het anders kon, op de ochtend van een voorstelling eigenhandig in alle vioolpartijen de streekzetting veranderde.
Toch was viool spelen uiteindelijk niet zijn eerste en hoogste doel. Dat was de Nederlandse muziek. Zijn inspiratie was het werk van Dirk Balfoort, net als hij violist, die echter al vanaf de jaren twintig als muziekhistoricus werkzaam was, en vanaf 1933 als conservator van de Muziekhistorische Afdeling van het Haags Gemeentemuseum. In die functie bekommerde hij zich om de archieven van Nederlandse componisten uit het verleden, en zette hij zich er ook toe onbekende muziek uit de zeventiende en achttiende eeuw uit te laten voeren. In 1938 verscheen zijn monografie Het muziekleven in Nederland in de 17e en 18e eeuw.
Dit werk stimuleerde Noske, eerst samen met Balfoort, en na diens overlijden in 1964 op eigen kracht, voort te gaan met het verzamelen en ontdekken en uitvoeren van onbekende Nederlandse muziek en dat is hij met een verbazingwekkende bezetenheid blijven doen tot zijn dood. Noske had een negentiende-eeuwse visie op de geschiedenis. Hij was om zo te zeggen een jongen van Jan de Witt, die het liefst in de tweede helft van de zestiende eeuw had geleefd, ‘ondanks de beeldenstorm’, en dan - zo deelde hij in een van zijn laatste interviews mee - desnoods met het zwaard in de hand ‘in elk opzicht zou hebben gevochten voor de Nederlandse zaak’. Die typisch negentiende-eeuwse opvatting dat er een ‘Nederlandse’ identiteit bestaat sinds de Batavieren de Rijn afzakten, hoe verschillend de feitelijke politieke en maatschappelijke structuren in deze rivierendelta door de eeuwen heen ook zijn geweest, die opvatting lag ten grondslag aan Noskes verzamelwoede.
Hij kon zich niet voorstellen dat Nederland op muzikaal gebied onbenullig zou zijn geweest, terwijl het tezelfdertijd toonaangevend was in de schilderkunst. Er was naar zijn zeggen een ‘zwart gat’ tussen het optreden van de componisten Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) en Alphons Diepenbrock (1862-1921); alleen een enkele specialist kan een Nederlands componist noemen uit de periode die tussen deze muzikale grootheden ligt. Dit zwarte gat wenste Noske niet als gegeven te aanvaarden. Het moest ontstaan zijn uit luiheid, nalatigheid, gebrek aan nieuwsgierigheid en misplaatste minderwaardigheidsgevoelens. Waarom zou ons land een minder muzikaal verleden hebben dan Bohemen of Italië? Eigenhandig begon hij dit zwarte gat te dempen, en wel volgens een eigenaardige strategie. Eerst moest alles verzameld worden wat er maar te vinden was, voor het aan de papiermolen of de afvalverwerking ten prooi zou vallen.