wijze waarop politieke en militaire leiders hun doeleinden door druk, dwang en geweld trachtten te bereiken. Het is een relaas van veldtochten, belegeringen, conferenties en verdragen, afgewisseld (en verlevendigd) met pregnante karakterschetsen van de hoofdpersonen: de Habsburgse keizers Ferdinand ii en iii, de Zweedse koning Gustaaf Adolf en zijn kanselier Oxenstierna, de stadhouders Maurits en Frederik Hendrik, de Duitse keurvorsten en de Franse kardinaals Richelieu en Mazarin; veldheren en legerleiders als Tilly, Mansfeld, Wallenstein en Bernhard van Saksen-Weimar. Vrouwen komen erin voor als de soms zeer invloedrijke echtgenotes van vorsten.
Tegenwoordig is geschiedschrijving volgens dit stramien niet alleen weer helemaal aanvaard, maar wordt zij ook gewaardeerd als misschien wel de moeilijkste om goed te schrijven. The Thirty Years is in deze klasse een meesterwerk. De ogenschijnlijk simpele verteltrant (geschiedenis als ‘wie deed wat waar, wanneer en waarom’) getuigt van een superieur vermogen tot politieke analyse. De Dertigjarige Oorlog begint bij haar met twee strategische doelstellingen van het Huis Habsburg, dat dan al verdeeld is in een Spaanse tak (de koning van Spanje) en een Oostenrijkse (Ferdinand ii, naast aartshertog van de vooral Oostenrijkse bezittingen van zijn familie, ook keizer van het ‘Heilige Roomse Rijk van de Duitse Natie’.) Dit laatste was een grotendeels van macht ontdane, gekozen functie binnen het nog geheel op middeleeuwse leest geschoeide politieke bestuur van ‘Duitsland’ - een conglomeraat van in feite zelfstandige politieke vorstendommen, vrije steden, kerkprovincies en wat al niet.
De strategie van de Habsburgers was enerzijds gericht op het definitief neerslaan van de opstand in de noordelijke gewesten van de Lage Landen, na afloop van het Twaalfjarig Bestand tussen deze gewesten - de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën - en Spanje, in 1621. Maar dat vereiste dat Spanje de Zwitserse passen en de bovenloop van de Rijn beheerste, want langs die route moesten de Spaanse tercio's vanuit Noord-Italië naar de Nederlanden marcheren. Voor Ferdinand was de reductie van de Republiek anderzijds slechts onderdeel van een groter project: de vestiging van een Duits Rijk waarover hij niet alleen in naam zou regeren maar ook in feite. De uitkomst daarvan moest de herkatholisering van de protestantse gebieden zijn.
De strategische doeleinden van de andere ‘spelers’ waren bescheidener. De Republiek wilde de onafhankelijkheid; de Duitse vorsten, katholiek en protestant, wilden in meerdere of mindere mate - maar nooit allemaal tegelijk - de ‘Duitse Vrijheden’ handhaven tegen het