| |
| |
| |
Hoofdstuk 13: Klemtoonverschuiving, ritme, en de metrische grid
1. Inleiding
In hoofdstuk 7, over reductie en aanverwante verschijnselen, hebben we de Ritme Regel (Engels: ‘Rhythm Rule’) besproken, die - via adjunctie - de verhouding verzorgt tussen meerdere voeten links van de hoofdklemtoon: in gòrgonzóla en dergelijke gevallen is de eerste voet ‘sterker’ dan de tweede. Dit proces wordt ook besproken in SPE bij ‘Auxiliary Stress’, zoals vermeld in hoofdstuk 2 een proces dat lagere klemtoongraden kan neerzetten op enige afstand links van de hoofdklemtoon. Chomsky & Halle voegen op dat punt aan hun uiteenzetting het volgende toe (p.117):
First, it should be noted that this phonological process is considerably more general than we have indicated. The joint effect of [the] rules is to convert a stress contour of the form x21 to 231 or xy21 to 2y31. We have given rules for this process within the scope of word boundaries only, but it also operates above the level of the word. Thus, in isolation fifteen or abstract (the adjective) has main stress on the final syllable, but, as has often been noted in the construction fifteen men or abstract art, we have the stress contour 231 [...] We do not know precisely what the domain of this process is, or how it should be described in detail.
Eerder hebben ze dan al geschreven naar aanleiding van Engelse woorden met eindklemtoon (p.78):
Notice that the final stress of such words as Tennessee may shift in certain syntactic constructions (cf. Tênnessèe Wílliams, Tênnessèe Válley).
Dit proces ‘above the level of the word’ is wat in de latere literatuur bekend is geworden als klemtoonverschuiving (in het Engels: ‘Stress Retraction’, of ‘Iambic Reversal’). In dit hoofdstuk zullen we dit verschijnsel uitgebreid behandelen. Metrische fonologen hebben de laatste jaren geprobeerd antwoorden te vinden op precies de twee vragen waarmee het bovenste citaat uit SPE eindigt, d.w.z. vragen met betrekking tot de ‘details’ en het ‘domein’ van het proces. Deze twee onderwerpen zullen hier in die volgorde aan bod komen.
Klemtoonverschuiving wordt ook besproken in Liberman & Prince (1977:309vv.) die het, met verwijzing naar Gimson (1962), verbinden met de notie ritme: het gaat om een ‘rhythmically motivated allevation of “clashing stresses”’, wanneer twee beklemtoonde lettergrepen (die in de bovengenoemde voorbeelden in de twee leden van eenvoudige frases staan) te dicht op elkaar komen te staan. Andere gevallen van dit type zijn die in (1).
(1) |
|
(a) |
thirtéen |
- thìrteen mén |
(b) |
achromátic |
- àchromatic léns |
|
tennessée |
- tènnessee áir |
|
seventy-séven |
- sèventy-seven séals |
| |
| |
dundée |
- dùndee mármalade |
mississíppi |
- mìssissippi mábel |
cornéll |
- còrnell hóckey |
mary-éllen |
- màry-ellen máthers |
De tekst van dit laatste hoofdstuk heeft een aantal functies. Als we de ‘details’ van het proces beschrijven, gaat het ons natuurlijk in eerste instantie vanzelfsprekend niet om die details zelf, maar om de theoretische punten (de ‘universele aspecten’) die ze mogelijkerwijs illustreren. Tegen die achtergrond is het er ons hier om te doen een representatiemiddel te introduceren dat in de metrische fonologie sinds Liberman & Prince in omloop is geweest naast bomen, namelijk de metrische grid. Liberman & Prince' motivatie om het verschijnsel van klemtoonverschuiving in (1) in hun artikel te bespreken, is dat het de vraag opwerpt of metrische bomen voldoen bij de beschrijving ervan. Hun antwoord op deze vraag is negatief: bomen zijn níet in staat het verschijnsel in (1) adequaat te beschrijven, en de metrische grid ontleent daaraan zijn bestaansrecht. We zullen dat beneden ook laten zien. De empirische feiten komen uit het Engels, waar verschuiving zodanig geconditioneerd is dat grids gebruikt moeten worden om goede en ongrammaticale gevallen te scheiden. Maar we bespreken ook gevallen uit het Nederlands, wat betreft overeenkomsten en verschillen met het Engels.
