eerste weken niet als ‘bevrijders’ werden begroet, is allang bekend. De bevrijders, toch al gewantrouwd omdat ze Amerikanen waren, bleken niet in staat orde op zaken te stellen. Irak verzonk in een maatschappelijke chaos die drie jaar later alleen maar groter is geworden. Daardoor is nooit een basis voor wederopbouw gelegd.
Chehab laat in een aantal gedetailleerde reportages zien hoe het van kwaad tot erger ging. Het Amerikaanse optreden hield geen enkele rekening met de Irakese cultuur, gebaseerd op stamverwantschap en traditionele opvattingen over eer. Een huiszoeking waarbij de mannen worden vernederd en de vrouwen gemaltraiteerd, alsof het een politie-inval in een drugspand in de Bronx betreft, staat in Irak gelijk aan aantasting van de eer van de stam, die moet worden gewroken. Dat voedde het verzet.
De indringende voorbeelden die Chehab geeft van de wijze waarop Amerikaanse troepen gevoelens en cultuur van de bevolking negeerden, leveren ten dele de verklaring van de Irakese weerstand tegen hun bevrijders. Die leidt wel tot een voor mij onaangename slotsom, voor zover ik net als veel andere deskundigen meende dat een veel grotere Amerikaanse aanvalsmacht Irak wel succesvol had kunnen pacificeren. Een veel grotere bezettingsmacht was, als je dit boek leest, waarschijnlijk ook op zulke felle weerstand gestuit. Tenzij deze door zijn massaliteit de chaos had weten te voorkomen in de eerste weken na de bevrijding die zo noodlottig is geweest voor de naoorlogse situatie. Maar dan nog: vreemde bezetters roepen altijd minstens evenveel weerstand op als steun. En Amerikaanse soldaten zijn niet opgeleid voor het bewaren van de orde, en al helemaal niet in een land waarvan ze taal en cultuur kennen noch begrijpen.
Het verzet bestaat daarnaast, zo laat Chehab zien, uit een allegaartje van strijdende groepen, vaak met buitenlandse vrijwilligers die in Irak hun oorlog met Amerika willen uitvechten. Ook zij zijn een gevolg van de Amerikaans-Britse overwinning en zeker geen centraal geleide organisatie, zoals gesuggereerd bij de dood van Al-Zarqawi. Ze zijn allerminst populair bij de Irakezen. Maar we kennen het uit voormalig-Joegoslavië: als ‘de honden van de oorlog’ (Shakespeare, Julius Caesar) eenmaal vrij spel hebben gekregen, kan 95