gen ballingschap die in 1974 begon, grote reserves over de westerse cultuur en de westerse democratie. Hij zocht naar een niet-communistische Russische staat, die in Russische tradities zou zijn geworteld.
Sacharov, bescheiden, onverzettelijk, bijna naïef in zijn oprechtheid en zijn bereidheid om met de meest onredelijke nog het debat aan te gaan, was een heilige.
Solzjenitsyn, trots, overtuigd dat zijn overleven van de oorlog, het kamp, kanker (en vergiftigingspogingen door de kgb, zoals nu bekend is geworden) en morele statuur hem tot een man hebben gemaakt naar wie men luisteren moet; woedend over het onrecht dat niet meer is goed te maken, is een profeet van oudtestamentisch kaliber, en zo ziet hij zichzelf ook.
De profeet, geboren in 1918, leeft in een inmiddels in vrijwillige ballingschap in Vermont. Daar schrijft hij door, in een zomerhuisje op zijn landgoed dat nauwelijks meer comfort biedt dan de concentratiekampen waar hij acht jaar van zijn leven doorbracht.
In twee ontzagwekkende romans, De eerste cirkel en Kankerpaviljoen heeft hij zijn ervaringen als politiek gevangene en als kankerpatiënt gestalte gegeven. In de drie delen van De Goelag Archipel, ‘poging tot artistieke verwerking’, schiep Solzjenitsyn de collectieve herinnering aan de verschrikkingen van de Grote Terreur, en aan de niet mindere terreur die daaraan is voorafgegaan en daarop is gevolgd. Sindsdien is het niet meer mogelijk een onderscheid te maken tussen ‘stalinisme’ en ‘communisme’.
Het grote project dat hij daarna begon, alsof hij met het voorgaande al niet een levenswerk op zijn naam had gebracht, is de romancyclus Het rode rad, die begon met Augustus 1914. Die is nog in het Nederlands vertaald, maar dat is niet meer gebeurd met het nog omvangrijker November 1916.
Wat Solzjenitsyn met deze kolossale literaire onderneming wil bereiken is gaandeweg duidelijk geworden. Hij wil aantonen, bewijzen, dat de ineenstorting van de tsaristische autocratie geenszins onontkoombaar tot de vestiging van de sovjetstaat moest leiden. Op grond van een precieze en tegendraadse lezing van de historische gegevens is hij erop uit duidelijk te maken dat de vestiging van het communisme in Rusland een toevalligheid is geweest.
Laten wij niet vergeten dat die visie vóór 1989 door vrijwel alle weldenkende mensen en onderlegde deskundigen beschouwd werd als op zijn best begrijpelijk, maar vooral toch irreëel en eigenlijk zielig. Na 1989 liggen de zaken anders. Solzjenitsyn is door de ontwik-