Het tweede aspect dat klemtoonverschuiving de moeite van het behandelen waard maakt, is dat in de literatuur serieuze pogingen zijn gedaan, om het te veralgemeniseren in de in het citaat uit SPE slechts kort aangestipte zin, dat wil zeggen: uit te drukken dat (in onze termen) de ‘hangmat’ op en boven woordnivo in wezen hetzelfde verschijnsel is. Die discussie wordt dan meestal in de volgende termen gegoten. Op meerdere plaatsen in dit boek hebben we klemtoon in gelede structuren besproken. Daaronder samenstellingen in hoofdstuk 5. Een van de kenmerkende eigenschappen van samenstellingsklemtoon is dat klemtonen binnen de woorden blijven liggen op de lettergrepen waar de woordklemtoonregels ze gegenereerd hebben: slechts uit de beschikbare hoofdklemtonen wordt uiteindelijk de samenstellings-hoofdklemtoon geselecteerd, en de bijklemtonen blijven op hun oorspronkelijke plaats. Dit verschijnsel wordt ook wel de ‘preservation of relative prominence under embedding genoemd’, en Liberman & Prince (p.309) noemen het een ‘central theme of work on English stress’. Ook op woordnivo speelt iets dergelijks. Aan de ene kant blijkt uit de discussie in het vorige hoofdstuk dat de cyclus op woordnivo zijn bestaansrecht ontleent aan de wens dat in elk geval een soort ‘preservation’ moet worden uitgedrukt: de hoofdklemtoon van een woord als condéns blijft bewaard in het gebrek aan reductie in de afleiding condensation, en hetzelfde geldt voor de reducerende vocaal van comp[∂]nsation. Dit zouden we ‘preservation’ van ‘prominence’ kunnen noemen.
Maar ‘relative prominence’, d.w.z. s-w verhoudingen, is een andere zaak: ook in cyclische afleidingen kunnen oorspronkelijke relatieve prominentie-verhoudingen verloren gaan, wanneer de Ritme Regel alsnog zijn hangmat-patroon komt opeisen, als in còndens-átion (Engels) en miláan/mìlanées (Nederlands). We kunnen nu (1) herkennen als uitingen van hetzelfde verschijnsel op frasenivo: er is ‘a significant class of cases in which relative prominence is not preserved under embedding [...]. Such cases are commonly mentioned in discussions of English stress patterns, often with some reference to the concept of “rhythm” and the desire to maintain an alternating pattern’ (Liberman & Prince, p.310). Aan het feit dat ‘ritme’ uitzonderingen creëert op ‘preservation’ van relatieve prominentie, zowel op woordnivo als op frasenivo, en aan de pogingen om daarover te generaliseren, ontleent het verschijnsel een niet onaanzienlijk deel van zijn belang.
Ten derde heeft klemtoonverschuiving in de literatuur gediend als middel om het tweede door SPE aangestipt punt uit te werken: het ‘domein’ waarbinnen verschuiving plaatsvindt, zou wel eens interessante aspecten kunnen hebben. Ogenschijnlijk vindt het
| |
| |
verschijnsel heel vaak plaats in allerlei vormen van syntactische frases, maar de recente literatuur suggereert dat dat niet altijd zo eenvoudig ligt, en dat er, naast de gebruikelijke syntactische frases, een notie van ‘fonologische frase’ zou moeten bestaan, die als domein van fonologische processen zou kunnen dienen, waaronder verschuiving. Deze discussie raakt aan het vanzelfsprekend redelijk veelomvattende onderzoeksveld van ‘de verhouding tussen fonologie en syntaxis’, dat we hier zeker niet in detail zullen uitdiepen, maar dat wel de laatste jaren voldoende aandacht heeft getrokken om een korte bespreking aan de hand van klemtoonverschuiving te rechtvaardigen.
