wie ook verantwoordelijk is voor de dood van zijn moeder, is hij toch niet bij machte hem dood te schieten zoals hij van plan was. Alle misdaden uit de Burgeroorlog waren na dertig jaar verjaard, zodat een beroep op het recht hier nutteloos zou zijn geweest.
Het boek is daarnaast een gedetailleerd verslag van acht jaar Griekse Burgeroorlog en als zodanig zeer waardevol op een moment dat de huidige Griekse regering onder leiding van Andreas Papandreoe de herinnering aan de terreur van de communistische partij - indertijd bestreden door een regering onder leiding van zijn vader - zoveel mogelijk probeert uit te wissen.
Wat Eleni echter tot een fascinerend werk maakt is de nauwgezette beschrijving van de microkosmos van de terreur, van de wijze waarop ‘gewone mensen’, in dit geval de dorpelingen van Lia, leren leven met de totalitaire macht die plotseling op hen wordt uitgeoefend. In dit opzicht is Eleni een overtuigende weerlegging van het vooroordeel waarmee zowel liberale als marxistische theorieën over menselijk samenleven doortrokken zijn. Het is het vooroordeel dat ‘politiek’ en meer nog ‘geweld’ toch altijd noodzakelijkerwijs bijverschijnselen van dieperliggende maatschappelijke processen en structuren moeten zijn.
In dit vooroordeel zit een diepe, misschien wel religieuze overtuiging dat uiteindelijk niets zomaar gebeurt. Als een handige sergeant met een handjevol gewapende makkers de macht grijpt in een land, dan wordt dat wellicht afgekeurd, maar weet hij aan de macht te blijven dan ziet men toch na verloop van tijd dat dit wordt uitgelegd als een bewijs dat hij op zijn minst steunt op de stilzwijgende instemming van een groot deel van de bevolking. De sergeant kan Jean Bedel Bokassa heten, of Idi Amin, of Desi Bouterse, maar als het nodig is heet hij Vladimir Iljitsj Lenin.
Op de achtergrond van zulke verklaringen staat het geloof in de autonomie en de vrije wilsbeschikking van de mens. Maar wat Eleni in kaart brengt is dat in een betrekkelijk primitieve Griekse boerengemeenschap de idee van de vrije, zelfstandige mens een illusie is. De subtiele lokale machtsverhoudingen en de onmogelijkheid om zijn toevlucht te zoeken bij objectieve, want buiten het dorp staande, instituties als een neutrale overheid, de rechter of zelfs de kerk, maken dat ieder tot bijna in zijn intieme gedachten al bij voorbaat rekening moet houden met anderen - een verschijnsel dat Marx voor ogen moet hebben gestaan toen hij het had over ‘de idiotie van het leven op het land’.
De totalitaire terreur voegt daar twee elementen aan toe. De per-