Karl Marx
(1983)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
4
| |
Die heilige FamilieFriedrich Engels werd op 28 november 1820 geboren in Barmen, in het Roergebied. Zijn achtergrond was een geheel andere dan die van Marx. Barmen was een van de eerste industriestadjes van Duitsland, zoals Trier marktplaats en bestuurscentrum was. Engels voltooide de middelbare school niet, maar ging op zeventienjarige leeftijd de praktijk in: in de textielfabriek van zijn vader. Hij was een autodidact met brede belangstelling. Tijdens zijn diensttijd in Berlijn volgde hij als toehoorder colleges in de filosofie en sloot hij zich aan bij de Jong-Hegelianen. Behalve voor literatuur, muziek en filosofie ontwikkelde hij al spoedig ook belangstelling voor een heel ander terrein. De onderneming waarvan zijn vader deelgenoot was, had ook een fabriek in Manchester, en al bij zijn eerste reis daarheen, in 1840, werd Engels getroffen door de ellendige omstandigheden waarin de Engelse industriearbeiders verkeerden. Met grote aan- | |
[pagina 52]
| |
dacht volgde hij de ontwikkeling van de Chartisten-beweging. Deze stelde het zonder een van de vele socialistische doctrines die op het vasteland bloeiden, maar vormde een massale volksbeweging, waarbij vergeleken de Duitse en Franse socialistische genootschappen onbetekenende sekten waren. Zijn bezoek aan Engeland bracht Engels bovendien in aanraking met de economische wetenschap zoals die daar, als political economy, beoefend werd. In dat ene nummer dat er uitkwam van de Deutsch-Französische Jahrbücher legde hij daarvan getuigenis af in een tweetal artikelen. Deze trokken de aandacht van Marx, en brachten hem er op zijn beurt toe zich te gaan verdiepen in de ‘dismal science’, zoals de essayist en historicus Carlyle de politieke economie vanwege haar sombere voorspellingen had gedoopt. Inmiddels was Engels al begonnen aan het boek dat zijn meesterwerk zou worden, Die Lage der arbeitenden Klasse in England. Het verscheen in 1845. Hij werkte er in 1844 en 1845 aan, en bezocht op weg van Barmen naar Manchester in de zomer van 1844 Marx in Parijs. Tien dagen, van 28 augustus tot 6 september, bleef Engels in Parijs. Vrijwel alles wat beiden interesseerde op het gebied van de politiek en de filosofie werd uitvoerig besproken. Hun opvattingen en meningen bleken in hoge mate met elkaar overeen te komen. De totstandkoming van de nieuwe vriendschap werd beklonken met het plan gezamenlijk een pamflet tegen de Jong-Hegelianen te schrijven. Zo werd niet de bestaande burgerlijke samenleving het slachtoffer van hun eerste samenwerking, maar hun voormalige vrienden en concurrenten in maatschappijkritiek. Marx liet de economisch-filosofische geschriften voor wat ze waren, en begon aan dit nieuwe project: een satire op Bruno Bauer en zijn vrienden. Engels schreef zijn aandeel nog in Parijs; dit beperkt zich tot de eerste drie korte hoofdstukken en enkele paragrafen in andere. Van een pamflet, zoals aanvankelijk in de bedoeling van de auteurs had gelegen, was al gauw geen sprake meer toen Marx zijn aandeel op schrift begon te zetten. Zoals gebruikelijk bij zijn werkwijze dijde het manuscript steeds verder uit. Zijn bijdrage aan het | |
[pagina 53]
| |
boek werd uiteindelijk ruim tien keer zo omvangrijk als die van Engels. In Parijs kon Marx geen uitgever vinden, maar in Frankfurt bleek Löwenthal bereid het boek te publiceren. Het verscheen onder de titel Die heilige Familie oder Kritik der kritischen Kritik in 1845, en Marx ontving zijn eerste honorarium als schrijver, 1000 frank. Op de titelpagina werd Engels - tot diens verwondering - als eerste auteur vermeld, waarschijnlijk omdat hij als schrijver al enige naam had gemaakt, terwijl Marx nagenoeg onbekend was. Zoals gewoonlijk was Marx niet in staat zich op bondige wijze aan zijn onderwerp te houden. Dit gebrek aan zelfbeheersing en concentratie maakt Die heilige Familie tot een rommelig en onoverzichtelijk boek. Het eigenlijke thema is de aanval op de Jong-Hegelianen. De kern van