De opbouw van dit hoofdstuk is als volgt. In sectie 2 behandelen we kort het patroon van klemtoontoekenning in Engelse en Nederlandse frases. We gaan er op dat moment van uit dat, net als bij samenstellingen, de inputstructuur op onafhankelijke gronden gegeven is, en dat ‘frase-klemtoon’ slechts bestaat uit een labelings-mechanisme. In sectie 3 introduceren we de metrische grid, waarbij een belangrijke rol zal zijn weggelegd voor een begrip dat we zojuist al even kort hebben aangestipt, de clash, d.w.z. dicht bij elkaar staande hoofdklemtonen. Een geformaliseerde versie hiervan is essentieel in Liberman & Prince' verklaring van klemtoonverschuiving. In sectie 4 bespreken we Hayes' visie op dit verschijnsel, waarbij twee zaken belangrijk zullen blijken: ‘clash’ speelt geen rol bij de behandeling van verschuiving in het Engels, maar grids wel; en de beregeling gebeurt via ‘adjunctie’, zoals we eerder al voor de Ritme Regel binnen woorden hebben aangegeven. In sectie 5 gaan we in op het Nederlands, aan de hand van recent werk van Kager en Visch op dit gebied. We zullen zien dat het Nederlands om eigen redenen zowel empirisch als theoretisch van belang is in de hier gevoerde discussie. In sectie 6 bespreken we het domein-vraagstuk, naar aanleiding van werk van Nespor & Vogel. Hier wordt in grote lijnen een theorie geschetst over de relatie tussen fonologie en syntaxis, en de empirische rol van klemtoonverschuiving daarin. En in sectie 7 becommentariëren we kort de meest recente stand van zaken met betrekking tot het bovenstaande.
| |
2. Fraseklemtoon
Voor onze discussie hier heeft frase-klemtoon zowel in het Engels als in het Nederlands de volgende twee belangrijke eigenschappen. Net als bij samenstellingen blijft ook in frases bij het bepalen van de klemtoongraad van een woord binnen het grotere geheel het eigen klemtoonpatroon van dat woord gehandhaafd; en klemtoontoekenning in frases verloopt volgens een vast patroon.
Chomsky & Halle (1968) geven de volgende lineaire analyse van fraseklemtoon: klemtoon wordt cyclisch toegekend (net als bij samenstellingen in hún analyse), en de regel die dat doet, hun zogenaamde ‘Nuclear Stress Rule’, legt klemtoon altijd achteraan in een frase. We geven deze regel in (2), met eronder twee voorbeelden.
We geven in (3) de afleidingen van deze voorbeelden, plus nog een iets langer voorbeeld.
| |
| |
(3) |
|
|
[ |
[ |
jennifer's |
] |
[ |
relatives |
] |
] |
NP |
|
[ |
[ |
jennifer's |
relatives' |
] |
[ |
house |
] |
] |
NP |
|
|
[ |
1 |
|
1 |
|
] |
|
[ |
2 |
|
1 |
|
1 |
|
] |
|
|
2 |
|
1 |
|
3 |
|
2 |
|
1 |
|
|
[ |
[ |
dirty |
|
john |
] |
NP |
|
[ |
[ |
painted |
] |
|
[ |
[ |
jennifer's |
|
relatives' |
] |
NP |
[ |
house |
] |
] |
NP |
] |
VP |
] |
S |
|
[ |
|
2 |
|
1 |
] |
|
[ |
|
1 |
|
] |
|
[ |
|
3 |
|
2 |
|
1 |
|
] |
|
|
[ |
|
2 |
|
4 |
|
3 |
|
1 |
|
] |
|
[ |
|
3 |
|
2 |
|
3 |
|
5 |
|
4 |
|
1 |
|
] |
|
Merk zowel de cycliciteit van de afleiding op, als de automatische werking van de ‘Stress Lowering Convention’ bij elke toepassing van regel (2).
