oorlog tegen Irak begon geheel in strijd met de Powell-doctrine. Geen vitaal belang, te weinig troepen en geen exit strategy. Het dieptepunt werd zijn presentatie op 5 februari 2003 in de Veiligheidsraad over de ‘acute’ dreiging van Saddam Hoesseins ‘massavernietigingswapens’. ‘Elke uitspraak die ik hier doe, is gebaseerd op solide bronnen. Het zijn niet zomaar beweringen. Wat ik vertel zijn feiten en conclusies gebaseerd op solide informatie.’ Voor de kritische waarnemer was dat toentertijd al allesbehalve overtuigend. Achteraf is Michael Moores Fahrenheit 9/11 een wonder van waarheidsgetrouwheid vergeleken met het inmiddels volledig gediscrediteerde betoog van Powell.
Aan de effectiviteit van Powell als minister werd temeer afbreuk gedaan naarmate het steeds meer de vraag was of hij het oor van de president had.
Dat ligt heel anders voor zijn opvolger, Nationale Veiligheidsadviseur Condoleezza Rice. Wat betekent haar benoeming voor de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten? Rice is een intelligent en succesvol politicoloog, maar gespecialiseerd in de voormalige Sovjet-Unie. Als Nationale Veiligheidsadviseur schoot ze naar mijn oordeel ernstig tekort. Bush trad aan met als belangrijk uitgangspunt dat Amerika in het vervolg niet meer aan nation building zou doen. (Dat was dus vóór hij met militaire middelen het Midden-Oosten ging ‘democratiseren’.) Rice vertaalde dit uitgangspunt bits met de opmerking dat ‘de 101ste luchtlandingsdivisie er niet is om kinderen naar school te brengen’.
Voor een zwarte vrouw uit het Zuiden van de Verenigde Staten, wat Rice is, was dit een verbijsterende opmerking. In 1957 stuurde president Dwight D. Eisenhower immers eenheden van deze divisie naar Little Rock, Arkansas, om er zorg voor te dragen dat zwarte kinderen naar Little Rock Central High School konden gaan, nadat de gouverneur van de staat de Nationale Garde had ingezet om hun de toelating te beletten.
Als Nationale Veiligheidsadviseur was Rice er meer op uit de president te stijven in zijn opvattingen, dan hem te informeren. Dat gold in het bijzonder de kwestie van niet-bestaande ‘massavernieti-