die aanval wordt precies neergezet in de eerste zin van het boek: ‘Het reële humanisme heeft in Duitsland geen gevaarlijker vijand dan het spiritualisme, oftewel: het speculatieve idealisme, dat in de plaats van de werkelijke individuele mens het “zelfbewustzijn” of de “Geest” stelt, en met de evangelist leert: “Het is de Geest die levend maakt, het vlees is van geen nut”.’Ga naar eind1. Dit thema wordt ontwikkeld in een satire die rondstampt op lemen voeten, maar in ieder geval de verdienste heeft dat het boek een structuur met begin en eind heeft gekregen. In allerlei toonaarden krijgen Bauer en andere Jong-Hegelianen te horen dat zij de problemen van de samenleving definiëren als in de eerste plaats van filosofische aard, en dat zij, daarnaast, deze problemen alleen op het niveau van de filosofie oplosbaar achten. Tegenover de - overigens karikaturaleGa naar eind2. - beschrijving van de opvattingen van Bauer ‘en zijn consorten’ nemen Marx en Engels een eigen positie in, die ze ‘het echte humanisme’ noemen. Tegen de Jong-Hegelianen betogen zij dat het kwaad van het kapitalisme zich niet laat wegredeneren: ‘Maar de massa's van communistische arbeiders die in de werkplaatsen van Manchester en Lyon produceren, die geloven niet door “zuiver denken” hun industrie-heren en hun eigen, feitelijke vernedering weg te kunnen redeneren. Zij ondergaan zeer smartelijk het verschil tussen zijn en denken, tussen bewustzijn en leven. Zij weten dat eigendom, kapitaal, | |
[pagina 54]
| |
geld, loonarbeid en dergelijke in het geheel geen ideële hersenspinsels zijn, maar zeer praktische, zeer concrete produkten van hun zelfvervreemding, die daarom ook op een praktische, concrete manier moeten worden opgeheven, opdat niet alleen in het denken, in het bewustzijn, maar in het zijn, in het leven de mens tot mens wordt’.Ga naar eind3. Een tweede thema in Die heilige Familie is de uitwerking van het ‘echte humanisme’, zoals Marx en Engels in deze tijd hun politiek-filosofische programma noemen. ‘Uitwerking’ is echter een misleidende term. Elke systematiek ontbreekt. In terzijdes en polemische uitweidingen vindt men hier een aantal motieven, die gedeeltelijk al eerder en in andere bewoordingen te vinden zijn, maar gedeeltelijk ook voor de eerste keer hun opwachting maken. In een minder Hegeliaanse schrijftrant dan in de Deutsch-Französische Jahrbücher betoogt Marx opnieuw dat het proletariaat krachtens zijn positie in de burgerlijke samenleving gedwongen wordt zichzelf te bevrijden, en daarmee ook de mensheid. ‘Het gaat er niet om wat deze of gene proletariër, of zelfs het hele proletariaat zichzelf als voorlopig doel voorstelt. Het gaat erom wat het is en wat het volgens dit zijn historisch gedwongen zal zijn te doen.’Ga naar eind4. De revolutionaire rol van het proletariaat wordt andermaal afgeleid uit het (verkeerde) schema van de hegelse dialectiek, maar een van de aardse mechanismen die het proletariaat in staat moet stellen deze rol te vervullen wordt in dit boek geïntroduceerd: de produktiewijze. Enerzijds worden hierdoor grenzen gesteld aan wat mensen binnen de produktiewijze kunnen denken en hoe ze succesvol kunnen handelen; anderzijds ligt in de produktiewijze al de richting besloten waarin ze zich ontwikkelt en uiteindelijk zal worden opgeheven. Vanuit deze gedachtengang is het ook mogelijk onderscheid te maken tussen de ‘kritische kritiek’ van Bauer en de zijnen, die daar geen weet van hebben en daarom machteloos om zich heen maaien in de mist, en kritiek als die van Marx en Engels: deze is het wapen dat het proletariaat nodig heeft om op den duur de knellende banden van de burgerlijke produktiewijze door te hakken. | |
[pagina 55]
| |