De beregeling van frase-klemtoon in het Nederlands verloopt niet anders dan in het Engels. Dezelfde regel en dezelfde procedure kan toegepast worden op steeds langer wordende frases als
- | [miekes oma] (2 1), |
- | [[miekes oma's] [huis]] (3 2 1) |
- | [[gekke piet] [[schildert] [[miekes oma's] [huis]]]] (3 2 3 5 4 1) |
De metrische analyse die als opvolger hiervan wordt gepresenteerd in Liberman & Prince (1977) is uitermate simpel. Net als bij samenstellingen wordt de input-structuur meteen gebruikt voor de labeling van de knopen, en de labelings-regel die de goede patronen afleidt is de metrische versie van de ‘Nuclear Stress Rule’ in (4):
(4) |
Nuclear Stress Rule (metrisch) |
|
In een configuratie [A B]c geldt: |
|
als c een frasale categorie is, is B s(trong). |
We illustreren de werking van de regel op de twee langste voorbeelden; de kortere voorbeelden maken daar automatisch deel van uit.
Merk op dat de afleidingen niet cyclisch zijn in deze metrische analyse; dat de Stress Lowering Convention vervalt; en dat de verhoudingen tussen de onderdelen te interpreteren zijn door paden van s'en en w'en van beneden naar boven door de boom te volgen. Uiteindelijk is het meest-beklemtoonde woord dat woord dat door uitsluitend s'en wordt gedomineerd, en dat ligt altijd achteraan in een frase: eindklemtoon is het normale geval. Dit betekent dat - gegeven als input de syntactische structuur van een frase - alle zusjes uniform w-s gelabeld zijn. Merk op welke suggestie hiervan uitgaat: op frase-nivo in het Engels en het Nederlands opereert een w-s end-rule, zónder
| |
| |
extrametriciteit. Hoofdklemtoon van de gehele frase is altijd de hoofdklemtoon van het laatste woord. Met dit in gedachten zullen we nu clash-situaties bekijken.
| |
3. Clash en de metrische grid
Net zoals op woordnivo de relatieve prominentie van het deel condéns kan veranderen bij inbedding in [còndens]-ation, bevat (1) voorbeelden waarbij een linker deel in een frase er niet in slaagt zijn oorspronkelijke klemtoonpatroon te behouden. In eerste instantie leidt inspectie van (la) tot het zeer voor de hand liggende idee dat twee adjacente ‘hoofdklemtonen’, om in de woorden van Liberman & Prince te spreken, een ‘pressure for change’, omvatten. Maar als we (1b) in de beschouwing betrekken, blijkt dat dat te strict is, omdat in deze voorbeelden steeds een onbeklemtoonde vocaal tussen de hoofdklemtonen figureert (-tic, -ven, -ppi, -llen). Een opvallend probleem, en in feite de motivatie voor grids, is de observatie dat de voorbeelden in (1b) onderscheiden moeten kunnen worden van feiten als die in (6), waarin geen verschuiving optreedt:
(6) |
montána |
- montàna cówboy |
*mòntana cówboy |
|
insípid |
- insìpid cóffee |
*ìnsipid cóffee |
|
fantástic |
- fantàstic déal |
*fàntastic déal |
In bomen zien vier representatieve voorbeelden er als volgt uit, waar de plaats van de botsende klemtonen is aangegeven:
Liberman & Prince' voorstel is om klemtoonverschuiving te behandelen via de regel in (8):
(8) |
Iambic Reversal: |
|
Het effect van deze regel is weergegeven in (9):
Dit is grotendeels een gewenste output, die klemtoonverschuiving uitstekend weergeeft; dit kunnen we bijvoorbeeld nagaan via het ‘telmechanisme’ dat we uiteen gezet hebben in sectie 3 van hoofdstuk 3, en dat rekening houdt met graden van inbedding. Voor een
| |
| |
geval als thirteen men bijvoorbeeld is de input ‘321’, en de output ‘231’, en iets dergelijks geldt voor de andere voorbeelden. Behalve, en daar zit hem de crux, in het geval montana cowboy; weliswaar kan Iambic Reversal daarop worden toegepast, maar dat mag niet. De vraag is hoe dit onterechte geval kan worden onderscheiden van de goede: wanneer is, met name bij een tussenliggende lettergreep, wél sprake van botsing en wanneer niet? Het antwoord is volgens Liberman & Prince dat uit (7)-(9) alleen maar blijkt dat bomen hiervoor niet het geschikte middel zijn: ‘there seems to be some truth in the intuition that the purpose of the Rhythm Rule is to create a (more nearly) alternating pattern, by eliminating perniciously close, or “clashing”, stresses. But in order for this intuition to be expressed effectively, the terms “adjacent” and “alternating” must be defined in terms of positions in a novel representation of stress patterns, a representation whose basis is neither the traditional n-ary feature, nor our strong/weak constituent-structure relation’ (p.311-312).
