De Zweedse atoombom
De rouw om Olof Palme is even begrijpelijk als op zijn plaats. Al evenzeer is het begrijpelijk dat de postume lofzangen op de Zweedse minister-president niet benadrukken dat hij uiteindelijk meer een man van beloften is gebleven dan een staatsman die staat kon maken op solide resultaten. Binnenslands presideerde hij over een neergang die de Zweedse sociaal-democraten (sap) voor het eerst in een halve eeuw tot minderheidspartij maakte en zelfs in de oppositie drong. Internationaal liepen zijn initiatieven en bemiddelingspogingen meestal uit op niets, laatstelijk nog in zijn pogingen om de oorlog tussen Iran en Irak te beslechten. Dit alles pleit niet tegen Palme; het maakt alleen duidelijk dat hij niet onder een gunstig gesternte staatsman was. En daarmee hebben bekwaamheid en integriteit nu eenmaal niet veel van doen. Als het over de competentie van een van zijn maarschalken ging, pleegde Napoleon even onbillijk als ter zake te vragen: ‘... maar heeft hij ook geluk?’ Geluk was Palme in zijn politieke carrière van de laatste vijftien jaar maar mondjesmaat gegund.
Het doet daarom ter zake een episode uit zijn politieke loopbaan op te halen waarin hij wel door de fortuin begunstigd werd. Dit betreft het Comité over Nucleaire Wapens dat door de sap in 1958 werd ingesteld. Van dit comité was Palme lid, en ook een van de secretarissen. De vergaderingen van dit gezelschap vonden plaats tussen januari en november 1959. Daarna bracht het een unaniem rapport uit, dat achteraf een eind gemaakt blijkt te hebben aan het streven naar een Zweedse atoombom.
Vanuit het perspectief van de hedendaagse waarnemer lijkt het onzinnig dat het neutrale, door en door sociaal-democratische Zweden ooit ernstig overwogen zou hebben een eigen nucleaire macht op te bouwen. Maar de historische werkelijkheid was anders. Dat de sap tussen de jaren dertig en de jaren zeventig de meerderheid in het parlement had, betekende niet dat er geen globale overeenstemming bestond over de buitenlandse en defensiepolitiek tussen de sap en de andere grote, rechtsere partijen.
De les van de Tweede Wereldoorlog was geweest dat een neutraal Zweden alleen mogelijk was indien de staat beschikte over een krachtige en geloofwaardige verdedigingsmacht. Deze door alle grote partijen onderschreven conclusie werd in 1954 verstoord of, zo men wil, van karakter veranderd. Toen adviseerde de opperbevelhebber van de Zweedse strijdkrachten de regering de productie van (tactische) nucleaire wapens op te nemen, teneinde de geloofwaardig-