Het probleem van Die heilige Familie is dat het boek vlees is noch vis. Als satire is het voor die tijd al te lomp; wie de ‘kritische kritiek’ van Bauer niet kent zegt dit staaltje van strijdcultuur al helemaal niets. Het boek schiet echter ook tekort als een systematische uiteenzetting van de politieke ideeën die Marx nu koesterde. Toch was het op zo'n boek dat door zijn politieke medestanders werd gewacht. Zijn vriend Weydemeyer schreef hem dat de mensen uitkeken naar een behoorlijk boek over het communisme, omdat ze genoeg hadden van algemene frasen.Ga naar eind5. En in de eerste brief die Friedrich Engels aan Marx schrijft, heet het: ‘Zorg er nu voor dat het materiaal dat je verzameld hebt gauw de wereld wordt ingeslingerd. Het is, vervloekt, de hoogste tijd’.Ga naar eind6. Engels doelt hiermee op het boek, waarvan de economisch-filosofische manuscripten als onderdeel of voorstudie gedacht waren, het boek dat Marx zijn hele leven lang zou schrijven, terwijl het de levenstaak van Engels zou worden deze eerste vermaning eindeloos te herhalen. Inmiddels was Marx medewerker geworden van Vorwärts, een in Parijs verschijnend Duits tijdschrift. Het oproer onder de Silesische wevers in juni 1844 beschreef hij daarin als de empirische bevestiging van zijn theorie over het proletariaat. Zulke artikelen trokken de aandacht van de Pruisische regering, die druk begon uit te oefenen op de Franse autoriteiten. De minister-president, Guizot - een van de Franse historici van wie Marx het concept ‘klasse’ overnam - wees begin 1845 de voornaamste medewerkers van Vorwärts uit. Toen puntje bij paaltje kwam, moest alleen Marx Frankrijk verlaten. Hij week uit naar Brussel. De Belgische regering verleende hem een verblijfsvergunning op voorwaarde dat hij geen artikelen over politiek zou schrijven. Aan deze conditie hield Marx zich - tot 1848, maar hij was onmiddellijk betrokken bij de organisatie van communisten in Brussel, en correspondeerde met radicale ballingen in andere Europese landen over de revolutie die volgens hem voor de deur stond. Ook deze activiteiten ontgingen de Pruisische regering niet. Deze zette nu de Belgische onder druk. Om aan die druk te ontkomen, maar | |
[pagina 56]
| |
vooral uit woede over dergelijke manoeuvres, gaf Marx eind 1845 de Pruisische nationaliteit op, nadat hij eerst bij de Pruisische autoriteiten een vergunning om naar Amerika te emigreren had aangevraagd. De rest van zijn leven was Karl Marx statenloos. De kleine kolonie politieke ballingen in Brussel, waartoe toentertijd onder andere Michael Bakoenin en Moses Hess behoorden, werd begin april 1845 versterkt met Engels. Marx had inmiddels zijn studie van de economie weer opgenomen, en schrijft rond deze tijd de conclusies van zijn filosofische beschouwingen op uiterst beknopte wijze neer in de Stellingen over Feuerbach. Deze werkt hij niet uit, noch voltooit hij de studie over de economie. In plaats daarvan begint hij samen met Engels aan een tweede boek, Die deutsche Ideologie, daartoe geprikkeld door de reacties van de Jong-Hegelianen op Die heilige Familie. | |
Die deutsche IdeologieDie deutsche Ideologie is in feite een voortzetting van het voorafgaande boek. Opnieuw zijn het de concurrenten van Marx en Engels in de branche van de Duitse maatschappijkritiek die het doelwit van de, alweer, lang uitgesponnen kritiek vormen. Waren Bauer en zijn medestanders in het eerste boek het slachtoffer, de polemiek richt zich nu tegen Max Stirner, die opzien had gebaard met zijn boek Der Einzige und sein Eigentum, Karel Gruen, een radicaal met wie Marx sinds de universiteit bevriend was geweest, en de zogenaamde ‘ware socialisten’. Net als Die heilige Familie is Die deutsche Ideologie een buitengewoon onevenwichtig boek. Voor vijf-zesde bestaat het uit de aanval op ‘Sankt Max’ (Stirner), in 25 pagina's wordt ‘Sankt Bruno’ (Bauer) nog eens onder handen genomen, en Gruen en de ‘ware socialisten’ krijgen een kleine honderd pagina's met de roede. De algemene teneur van de kritiek is dezelfde als die in Die heilige Familie, en die kritiek wordt omslachtig uitgewerkt. Nergens gebruiken Marx en Engels een woord, als het ook niet in een zin kan, en met een zin volstaan ze niet waar een | |
[pagina 57]
| |