Ze stellen een scheiding voor tussen de metrische boom, die klemtoon beregelt, en een nieuwe representatie, voor de beregeling van ritmische verschuiving. Deze nieuwe representatie noemen ze ‘grid’, en hij wordt afgeleid uit de metrische boom, maar is er niet identiek aan. Een grid is een hiërarchisch gelaagde representatie, bestaande uit kolommen (uitgedrukt met behulp van x-jes) van verschillende hoogte, waar ‘kolomhoogte’ metrische sterkte uitdrukt. Hij wordt op de volgende manier uit de metrische structuur afgeleid. Om te beginnen krijgt iedere lettergreep van ieder woord een x; verder moet de grid, om via kolom-hoogte uitdrukking te kunnen geven aan de onderlinge metrische verhoudingen, voldoen aan de volgende welgevormdheidsconditie, die ‘Relative Prominence Projection Rule’ heet:
(10) |
Relative Prominence Projection Rule (RPPR): |
|
In any constituent on which the strong-weak relation is defined, the designated terminal element of its strong subconstituent is metrically stronger than the designated metrical element of its weak subconstituent |
Bij de metrische structuren in (7) behoren de in (11) gegeven grids. De cruciale observatie is zometeen dat de grid-formaties die wel gepaard gaan met klemtoonverschuiving op een intuïtief plausibele manier afwijken van de formatie waarin verschuiving niet optreedt.
(11) |
|
|
thirteen |
men |
tennessee |
air |
mississippi |
mabel |
montana |
cowboy |
|
x |
x |
x |
|
x |
x |
x |
x |
|
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
x |
x |
x |
x |
x |
|
x |
x |
|
x |
|
x |
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
|
x |
|
x |
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
Een voorbeeld hoe dit werkt: in thirteen heeft -teen de hoogste grid-kolom, omdat het binnen de corresponderende boom-constituent de s is; hetzelfde geldt voor de kolom van men ten opzichte van de boom-constituent waarmee de hele frase thirteen men correspondeert. In montana heeft -ta- de hoogste kolom van de constituent -tana, en bovendien de hoogste van de constituent montana; en cow- heeft de hoogst van zowel de constituent cowboy als van de hele frase. Zoals Prince (1983:24) opmerkt: ‘a “flattened out” structure like that of the grid [...] corresponds more closely to speakers' actual perceptions than the highly articulated result of SPE Numbering’.
| |
| |
De opvallende eigenschap van de grids die verschuiving toelaten, is nu de aanwezigheid van de configuratie van (12), d.w.z. een clash is vier x-en in een vierkant, of beter: twee adjacente kolommen van (minstens) twee hoog:
In mississippi mabel komt deze configuratie voor op laag 2 en 3, ondanks de interfererende lettergreep een laag lager (die in de grid als irrelevant is geëlimineerd); in montana cowboy ontbreekt een clash, dus, concluderen Liberman & Prince, vindt er geen klemtoonverschuiving via (8) plaats. Nog iets anders gezegd: grids kunnen een verschil maken met betrekking tot ‘adjacentie’ waar bomen falen. Grids bestaan naast bomen, met name ter beregeling klemtoonverschuiving. Aan het eind van de derivatie worden de output-grids nog eens gecontroleerd, d.w.z. we passen de RPPR nog eens toe na Iambic Reversal:
(13) |
thirteen |
men |
tennessee |
air |
mississippi |
mabel |
|
x |
x |
x |
|
x |
x |
x |
x |
|
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
|
x |
|
We constateren dat inderdaad de clashes verdwenen zijn. Merk ook op dat deze output-grids kunnen worden beschouwd als een directe weergave van het ‘ritmische patroon’ van de betrokken frases.
