op de wijze waarop de oorlog plaats kreeg in het maatschappelijk leven. Want, zo stelt het programma van het ‘Historial’, dit was de eerste oorlog waarin de burgers soldaten waren, en de soldaten burgers. (Helemaal juist is dat niet, maar het is niet de eerste keer dat wordt vergeten hoezeer de Amerikaanse Burgeroorlog in dit en ander opzicht - de strategische betekenis van treinen - het tijdperk van de moderne oorlogvoering opende.)
Het front van het ‘Historial’ is dat van de middeleeuwse vesting van Pérone, waar tijdens de slag om de Somme het Duitse hoofdkwartier was gevestigd. Daarachter gaat het geleidelijk over in een architectonisch zowel vanbinnen als vanbuiten zeer geslaagd gebouw, met vier grote, heldere zalen die in niets doen denken aan de met wapens, diorama's, vlaggen en uniformen volgestouwde ruimtes van normale oorlogsmusea. Opvallend is de wijze waarop de vloeren zelf als tentoonstellingsruimte zijn gebruikt, zowel voor kaarten als voor uitstalkasten van wat Franse, Duitse, Britse en Amerikaanse soldaten aanhadden en bij zich droegen in de loopgraven. Ook dat is, zoals alles in dit museum, een bewuste keus, vertelt Winter. De horizontale opstelling herinnert eraan dat de oorlog zich vooral op (en soms onder) de grond afspeelde. Een onwerkelijk detail zie ik bij de Britse uitrustingstukken: een ijzeren ‘goedendag’, compleet met punten op de bol van het slagwapen, bedoeld voor de stille strijd in de loopgraven. Het effect van dit alles - en daar werkt een afstand van bijna tachtig jaar aan mee - is dat de overeenkomsten in stijl, cultuur en uitrusting tussen de drie strijdende partijen - veel groter blijken te zijn dan de verschillen.
De volgende ochtend rijden wij van Pérone naar Bapaume, een provinciale weg die de frontlijn van toen precies kruist. De gedenktekens zijn nog overal te zien in het kale, glooiende land. Links een klein Brits militair kerkhof, ommuurd in het lege landschap als om de bewoners alsnog bescherming te bieden. De grafzerken staan keurig in het gelid. Het hele bataljon ligt aangetreden.
Dan Thiepval, een nietig dorpje op een heuvel, en een centraal doel in het Britse offensief. Het viel pas op 26 september. Nu staat er een immens monument, ontworpen door sir Edwin Lutyens, de grote architect van het Britse Imperium: hij bouwde New Delhi. Een combinatie van steeds grotere, haaks op elkaar staande triomfbogen leidt de bezoeker uiteindelijk naar een gezicht heuvelafwaarts. Daar marcheerden toen de Britten naar boven. Nu liggen ze er begraven, in bijna dezelfde formaties. De triomfbogen verwijzen niet naar een overwinning maar naar verlies. In de basis van het monument staan