alinea evengoed mogelijk is. Het meest belangwekkende gedeelte van het boek zijn de eerste 80 pagina's, waarin de auteurs hun positie ten opzichte van Feuerbach trachten te verduidelijken. Hier vindt men namelijk de eerste schets van wat later het historisch materialisme zal worden genoemd, maar wat juister kan worden omschreven als Marx' visie op de ontwikkeling van de maatschappij. Deze visie wordt, zoals gebruikelijk, uiteengezet in de vorm van een polemiek. Het is niet alleen de eerste, maar ook de laatste schets van het historisch materialisme. Alleen in het voorwoord tot Zur Kritik der politischen Ökonomie (1859) vat Marx zijn benadering nogmaals samen. Maar wat in Die deutsche Ideologie een voorstudie is, een schets in houtskool, is in dat beroemde voorwoord geworden tot een catalogus-beschrijving van een voltooid olieverfschilderij. Dat schilderij zelf bestaat echter niet. Die deutsche Ideologie heeft wel een begin, maar geen eind. Het boek stopt op bladzijde 530 (in de MEW-uitgave), maar het had zonder probleem nog honderden pagina's kunnen doorgaan. Deze indruk lijkt met de feiten te kloppen: in het voorjaar van 1846 hielden de beide auteurs het voor gezien, en verklaarden het opus voor voltooid. Die deutsche Ideologie is in feite het enige werk dat Marx en Engels gezamenlijk hebben geschreven, vaak werkend tot diep in de nacht, en van lachen bulderend over het geschrevene. Pogingen een uitgever te vinden faalden. Het onderwerp, de met dierlijke ernst geschreven polemiek van één minuscule radicale sekte tegen enkele andere eenmanspartijen, was geen aantrekkelijk project voor een uitgever, die bovendien het gevaar liep dat de censuur het werk zou verbieden. Een bijkomende rol heeft wellicht het feit gespeeld dat Die heilige Familie geen verkoopsucces was geworden. Een allerlaatste poging van Marx, om het boek via een eigen uitgeverij op de markt te brengen, mislukte. Daarop lieten Engels en hij het manuscript over aan ‘de knagende kritiek van de muizen’.Ga naar eind7. Het manuscript vertoont inderdaad sporen van zulke afdoende kritiek. Engels vond het in 1883 terug in de nalatenschap van Marx, maar zag af van een nieuwe poging tot | |
[pagina 58]
| |
publikatie, evenals Bernstein na hem, die het werkstuk daarvoor niet van voldoende belang achtte. Pas in 1932 werd het boek - voor zover bewaard, enkele bladzijden ontbreken - in Moskou uitgegeven. Vóór dat tijdstip vond slechts één hoofdstuk zijn weg naar de openbaarheid: in september 1847 publiceerde het maandblad de Westphälische Dampfboot, waarvan Weydemeyer toen hoofdredacteur was, het hoofdstuk over Gruen.Ga naar eind8. | |
Engels en MarxDie deutsche Ideologie is het enige werk dat Marx en Engels werkelijk gezamenlijk hebben geschreven, juist omdat het onmogelijk is aan te geven welk aandeel ieder van hen in het geheel heeft gehad. Van Die heilige Familie staat vast wat van de hand van Engels en wat van de hand van Marx is. Voor het Communistisch Manifest heeft Engels een eerste ontwerp gemaakt, maar de uiteindelijke tekst is van Marx, en van Marx alleen. Omgekeerd heeft Engels later in zijn Anti-Dühring gebruik gemaakt van enkele hoofdstukken van Marx over de ontwikkeling van het kapitalisme, maar het is verder zijn boek. Voor de rest bestaat hun oeuvre uit onafhankelijk van elkaar geschreven stukken, boeken en brochures. Niettemin worden Marx en Engels nog altijd in één adem genoemd, als een intellectuele en politieke Siamese tweeling, en is vrijwel altijd de innige overeenkomst van hun inzichten het onaantastbare uitgangspunt van de meeste ‘marxisten’ en Marxkenners geweest. Hun werken zijn uitgegeven als onderdelen van één gemeenschappelijk oeuvre. Dat geldt ook weer voor de eerste kritische uitgave van hun verzameld werk, waarvan de eerste delen in de afgelopen jaren zijn verschenen. Pas in de laatste tien jaar is de relatie tussen Marx en Engels zélf een thema dat nader onderzocht wordt. Ten dele heeft dat onderzoek een meer apologetische dan tekstkritische tendens. Het lijkt er dan op dat Engels zijn grote vriend een laatste dienst moet bewijzen door de schuld op zich te nemen voor alle defecten die moderne exegeten aan het marxisme hebben ontdekt. | |