Samenvattend loopt de procedure van Liberman & Prince dus als volgt: op grond van bomen wordt een grid gebouwd; op grond van de grid wordt een clash geconstateerd; deze wordt vervolgens via omlabeling van de boom opgeheven, om zo te komen tot een grid zónder clash.
| |
4. Klemtoonverschuiving als adjunctie
Liberman & Prince erkennen dat de zojuist geschetste aanpak een aantal problemen oproept, waarvoor ze niet onmiddellijk een oplossing hebben. Dat is niet verwonderlijk, gezien het explorerende karakter van hun artikel, maar in de loop van de jaren erna is het vooral Hayes (1984) geweest die heeft laten zien dat bij serieuze beschouwing van de problemen in elk geval voor het Engels een oplossing uit de bus komt die vooral noodlottig is voor het begrip clash. Dat was in zoverre nagenoeg onvermijdelijk omdat Hayes een grote hoeveelheid empirisch materiaal aansleept, dat tot deze conclusie leidt, maar ook jammer in die zin dat in het begin van de jaren tachtig Prince (1983) een door velen als lovenswaardig opgevatte poging had gedaan het begrip clash een veel breder draagvlak te geven in theorieën over klemtoon. Op dit laatste punt zullen we aan het eind van dit hoofdstuk nog terugkomen, maar nu zullen we in deze sectie eerst de probleemgevallen voor Liberman & Prince bespreken, en vervolgens laten zien welke consequenties Hayes daaruit getrokken heeft.
Het eerste type probleem voor de clash-theorie van klemtoonverschuiving rijst in die gevallen waarin wél verschuiving optreedt, terwijl er géén clash in de grid aanwezig is. Voorbeeld-frases daarvan staan in (14). Gewenste output: thìrteen pontóons en tòm paine big bánd.
| |
| |
(14) |
[[thirteen] |
[pontoons]] |
[[tom |
paine] |
[big |
band]] |
|
x |
x |
|
x |
x |
|
x |
x |
|
x |
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
Een tweede geval is een variant van het eerste, maar een stap ‘erger’ in die zin dat in montana cowboy-constructies soms wel verschuiving kan optreden: good-lóoking vs. gòod-looking lífeguard, en pretónic vs. prètonic lengthening:
Liberman & Prince stellen voor dat bij dit laatste type het verschil tussen verschuiving en niet-verschuiving gezocht moet worden in een conditie die eist dat monosyllabische woorden, zoals good, en relatief herkenbare prefixen, zoals pre-, in een grid altijd een kolom van 2 hoog moeten hebben. Toepassing van de RPPR onder deze conditie geeft de verschillen in (16), waarna Iambic Reversal kan worden toegepast:
(16) |
montana |
cowboy |
good-looking |
lifeguard |
pretonic |
lengthening |
|
x |
x |
x |
|
x |
x |
|
x |
x |
x |
|
x |
x |
|
x |
x |
x |
|
x |
x |
x |
|
x |
|
x |
|
x |
x |
|
x |
|
x |
x |
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
Een derde probleem is dat ritmische patronen op zich net zo vaak voorkomen in verschuivingsgevallen (d.w.z. bij w-s om-labeling door Iambic Reversal), als bij gevallen waarin omlabeling niet ter sprake lijkt te komen. Het gaat hierbij om voorbeelden zoals die in (17), typisch met een rechtsvertakkende structuur.
Het linkervoorbeeld bevat weliswaar een clash (om precies te zijn door ophoging van de grid omdat het hier monosyllabische woorden betreft), maar er is geen w-s-paar links van de DTE om om te labelen. De twee voorbeelden rechts daarvan bevatten geen clash,
| |
| |
en zelfs als we dat negeren, omdat we zojuist gezien hebben dat ook niet-clash voorbeelden kunnen verschuiven, dan nog ontbreekt evengoed een omlabelbaar w-s-paar. Niettemin is het ritme van deze voorbeelden precies hetzelfde als in verschuivingsgevallen: mary-ellen mathers uit (1) en farrah fawcett-majors uit (17) hebben in ‘getallen’ allebei een ‘231’-patroon, en zouden allebei de grid van (13) moeten hebben.
