Hoe de wereld in elkaar zit. 25 Jaar maatschappij, politiek en cultuur
(2004)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 213]
| |
kreeg. Nu heet de Jeltesloot Johan Frisokanaal en de brug gaat vier keer per uur op vaste tijdstippen vijf minuten open, twee keer van oost naar west en twee keer van west naar oost. Tientallen motor- en zeilschepen proberen zich dan, liefst allemaal tegelijk, door de brugopening te wringen. Het Friese waterland is - voor wie er is opgegroeid - allang alle karakteristieken gaan vertonen van wat de Engelse econoom Fred Hirsch een positioneel goed noemde. Hij had met die term dingen op het oog die hun waarde aan hun schaarste ontlenen, en die daarom verdwijnen als ze binnen het bereik van steeds meer mensen komen. Zo gaat het nu precies met de Friese meren: men zal daar weten dat Nederland ruim 125.000 pleziervaartuigen en bijna twee keer zoveel zeilplanken telt! De uitgestrektheid van het merengebied was echter al eerder via een architectonische ingreep tot een illusie teruggebracht: de stoere zendtoren van de ptt in Spannenburg vertoont zich altijd aan de horizon, waar men zich ook in Friesland op het water bevindt. Het drukke verkeer op de vaarwegen dwingt tot grote waakzaamheid. ‘De moeheid in een bootje’, de beroemdste dichtregel van Hans Lodeizen, komt heden ten dage onherroepelijk in aanvaring met een tegenligger. Zeker bij enige windkracht dient de uitkijk alle kompasstreken in het oog te houden: van alle kanten immers kan een zeilplank aan komen suizen en het is altijd weer afwachten of de plankzeiler heelhuids voor de boeg of achter de spiegel zal passeren. Deze afgedwongen oplettendheid heeft ook voordelen. Hierdoor kan men niet wegzakken in getuur naar het Friese landschap. Daar maken steeds meer met bomen omzoomde klassieke boerderijen plaats voor ligboxstallen die eruitzien alsof ze in één dag zijn gebouwd. Naast elke boerderij, oud of nieuw, staat een torenhoge raketlanceerinstallatie opgesteld, waarvan de raket gevuld is met kunstmest of veevoeder. De modernisering van de veeteelt is niet de enige factor in zulke vergezichten. Vroeger bestonden ze niet alleen niet, maar werden ze ook aan het oog onttrokken door vriendelijk wuivende rietkragen. Die zijn inmiddels bijna overal weggevaren en op zijn best verhinderen forse walbeschoeiingen verdere afslag. Heel verstandig, zoals het ook voor vrouwen heel verstandig is hoge hakken in te wisselen voor stevige stappers. Sommige dingen zijn gebleven. Het silhouet van het prachtige stadje Sloten wordt nog steeds beheerst door een enorm rechtopstaand lucifersdoosje: de veevoederfabriek. Net als in alle Nederlandse steden en stadjes die dateren van voor 1800 en een sloot in de | |
[pagina 214]
| |
buurt hebben is ook hier op schilderachtige plaatsen scheepsgeschut geïnstalleerd. Een paar kilometer naar het westen steekt de forse kerktoren van Wyckel - de grote vestingbouwkundige Menno van Coehoorn ligt er begraven - echter onaangetast boven de beginnende bossen van Gaasterland uit, en nog verder in deze richting, ‘in een oud stadje, langs de watergracht’, wordt de brug over de Luts gerestaureerd. Daarna moet dit gedeelte van Balk, het stadje uit de eerste regels van Gorters Mei, wel weer lijken op de plaats die hij al bijna honderd jaar geleden bezong in zijn grote gedicht. Het echte Friese landschap, het landschap dat ik in mijn jeugd nog heb gezien, dat bestaat verder alleen nog maar in de gedichten van Obe Postma (1868-1963). Voor de wal liggend in Stavoren probeer ik ze te lezen, maar ook hier treedt de welvaart tussenbeide. Bij het vallen van de avond razen voortdurend bijbootjes van grote jachten op en neer door het smalle slootje, bestuurd door kleine jongetjes met ontevreden smoeltjes. Twintig jaar geleden waren ze er ook, maar toen moesten ze nog roeien. Hun ouders, zonder twijfel zakenmensen eerlijk als goud, zitten in de kajuit televisie te kijken, dankzij die toren in Spannenburg. De trouwe bezoeker gaat elk jaar met angst en beven naar Frieslands wateren. Hun weidsheid wordt steeds verder benard door vakantiehuisjes, aanlegplaatsen, marina's, pompstations, zeilscholen, campings, reparatiewerven, speelstrandjes, verkeerswegen en parkeerpleinen. Onherroepelijk nadert het ogenblik dat zij niet meer de omgeving van het water vormen, maar dat de meren als een extratje bij deze omgeving worden geleverd. In de afgelopen twintig jaar is niet alles veranderd. De openbare sanitaire voorzieningen voor zeilgangers zijn in plaatsen als Stavoren, Sloten, Heeg, Sneek en Grouw dezelfde gebleven. Vooruitziende gemeentebestuurders zouden het behoud van het eigene wellicht op andere terreinen hebben gezocht. De dorpscafés, waar je vroeger voor weinig geld behoorlijk kon eten, hebben vrijwel overal plaatsgemaakt voor ‘bistro's’ waar biefstuk met patat is omgedoopt tot ‘tournedos du chef’ (f 27,50). Rustig bellen kun je er ook niet meer: de telefooncel in het café is ingeruild voor een kwartjesautomaat naast de bar. Een van de twee openbare telefooncellen in Heeg (met 's avonds altijd een lange rij wachtenden voor u in het zeilseizoen) loopt op guldens, zodat ik mijn column daar kan doorbellen. Net op tijd! Een dag later bungelt de draad hoornloos langs het apparaat. Dan lijken | |
[pagina 215]
| |
wonderen toch nog mogelijk: binnen enkele uren, en nog wel op zaterdag, is de telefooninstallatie door kabouters gerestaureerd.
28 juli 1994 |
|