Tawneys opmerkelijke socialisme I
Het is verre van mij om van deze column een knekelhuis van politieke denkers te maken, maar de honderdste geboortedag van R.H. Tawney is een goede gelegenheid om enige aandacht te besteden aan de aardigste socialistische theoreticus die ik ken. Aanknopingspunten met de actualiteit zijn er genoeg. Tawney was bijvoorbeeld én christen én socialist, en het zou voor velen in Nederland uiterst leerzaam zijn te ontdekken hoe hij de vertegenwoordigers van deze beide overtuigingen in hun eigen rechten liet. De benaming christensocialist wees hij af: de waarden die het christendom voor hem belichaamden - gelijkheid en solidariteit - waren dezelfde als die van het socialisme en hoefden daar niet nog eens bij opgeteld te worden.
Hij preekte nooit, ook niet in de overdrachtelijke zin van het woord, maar er waren er die zo onder de indruk van zijn woorden raakten dat ze godsdienstig werden. Hoe vurig zijn betoog kon zijn, bleek ooit ook op andere wijze, toen Tawney tijdens een college zijn nog brandende pijp in de zak van zijn jasje stak. Op het moment dat de rookwolken uit hem begonnen te slaan stelde Tawney met karakteristiek understatement vast: ‘Ik zie dat ik voor mijn tijd brand.’
Tawney behoorde tot de generatie radicalen en socialisten die de Britse verzorgingsstaat ontwierp en bouwde. William Beveridge, de voornaamste architect van dat stelsel van sociale voorzieningen, was zijn vriend, collega en zwager. Met Clement Attlee deelde hij niet alleen de loopgraven in de Eerste Wereldoorlog, maar ook een achtergrond als wat nu ‘buurthuiswerker’ zou heten in de armoedigste wijken van Londen.
Naam maakte Tawney politiek in 1919, door de wijze waarop hij zijn lidmaatschap waarnam van de regeringscommissie die de toestand van de kolenindustrie onderzocht. Hij bleef echter hoogleraar, was daarnaast vooral actief in de arbeidersopvoeding en bekleedde nooit een politieke machtspositie. In 1929 schreef hij het verkiezingsprogramma voor de Labour Party, maar toen in 1933 MacDonald, de inmiddels uitgetreden partijleider en toenmalige ministerpresident, voorstelde hem in de adelstand te verheffen, kreeg hij het volgende briefje terug: ‘Wat heb ik de Labour Party ooit voor kwaad gedaan? Hoogachtend...’
Tawneys invloed op het Britse socialisme (die nog steeds voortduurt) was enkel gebaseerd op zijn denkbeelden en de wijze waarop hij daaraan gestalte gaf in boeken als The Acquisitive Society en