Liberman & Prince doen voor dit probleem twee suggesties die ze geen van beide nader uitwerken: óf de rechtsvertakkende structuren ondergaan ‘herstructurering’ naar linksvertakkende, zodat Iambic Reversal alsnog kan optreden, óf grid-configuraties zoals die in (17) ondergaan een extra ophoging van de initiële grid-kolom (waardoor de meest rechtse kolom automatisch ook omhoog gaat, om te blijven voldoen aan de RPPR; deze ophoging is later ‘(Initial) Beat Addition’ genoemd, en hij zou dezelfde operatie kunnen zijn als die plaatsvindt by good-looking en pretonic).
(18) |
|
x |
(x) |
x |
(x) |
x |
(x) |
→ |
x |
(x) |
x |
(x) |
x |
(x) |
→ |
x |
(x) |
x |
(x) |
x |
(x) |
x |
|
x |
|
x |
|
BA |
x |
|
x |
|
x |
|
RPPR |
x |
|
x |
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
|
x |
|
Het vierde en laatste type probleem wordt niet gesignaleerd door Liberman & Prince, maar door Hayes (1984): er zijn gevallen waarin wél een clash optreedt, maar géén verschuiving plaatsvindt. Hij observeert het volgende contrast met de vraag waaróm dat zo ligt, want overal komt een clash voor:
(19) |
(a) |
Wel verschuiving: |
|
|
analytic thought |
mississippi mabel |
|
x |
x |
x |
x |
|
x |
|
x |
x |
|
x |
|
x |
x |
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
|
|
(b) |
Geen verschuiving: |
|
|
analytical thought |
minneapolis mike |
|
x |
x |
x |
x |
x |
|
x |
|
x |
xx |
x |
x |
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
Deze laatste voorbeelden suggereren iets dat Hayes vervolgens als zijn uitgangspunt neemt: juist op het punt waar de clash-theorie winst probeert te boeken, namelijk bij het negeren van ‘laag 1’ tussenliggende lettergrepen, ligt ook de bron van de verkeerde voorspelling. Die lettergrepen moeten wél in aanmerking genomen worden, en het geheel aan bovenstaande observaties laat volgens hem zien dat clash-theorie op de foute weg zit. Hayes' alternatief loopt als volgt.
Een van de onmiddellijk in het oog springende aspecten van de clash-theorie van Liberman & Prince is dat twee manieren van representatie naast elkaar bestaan: bomen en grids. Toch zijn er evidente overeenkomsten tussen de twee verschillende representatiewijzen, die voor een deel maar lang niet helemaal door de RPPR worden teniet gedaan: we kunnen vaak lijnen door de x-en van de grid trekken (zoals Hammond
| |
| |
1984 laat zien) om bij bomen uit te komen. Deze overeenkomsten brachten een aantal onderzoekers tot de gedachte dat twee manieren van representeren voor ‘klemtoonverschijnselen in het algemeen’ teveel van het goede was, en gegeven bomen en grids leidde dat tot twee nieuwe stromingen: tree only-theorie, die zichzelf dus voor de taak gesteld zag klemtoonverschuiving in bomen uit te drukken, en grid only-theorie, waarvan de aanhangers zich ten doel stelden woordklemtoon, reductie en Iambic Reversal in en uitsluitend in grids te vertalen. Tot de aanhangers van de eerste variant behoren Kiparsky (1979) en Giegerich (1985), tot die van de tweede Prince (1983) en Selkirk (1984). We komen daar aan het eind van dit hoofdstuk op terug.
In deze discussie is de positie van Hayes (1984) de volgende: zelfs in een theorie die klemtoonverschuivingen probeert te beregelen zonder clash, vanwege de boven gesignaleerde problemen, zijn zowel bomen nodig (voor klemtoon) als grids (voor ritme). De ogenschijnlijke redundantie is te verdedigen door vol te houden dat het hier ook om fundamenteel verschillende verschijnselen gaat: ‘trees are the domain of relative prominence assignment; grids the domain of rhythmic evaluation’ (Hayes 1983:391), en dat zijn verschillende dingen. Hij bevindt zich daarmee in de merkwaardige positie dat hij de oorspronkelijke ‘tree-cum-grid’ theorie van Liberman & Prince, weliswaar ontdaan van clash, beschermt tegen anderen, onder wie Prince zelf. Hayes stelt voor dat klemtoon en ritme als verschillende verschijnselen (zoals boven al aangestipt) ook inderdaad verschillende representaties krijgen, en dat daar geen redundantie in hoeft te zitten (1984:33-34): ‘Separate representations are required for rhythmic structure and for linguistic stress. These representations should be identified with Liberman and Prince's metrical grids and metrical trees, respectively. The two representations will be shown to play sharply distinct roles in rhythmic phonology [...], trees represent stress; grids rhythmic structure’.
