De neoklassieke economen vinden het helemaal niet erg dat hun theorie zo abstract is en zozeer is gebaseerd op enkele niet-getoetste uitgangspunten over hoe mensen zich gedragen, en dat deze niet veel te maken heeft met de politieke en maatschappelijke werkelijkheid. Integendeel: juist hierdoor krijgt de economie haar wetenschappelijk karakter, en zijn de modellenbouw en mathematische hoogstandjes mogelijk op grond waarvan ze elkaar Nobelprijzen voor de economie toekennen.
Dit zou allemaal zo erg niet zijn als politici, ambtenaren, zakenmensen en opinieleiders in het Westen niet klakkeloos achter de recepten van de levende en dode denkers uit deze school aan lopen. Die recepten zijn in het algemeen simpel en uiteindelijk samen te vatten tot één regel: geef de markt de ruimte. Maar ‘de markt’ bestaat niet. In het belangrijkste boek van dit jaar, Everything for Sale. The Virtues and Limits of Markets, neemt de auteur, Robert Kuttner, als voorbeeld van een echte markt de supermarkt. Hier worden vraag en aanbod van voedsel en drank zonder tussenkomst van andere instituties op elkaar afgestemd. Toch is ook hier niet voldaan aan de vooronderstellingen van de neoklassieken. Eén daarvan is bijvoorbeeld dat de koper volledig op de hoogte is van alle prijzen en prijsverschillen van de aangeboden waren. Alleen dan immers kan hij rationeel afwegen wat hij het best kan kopen. (Een van de (neo)klassieke bezwaren tegen een planeconomie is dat de planners daar niet over de informatie beschikken om de prijzen van goederen te kunnen bepalen. Maar volgens de neoklassieken beschikken vragers en aanbieders in een markt over volledige informatie.) En ‘vrij’ is deze markt niet werkelijk. De overheid stelt allerlei voorwaarden aan kwaliteit, hygiëne, verpakking.
Toch is de supermarkt een redelijke benadering van een werkelijk bestaande markt. Het boek van Kuttner gaat echter over die situaties waarin daarvan geen sprake is en ook niet kan zijn. De arbeidsmarkt bijvoorbeeld. De ideale markt daar is indertijd verbeeld in de film On the Waterfront. Daar meldden zich elke morgen mannen bij een pier in de haven van New York in de hoop dat ze voor die dag als havenarbeider aan de slag kunnen. Maar zelfs hier wordt niet volledig aan het ideaal van de vrije markt voldaan, want op deze markt ligt de prijs van arbeid voor een hele arbeidsdag vast. Veel mooier zijn beurzen, waar de prijs van aandelen per seconde kan veranderen.
Men moet echter een wereldvreemde fanaticus zijn om in alle ernst te menen dat het beursmodel in allerlei andere domeinen van de samenleving kan worden ingevoerd. Toch is dat wat steeds weer