[pagina 59]
| |
Dit boek gaat over Marx, niet over Marx en Engels. Maar het leidt geen twijfel dat er zonder Engels niet zoiets als ‘marxisme’ zou hebben bestaan, en het is twijfelachtig of Marx zonder de invloed van Engels zou hebben geschreven wat hij heeft geschreven. Het is daarom onmogelijk Engels buiten beschouwing te laten bij een analyse van Marx en zijn werk. De betekenis van Engels voor Marx valt op vier niveaus te onderkennen. De vriendschap met Engels is de enige in het leven van Marx, die niet in ruzie en haat is geëindigd, ook al hebben zijn dochters na de dood van Marx veel van de correspondentie tussen Jenny en Karl Marx verbrand uit piëteit tegenover Engels. Bijna veertig jaar lang was Engels de man bij wie hij kon aankomen met zijn politieke en persoonlijke problemen. Voor de kinderen van Marx was Engels een tweede vader, en van het kind dat Marx verwekte bij Helene Demuth, de huishoudster van de familie, op 18-jarige leeftijd door de moeder van Jenny naar Brussel gestuurd, nam Engels het vaderschap op zich. Naast, en onmiddellijk verbonden met deze psychologische steun, staat de materiële bijstand die Engels Marx en zijn familie bij voortduring verschafte. Zonder het geld dat Marx van Engels kreeg, was Marx niet in staat geweest te studeren en te schrijven. Het is een ironisch feit dat, om in de termen van de theorie van Marx te blijven, de arbeiders in de textielfabriek van Engels de meerwaarde hebben opgebracht die Marx in staat stelde Das Kapital te schrijven. Ook in intellectueel opzicht deed Marx nooit een vergeefs beroep op Engels. Hij schreef en vertaalde artikelen voor Marx, en deed alle moeite om het werk van Marx bekend te maken. Na de dood van Marx gebruikte Engels het leeuwedeel van de twaalfjaar die hem nog restten om het tweede en derde deel van Das Kapital persklaar te maken, en hij beheerde met grote inspanning de intellectuele erfenis van Marx. In de vierde plaats is Engels de Paulus van het marxisme. Hij gaf door middel van zijn populariseringen van de theorieën van Marx gestalte aan een politieke doctrine en een wereldbeschouwing die ‘marxisme’ zou gaan heten. Engels | |
[pagina 60]
| |
deed dat geheel te goeder trouw, maar dat neemt niet weg dat zijn uitleg op wezenlijke punten niet in overeenstemming is te brengen met de kern van de denkbeelden van Marx. Het is hoogstwaarschijnlijk dat vertekening de noodzakelijke prijs is voor elke poging tot systematisering van de denkbeelden van Marx, en het besef daarvan heeft Marx wellicht weerhouden van eigen pogingen in die richting. Zijn werk is een hoogst persoonlijke en in tal van opzichten door onoverbrugbare tegenstellingen getekende mengeling van standpunten en ideeën, alleen in leven gehouden door het onderliggende Hegeliaanse vertrekpunt, dat tegen het einde van zijn leven onzichtbaar was geworden. Zonder iemand als Engels had zijn werk nauwelijks de politieke uitwerking kunnen krijgen die het in de geschiedenis van de afgelopen honderd jaar heeft gehad. Inhoudelijk heeft Engels echter weinig bijgedragen aan het denken van Marx. Hij heeft Marx in het begin van de jaren veertig gewezen op de politieke economie als een instrument ter ontleding van het kapitalisme, dat tegelijkertijd een symptoom van dat zelfde kapitalisme is. Op allerlei terrein heeft hij Marx voorzien van informatie, en illustratiemateriaal bij diens theorieën. Maar in hun omvangrijke correspondentie is niets te vinden van een discussie over de theoretische problemen van Das Kapital. Engels zag de tekst van het eerste deel voor het eerst toen dit al gedrukt was. Pas na de dood van Marx kon hij voor het eerst de manuscripten inzien waaruit later het tweede en derde deel en de Theorien über den Mehrwert zijn samengesteld. Er zijn eigenlijk geen argumenten te vinden op grond waarvan men mag concluderen dat de voorstelling van zaken als zouden Marx en Engels twee zielen met één gedachte zijn geweest, juist is. |
|