marxist was. In veel opleidingen heerste een verstikkende sfeer waarin tegen studenten en docenten die niet meededen, geestelijke terreur werd uitgeoefend. De handige opportunisten van het type Ina Brouwer zorgden dat ze boven kwamen drijven, niet alleen in de cpn, maar ook in de universitaire organen en bureaucratieën, vakbonden en de welzijnswereld, want er waren toen allerlei betaalde baantjes voor student-activisten. Eén ervan slaagde er op die manier in ruim twaalf jaar over zijn studie sociologie in Groningen te doen. Weer twaalfenhalf jaar later ontmoette ik hem als ambtenaar op het Maagdenhuis.
Wat bezielde ze om tot de cpn toe te treden, de partij die met de Sovjet-Unie had gebroken omdat ze Chroetsjov (‘Knoeichef’, volgens partijleider Paul de Groot) te liberaal in verhouding tot Stalin vond? Idealisme, zeggen ze nu. Maar om me heen zag ik niet idealisme, maar een kritiekloos bezwijken voor de totalitaire verleiding. Wie daaraan toegaf, wist zich immers verheven boven gewone regels van fatsoen en menselijke omgang. Vandaar dat deze idealisten het jarenlang gewoon vonden om de asva, de algemene studentenvereniging Amsterdam, in het geniep vanuit het hoofdkwartier van de cpn te besturen. De idealisten vonden het ook de gewoonste zaak van de wereld om anderen te beliegen en te bedriegen. Ze hebben jarenlang in met name de gammawetenschappen onderwijs en onderzoek laten verloederen en integere docenten en studenten het leven zuur gemaakt en het werken verpest. Hoe zouden ze zich hebben gedragen als de omstandigheden meer hadden toegelaten?
Ik herinner me een congres in Frankfurt, dat ogenschijnlijk over de verhouding tussen marxisme en de Frankfurter School zou gaan. In werkelijkheid bleek het een internationale toogdag van de Deutsche Kommunistische Partei te zijn tegen de sociologen van de Frankfurter School, onder de bezielende leiding van de terecht zo hetende professor Jozef Schleifstein. Toen mijn vriend, de Groningse musicus Dick Leutscher, in het publiek een daar politiek incorrect betoog wist af te steken, werden wij na afloop onder handen genomen door Boekraad en Regtien. De discussie raakte zo verhit dat Regtien op een gegeven moment ons honend toevoegde: ‘Jullie denken zeker dat als wij aan de macht komen, jullie tegen de muur gaan.’ Alsof wij het hadden ingestudeerd antwoordden wij precies tegelijk: ‘Dat denken wij niet, dat weten wij zeker.’ Ik vond dat toen en ik denk het nu nog. Praat me niet van ‘idealisme’ als motief en excuus voor degenen die toen zo nodig communist wilden zijn.
21 januari 1998