toch in haar of zijn direkte levenssfeer raken.
Voor het demokratisch-socialisme betekent deze nieuwe situatie dat prioriteiten zorgvuldig tegen elkaar afgewogen moeten worden. Dit kan gebeuren tegen de achtergrond van de vier punten die in het beginselprogramma centraal staat:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 577]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De konsekwentie hiervan is dat beperking in de welvaartsgroei samen zal moeten gaan met
Dit betekent niet, dat er zich voor het demokratisch-socialisme geen pijnlijke dilemma's meer zullen voordoen; het konflikt tussen eisen van werkgelegenheid en milieu-eisen, om slechts één voorbeeld te noemen, is overbekend. Het betekent echter wel de principiële noodzaak van een politiek die beperking van de groei en fundamentele hervorming van de samenleving in socialistische zin doet samengaan. | |||||||||||||||||||||||||||||
3. De Partij van de Arbeid: een demokratisch-socialistische partijDe afwijzing van de kapitalistische samenleving, de overtuiging, dat door aktief optreden een socialistische samenleving tot stand kan worden gebracht, het inzicht dat hiervoor politieke machtsvorming noodzakelijk is en de bereidheid om zich voor de hervorming van de samenleving in te zetten, dat alles brengt inwoners van Nederland ongeacht hun levensbeschouwing of hun sociale positie samen in de PvdA, een demokratische en socialistische partij.
De PvdA is demokratisch omdat zij naar politieke machtsvorming streeft binnen een demokratische orde die de rechten van de mens eerbiedigt. In het kader van deze demokratische rechtsorde | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 578]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De PvdA is socialistisch omdat zij zich - als onderdeel van een internationale beweging - baseert op de beginselen van gelijkheid, vrijheid en solidariteit, die zij onverbrekelijk met elkaar verbonden acht. De PvdA brengt dit tot uiting in
| |||||||||||||||||||||||||||||
Deel V SlotwoordHet socialisme heeft altijd een beweging willen zijn die mensen tot bewustzijn en aktiviteit brengt. Het beoogt immers anti-kapitalistische machtsvorming binnen de samenleving in al haar geledingen en dit lukt alleen als de mensen ook worden geïnspireerd om zich daad- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 579]
| |||||||||||||||||||||||||||||
werkelijk in maatschappelijke organisaties aaneen te sluiten en op te komen voor gelijkheid, vrijheid en solidariteit. Welke inhoud aan die begrippen binnen de door de politiek ontworpen mogelijkheden wordt gegeven, hangt mede af van de levenshouding en de levensbeschouwing der burgers. Het demokratisch-socialisme staat daarom open voor mensen van uiteenlopende levensbeschouwingen en vraagt hen mee te helpen de maatschappelijke voorwaarden te ontwikkelen voor een samenleving waarin vrijheid, gelijkheid en solidariteit zichtbaar worden. Hoewel ook deze waarden in beginsel alle mensen aanspreken, worden ze bij velen overstemd door andere drijfveren, zoals eigenbelang en prestatiedrift. In die omstandigheden is het niet verwonderlijk, dat mensen hun belangstelling voor de politiek verliezen.
Het zou onjuist en moralistisch zijn om de mensen zelf hiervan de schuld te geven. Ook de socialistische partijen blijven vaak in gebreke als het er om gaat, belangstelling te wekken voor de politiek of een intensief leer- en scholingsproces op gang te brengen. Bovendien wordt er vrijwel nooit iets gedaan aan de herscholing van hen die nu van de politiek een dagwerk maken. De afstand tussen de manier waarop de politiek bedreven wordt en de belevingswereld van de mensen is groot en voor de helft van de samenleving, de vrouwen, die traditioneel buiten spel staan, dubbel groot.
Politieke onverschilligheid is alleen te doorbreken als de politici de samenhang kunnen laten zien tussen het persoonlijke en het politieke handelen en erin slagen allerlei kunstmatige scheidingen tussen wat rationeel en emotioneel is op te heffen. De politiek moet binnen het direkte bereik van de mensen komen: op de werkvloer, in de buurten, in de organisaties op sociaal en kultureel gebied. Omdat de politiek er zowel voor de vrouw als voor de man is, moeten zij beiden ook de kans hebben om zowel binnenshuis als daarbuiten aktief te zijn.
Het is de taak van de PvdA de politiek aan huis te bezorgen en voor iedereen herkenbaar en inspirerend te maken. Daarvoor is het nodig dat de partij zelf model staat als een beweging van aktieve en bevrijde mensen, die ondanks meningsverschillen in solidariteit en verdraag- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 580]
| |||||||||||||||||||||||||||||
zaamheid werken aan een demokratisch-socialistische samenleving. De gelijkheid van alle mensen, van mannen en vrouwen, dient in de dagelijkse politieke praktijk zichtbaar te worden gemaakt. |
|