een benedictijnerklooster plaatsvond tussen vertegenwoordigers van de franciscaner orde en die van de Heilige Stoel. De grote kathaarse bewegingen als die van de Albigenzen bevatten alle de idee van armoede als een symbool van religieuze zuiverheid. Armoede was ook het ideaal van Sint Franciscus, en de gelofte van armoede is een van de voorwaarden om tot zijn orde te kunnen toetreden. Minstens zo effectief in het bestrijden van ketterij als de Inquisitie was deze bedelorde, die zich niet, vrome (Latijnse) gezangen zingend, opsloot in kloosters, maar waarvan de ordebroeders onder het volk leefden en in de volkstaal predikten. Zij boden aldus, om zo te zeggen, een redelijk alternatief voor ketterse sekten, maar juist daarom stonden zij onder verdenking zelf ketters te zijn.
Dit is de achtergrond en ook het onderwerp van die disputatio, welke overigens denkbeeldig is: ontsproten aan de erudiete fantasie van Umberto Eco. In de film De naam van de roos die naar zijn roman is gemaakt, ontaardt deze disputatio al na enkele ogenblikken in een scheldpartij over en weer. De kijker krijgt, zeker als hij het boek niet heeft gelezen, geen idee van wat hier politiek en intellectueel aan de hand is. De driedimensionale ruimte van Eco's roman is plotseling platgeslagen tot een plaatje. De scène van de disputatio is daarvan maar één voorbeeld. Andere critici hebben al gewezen op de ontoelaatbare versimpelingen en vertekeningen die de regisseur in zijn De naam van de roos heeft aangebracht, overigens met goedkeuring achteraf van Eco. De botsing tussen twee denkwerelden, één verbeeld door de franciscaner monnik William van Baskerville (duidelijk gebaseerd op William van Ockham, uitvinder van ‘Ockhams scheermes’), de ander door de benedictijn Jorge van Burgos, is nu teruggebracht tot een eendimensionale kloosterthriller. Wat op het bioscoopdoek vertoond wordt is vaak prachtig, maar dat versterkt alleen maar de teleurstelling over deze ontkleding tot niet meer dan een standaardintrige in ongebruikelijke kostumering. Volgens Eco niets om je druk over te maken: dat is nu eenmaal eigen aan het genre film.
Film is inderdaad, vergeleken met literatuur, een armoedig medium. Alleen van slechte romans is de verfilming beter. Maar Eco maakt er zich te gemakkelijk van af. Het arme boerenmeisje dat Williams leerling Adso zo dierlijk op de keukenvloer van het klooster seksueel gebruikt, wordt in het boek als heks opgepakt en afgevoerd. In de film wordt ze niet alleen door de inquisiteur Bernardo Gui veroordeeld, maar ook nog op de brandstapel gezet, vervolgens door boze dorpelingen gered om ten slotte in een weemoedige sfeer aan het eind van de film nog eenmaal de wegtrekkende Adso na te staren.