der geval De Kadts elitetheorie. Het hier ontwikkelde project van cultuursocialisme veronderstelt bij De Kadt dat de weg daarheen verkend en in kaart gebracht moet worden door een elite ‘van de bekwaamsten’. Wie dat zijn, dat is iets waarop De Kadt niet een ondubbelzinnig antwoord geeft, of het zou moeten zijn: mensen als hij. Paul Kalma, die op het symposium werd aangewezen als hedendaags vertegenwoordiger van het zakensocialisme, had met deze implicatie grote moeite. Een politieke elite van non-conformisten, dissidenten en cultuurscheppers zou een ramp voor het land zijn, zei hij streng.
Naast de cultuursocialist De Kadt is het vooral de politieke realist die aandacht blijft verdienen. Hij zag in 1933 onmiddellijk dat de machtsovername van Hitler oorlog op termijn betekende. Die oorlog wilde hij ook zo vroeg mogelijk, want alleen zó zou het fascisme verdwijnen. Aan die uitkomst twijfelde hij niet. In 1938 voorzag hij dat dankzij de onontkoombare betrokkenheid van de Verenigde Staten Hitler verslagen zou worden, waarna nog slechts het probleem restte af te rekenen met het stalinisme, om dan te beginnen aan de politieke opgave waarom het in wezen ging: het scheppen van een democratische wereldorde onder leiding van de enig overgebleven supermogendheid, de Verenigde Staten. In 1938! Na de Tweede Wereldoorlog stelde hij dat de Sovjet-Unie wel aan zichzelf te gronde zou gaan, tenminste wanneer het Westen niet tot appeasement met Moskou zou overgaan. Aan het eind van de jaren vijftig werd hij pessimistischer en nam zijn reputatie als geharnast (en dus achterhaald) strijder van de Koude Oorlog toe. Maar toen de Sovjet-Unie in 1968 Tsjecho-Slowakije overviel, belde H.J.A. Hofland De Kadt op om aan betrouwbare inzichten te komen.
Om de polemicus De Kadt valt niet heen te komen. ‘In het orkest der politieke gifmengers is hem de rol van eerste vitriolist volkomen toevertrouwd’, concludeerde Marcus Bakker in zijn communistentijd. Wat De Kadt echter vooral zo spannend laat blijven, zijn de paradoxen die zo'n eigenaardige structuur aan zijn oeuvre geven. Niemand heeft zó fanatiek gepleit voor gematigdheid in de politiek. Van de vele elitetheoretici in het interbellum is hij nagenoeg de enige die uit is gekomen bij de democratie. Als geen ander in Nederland bepleitte hij de dekolonisatie in het algemeen en die van Nederlands-Indië in het bijzonder, om daarna de Derde Wereld af te schrijven. Hij was ook als geen ander verdediger van het Westen, maar hij vond het Westen steeds minder de moeite van het verdedigen waard. Een autodidact