niettemin als voorzitter ook een koning Demetrius kunnen zijn. Maar niets daarvan. Brandt bleek noch de ideologische vernieuwer, noch de strateeg die de spd overeind hield. Misschien was daartoe niemand in staat geweest; vast staat dat de kwaliteiten die Brandt in zijn grote jaren sierden in zijn latere jaren ontaardden in retorische gemakzucht. De historicus Golo Mann zegde hem indertijd om die reden de vriendschap op; bij de groter wordende linkervleugel van de spd maakte hij er zich bemind mee.
De kunst van het aftreden bestaat er voor de helft uit dat men zijn opvolging regelt. Vaak kan dat niet, want heeft de zittende ster daarop geen invloed. Maar waar dat wel het geval is, ziet men niet zelden dat gedoodverfde opvolgers een mes in de rug krijgen. De Chinese politiek tussen 1958 en 1976 kan geïnterpreteerd worden als een bijna twintigjarige strijd om de opvolging van Mao Zedong, waarbij alle drie door Mao uitverkoren opvolgers ook achtereenvolgens zijn afgeslacht; alleen Deng Xiaoping overleefde. Lyndon Johnson trad in 1968 af, maar deed veel om zijn vice-president en presidentskandidaat Hubert Humphrey de verkiezingen te laten verliezen. Ook Churchill verstond de kunst van het aftreden niet. Als minister-president getroffen door een beroerte (die geheim werd gehouden) weigerde hij heen te gaan ten gunste van zijn gedoodverfde opvolger Anthony Eden. Zelfs De Gaulle, die onmiddellijk aftrad na een te kleine meerderheid behaald te hebben bij het referendum van 1969, was niet groot genoeg om een spaak in het wiel van Pompidou te steken.
Als voorzitter van de spd ging Brandt verder. Hij overleefde politiek degenen die hem in 1974 tot aftreden als bondskanselier hadden gedwongen, Schmidt en Wehner (die de kunst van het aftreden aanmerkelijk beter beheersten). Hij stak zijn mogelijke opvolgers Vogel en Rau een breinaald in de rug: niet dodelijk, wel pijnlijk en voldoende om de spd verder het dal in te helpen. De realpolitiker is bereid dat te aanvaarden als daartegenover iets anders zou staan, maar Brandt laat de spd zwakker en meer verdeeld achter dan sinds het eind van de Tweede Wereldoorlog.
Iemand die de kunst van het aftreden volmaakt beheerste was Harold Wilson die, onverwacht en door niets en niemand gedwongen, in 1976 zijn ontslag als eerste minister indiende zonder zich daarna ooit nog ostentatief met de politiek van zijn partij te bemoeien. Voor het mooiste voorbeeld van de kunst van het aftreden komt men echter terecht bij de opera (een verwante vorm van politiek): het afscheid van Lisa della Casa. In haar glansrol als Arabella in de opera van Richard Strauss keerde zij zich in 1973, volstrekt onaangekon-