de studiefinanciering op woeste en ondoordachte wijze vertaald is in een ingrijpende inhoudelijke wijziging van de inhoud van het onderwijs. Studiefinanciering moet een afgeleide zijn van de inhoud van het onderwijs en een bijdrage leveren aan de toegankelijkheid ervan. In beide opzichten wordt door deze kabinetsplannen de zaak volledig op zijn kop gezet: de financiële randvoorwaarden en het toegankelijkheidsideaal dicteren de inhoud van het onderwijsbeleid.’ Dit is niet alleen een perfecte beschrijving van wat er mis is aan de kabinets ‘plannen’, maar het is ook een scherpe terechtwijzing aan het adres van zijn eigen partij, want die beroemt zich erop de ‘plannen’ bedacht te hebben. Het PvdA-kamerlid Van der Ploeg deed de kritiek vanuit de universiteit op de ‘plannen’ (waaraan hij volgens zichzelf ook had bijgedragen) af als kritiek van belanghebbenden. Deze hebben, zoals bekend, altijd een volstrekt verkeerde voorstelling van zaken, en daarom is het zo goed dat er objectieve, belangeloze politici zijn, die veel beter weten wat goed is voor belanghebbenden. Vanuit dit gezichtspunt is de bijdrage van Rinnooy Kan gewichtig: voor het eerst wordt van de kant van werkgevers gezegd dat de manier waarop de overheid met wetenschappelijk onderwijs en onderzoek omdolt, dom, verkeerd en gevaarlijk is - niet alleen voor belanghebbenden als docenten, onderzoekers en studenten, maar ook voor de Nederlandse samenleving als zodanig.
Tegenover al deze kritiek, die veel preciezer en uitvoeriger is beargumenteerd dan de ‘plannen’ waarvoor drie politieke partijen hebben getekend, staat het regeerakkoord. Daarin ziet men de politieke rekenkunde terug. Het ministerie van Onderwijs (en Cultuur en Wetenschappen) staat daar genoteerd voor een bezuiniging gedurende de voorgenomen regeerperiode van 1,724 miljard gulden (bijna twee keer zoveel als het daaropvolgende ministerie), die geheel ten laste komt van het hoger onderwijs en de universiteiten.
Het regeerakkoord meldt dat de voorgenomen reductie van de universitaire opleiding tot drie jaar pas na een ‘aanlooptijd’ geld gaat opleveren. Die aanlooptijd zal ten minste vier jaar duren, want er moet toch eerst een wet worden gemaakt en aangenomen, en vervolgens moeten de universiteiten gereorganiseerd worden. Dat staat niet in het regeerakkoord, want op dat punt heeft men de kop in het zand gestoken. Maar waar moet die 1,724 miljard dan vandaan komen? Het regeerakkoord spreekt over ‘efficiencymaatregelen’, ‘bij voorkeur ter bevordering van een geringere gemiddelde verblijfsduur’ (waarschijnlijk van studenten, maar dat staat er niet bij). Dit is volgens normale logica onzin. Geen enkele instelling, geen enkel be-