Hoe de wereld in elkaar zit. 25 Jaar maatschappij, politiek en cultuur
(2004)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |
9
| |
[pagina 172]
| |
zien op de televisie (nee, natuurlijk niet op de Nederlandse) toen de meeste beschaafde landen van Europa het concert ter herdenking van de sterfdag van Maria Callas uitzonden. Onderdeel daarvan was een weergave van het laatste deel van de tweede acte van Tosca, met Callas en Gobbi in zijn glansrol als de cynische Romeinse commissaris van politie, baron Scarpia. De opname dateert van 1965, is in zwart-wit en raakt de hedendaagse toeschouwer door de elektriciteit waarmee deze twee kunstenaars de klassieke draak tot authentiek drama maakten. In zijn autobiografie My Life vertelt Gobbi onder welke omstandigheden deze opname tot stand kwam; hoe hij de door angst en zenuwen verteerde Maria Callas telkens weer ervan moest overtuigen dat ze de beproeving - en tegen die tijd was élk optreden voor haar een beproeving - aankon. Maar hij vertelt ook hoe perfect hun samenwerking was: ‘Wij waren nooit Callas en Gobbi - wij waren Tosca en Scarpia.’ Toen Maria Callas in het vuur van haar spel zo ver achterover boog dat haar pruik door een kaars op tafel vlam vatte, overmeesterde Gobbi haar dermate overtuigend (en doofde daarbij de smeulende krullen) dat niemand in het publiek iets bemerkte. Tito Gobbi was tussen 1950 en 1965 de Dietrich Fischer-Dieskau van de Italiaanse opera. Dat is geen eerlijke vergelijking. Gobbi begaf zich niet op het terrein van Duitse liederen, maar een opera als Wozzeck hoorde bij de ruim honderd rollen die hij beheerste. Fischer-Dieskau, op zijn beurt, zong ook Verdi en Puccini, fraai, intelligent en integer. Maar nooit zo overtuigend als Gobbi. Gobbi behoorde tot een generatie zangers (waartoe Maria Callas behoorde, en zijn zwager Boris Christoff) die op twee manieren de zangkunst veranderde. De eerste was artistiek, de tweede technisch van aard. Opera, dat merkwaardige genre dat even verheven als vulgair kan zijn, en daaraan zijn klasseloze populariteit ontleent, veranderde door hun optreden van karakter. Het drama kreeg voortaan geen voorrang op de muziek, maar de muziek werd voertuig van het drama. Verdi's instructie dat de vertolkster van Lady Macbeth niet in de eerste plaats engelachtig moest zingen, maar in haar zang demonisch moest zijn omdat de rol dat vroeg, is het model van de revolutie in stijl en voordracht die deze generatie bewerkstelligde. Men hoeft maar Gobbi als Scarpia te beluisteren, gitzwarte stem, eerst ironisch ten overstaan van Tosca, gezaghebbend tegenover anderen, en daarna in een mengeling van aanmatiging en hartstocht zich stortend op de zangeres, en die opname vergelijken met zijn Figaro of Falstaff (zijn allermooiste opname) om daarvan een indruk te | |
[pagina 173]
| |
krijgen. Als dom-dommer-tenor een spreekwoord is afkomstig uit een eerdere operatraditie, dan is Gobbi de representant van een heel andere mogelijkheid, waarin integriteit ten aanzien van woord en muziek voorop staat. Dat maakte hem, meer nog dan zijn buigzame maar betrekkelijk kleine stem, tot de bariton van zijn tijd, van wie de invloed op de generatie na hem, van Jan Derksen tot Renato Bruson, onmiskenbaar is. Maar deze revolutie in de zangkunst had nooit zo'n indruk gemaakt of kunnen krijgen als ze niet gepaard was gegaan met een tweede. Dat was de ontwikkeling van de 33-toerengrammofoonplaat. De generatie van Gobbi en Callas was de eerste die daarvan gebruik kon maken, zoals Caruso legendarisch werd door de 78-toerenplaat. De 33-toerenplaat betekende een immense democratisering van de cultuur. Voor een paar tientjes kon men zich nu een lange reis en een heel wat duurder kaartje voor het Teatro alla Scala besparen. In Nederland is Gobbi nooit opgetreden. Eén keer, in april 1961 (als ik het me goed herinner) was hij hier op de radio te beluisteren in een rechtstreekse uitzending uit de Romeinse opera, als Jago in Verdi's Otello. Op zo'n traktatie zullen de zendgemachtigden ons wel nooit meer vergasten, en dat niet alleen omdat Tito Gobbi nu echt dood is.
10 maart 1984 |
|