sche bouwpolitiek gekeerd, omdat deze de winstmogelijkheden sterk beperkte. Ten slotte, en niet in de laatste plaats, was er in groeiende mate sprake van wrijving met de dienst Publieke Werken, waaraan De Miranda politiek leiding hoorde te geven. Tekenend voor de verhoudingen was het feit dat de directeur van deze dienst weigerde voor overleg naar de wethouderskamer te gaan; de wethouder moest de trap maar op, naar zijn kamer. De taak van de wethouder beperkte zich in de ogen van de directeur tot het verdedigen van het beleid van de dienst zoals dat door de directeur werd uitgemaakt. Publieke Werken was zeer gekant tegen de grootscheepse woningbouwprogramma's van De Miranda, onder andere omdat daardoor de prijzen van bestaande woningen zouden dalen.
De voornaamste bron over het politieke leven van De Miranda is de biografie van Gilles Borrie (1993), die als oud-burgemeester in staat is zich zeer goed in de positie van zijn hoofdpersoon te verplaatsen. Toch kan ook hij niet goed de positie van De Miranda bepalen. Uit alles krijgt men de indruk dat De Miranda gewaardeerd werd, in en buiten de sdap, maar dat hij noch over een Hausmacht, een eigen politieke basis beschikte, noch over de innerlijke zekerheid die daarvoor in de plaats had kunnen treden. Hij was fel en emotioneel in zijn betoogtrant, maar verwierf zich daarmee niet de statuur van een Wibaut, die van magistraat; omgekeerd trok hij zich kritiek te persoonlijk aan, hetgeen zijn kwetsbaarheid vergrootte.
Op 6 januari 1939 verscheen in De Telegraaf een uitvoerig artikel waarin gewag werd gemaakt van een gerechtelijk onderzoek naar corruptie door de wethouder. Dit artikel kwam als een donderslag bij heldere hemel. Een justitieel onderzoek naar een wethouder, zonder dat b&w daarvan op de hoogte was? De Miranda verweerde zich, maar vanaf het moment dat hij in opspraak kwam bleek hij politiek ten dode opgeschreven. Niemand valt hem openlijk af, maar niemand ook steunt hem openlijk. Dat alleen al is tekenend.
De gemeenteraad besluit tot instelling van een eigen onderzoekscommissie, onder leiding van Walrave Boissevain, een politiek tegenstander en De Miranda's voorganger als wethouder in de periode 1933-1935. De aanhoudende stroom van publieke verdachtmakingen wordt De Miranda te veel. Op advies van een bevriende arts trekt hij zich in april terug in een kuuroord in Laag-Soeren. Dat is achteraf een faliekant foute beslissing. Tot rust komt hij in het geheel niet in een omgeving waar iedereen De Telegraaf leest en hij zich vooral zor-