als zich tijdens het project sociologische vraagstukken voordeden, dan zouden zij zich tot mij wenden.
Een week later bleek bij geen van de drie projecten zo'n probleem te zijn opgedoemd. Ik sprak af dat ik in het vervolg de avond tevoren gebeld zou worden als zij wel een vraag hadden. Zo niet, dan kon ik mij een gure fietstocht naar de Oosterhamriklaan besparen. De week daarna vonden de projecten kennelijk probleemloos voortgang, maar weer een week later vroeg men mij te komen. De vraag was deze: waarop moest men letten bij het observeren van werkende jongeren in Appingedam? Ik deed mijn Socrates-mombakkes voor en vroeg terug: ‘Waarop zouden jullie letten als je apen moest observeren?’ Na de verplichte vrolijkheid kwam de discussie op gang. Of je nu apen observeert of werkende jongeren, eerst moet je weten waar je eigenlijk op uit bent. Onbevangen waarnemen is onmogelijk, enzovoort; een standaardintroductie tot sociaal-wetenschappelijk denken. In mijn herinnering kroop die ene jongen alweer stoned tussen de bankjes door, maar helemaal zeker ben ik daar niet van.
Nog voor het einde van het lesuur leidde groepsoverleg tot de bedeesde vraag of ik wellicht bereid was wekelijks college te geven over ‘dit soort dingen’. In mijn andere groep gebeurde hetzelfde. Daar heb ik tot ieders tevredenheid een cursus conflictsociologie gegeven, in plaats van de groep te ‘coachen’ bij hun ‘project’ over conflicten in een Drentse welzijnsstichting. Dit moest wel enigszins besmuikt gedaan worden, want een docent die lesgaf, dat strookte nu eenmaal in het geheel niet met de ‘onderwijsfilosofie’, waaraan de staf vasthield met een strakheid alsof het hier ging om een zeer bevindelijke afscheiding van een gereformeerde gemeente ex artikel 31.
Met feitelijke resultaten had dit geloof natuurlijk niets te maken. Onderzoek dat aantoonde dat ‘ouderwets’ klassikaal onderwijs minstens zo goed scoorde als het ging om kennisoverdracht, werd door de projectfanaten genegeerd, of verklaard uit het veronderstelde feit dat het echte projectonderwijs geen kans had gekregen: niet genoeg geld, verkeerd gemotiveerde docenten, conservatieve onderwijsorganisaties, studenten die verpest waren door eerder genoten onderwijs en ga zo maar door. ‘Aanloopproblemen’, noemen ze dat nu.
Rein Zunderdorp, van het ‘Project Management Voortgezet Onderwijs’, dat de invoering van het ‘studiehuis’ begeleidt, verklaarde blij te zijn met de staking. Deze demonstreerde dat scholieren inderdaad tot zelfstandig denken en doen in staat zijn. En daar gaat het bij het ‘studiehuis’ tenslotte om. Volgens deze ietwat maoïstische redenering van mijn oude studiegenoot, die zijn loopbaan als staffunctio-