Het uitgangspunt van Hayes' nieuwe voorstellen is zoals gezegd het laatst gesignaleerde probleem boven, het contrast in (19). De sterke suggestie die van deze voorbeelden uitgaat is, dat Liberman & Prince' veronderstelling dat de trigger van verschuiving alleen de clash van representatie (12) is, en alle x-jes ‘buiten het vierkant’ er niet toe doen, fout is. In deze gevallen lijkt verschuiving (Iambic Reversal, hoewel Hayes daar een iets andere vorm aan geeft) wel degelijk beïnvloed te worden door de x-en op ‘laag l’ (die formeel buiten de clash vallen), en wel door hun ‘aantal’: één x op de onderste laag tussen de botsende kolommen laat verschuiving toe, twee blokkeren hem.
Het is vervolgens in dit aantal (in zijn terminologie: ‘intervals’) dat Hayes de oplossing voor een beregeling van verschuiving zoekt, waarvan het opvallendste kenmerk de afwezigheid van clash is (p.44):
The most basic feature of rhythm is repetition of beats at roughly equal intervals. For example, in twenty-seven mississippi legislators, the most basic beat is set by a rapid sequence of twelve evenly spaced syllables. What makes rhythm interesting, however, is that several interbeat intervals may occur simultaneously. In the example just cited, the hearer may perceive disyllabic intervals separating the beats twen..sev..Mis..sip..leg..lat. Quadrisyllabic intervals also occur, separating the beats twen..Mis.., and leg; and many hearers will perceive an octosyllabic level encompassing the beats twen..leg. The intervals obey the law that any beat taking part in longer intervals necessarily participates in all shorter intervals.
Visueel geeft Hayes dat als volgt weer:
| |
| |
(20) |
|
x |
|
x-----------------------x |
|
x-----------x-----------x |
|
x-----x-----x-----x-----x-----x |
|
x--x--x--x--x--x--x--x--x--x--x--x |
|
twenty-seven mississippi |
legislators |
Deze ‘repetition of beats at roughly equal intervals’ worden door Hayes gemaakt tot principes van ‘eurhythmy’, die uitdrukking geven aan ‘lineaire afstand’. Euritmie wordt nu ondersteund door de feiten in (19). In alle gevallen is er in Liberman & Prince termen een clash; in de (a)-voorbeelden vindt verschuiving plaats, in de (b)-voorbeelden veel moeilijker of niet. De ‘euritmische’ verklaring is volgens Hayes (p.45) dat er volgens hem een ‘target distance’ van vier lettergrepen bestaat, d.w.z. ‘a quadrisyllabic interval is preferred to a disyllabic one’ (= (19a)), terwijl ‘a pentasyllabic interval is no improvement over a trisyllabic one’ (= (19b)). Dat verwoordt hij in de volgende regel:
(21) |
Quadrisyllabic Rule (QR): |
|
A grid is eurhythmic when it contains a row whose marks are spaced close to four syllables apart. |
Verschuiving wordt dus niet gemotiveerd vanuit een situatie die fout is (clash) en opgeheven moet worden, maar door een streven naar een situatie die bevorderd moet worden (euritmie), het interval van vier lettergrepen of een aantal zo dicht mogelijk daarbij.
Ook de andere probleemsituaties van Liberman & Prince varen wel bij deze visie. De clash-loze configuratie van een voorbeeld als thirteen pontoons uit (14) kan onder deze theorie wel degelijk verschuiving ondergaan: een interval-verbetering van twee naar drie lettergrepen wordt toegejuicht.
De QR voorspelt echter ook verschuiving in die gevallen die oorspronkelijk de introductie van de metrische grid motiveerden: het type montana cowboy. Hayes vindt dat geen direct bezwaar: het punt is dat verschuiving volgens hem wel degelijk kan voorkomen, zowel in gevallen met een transparant prefix zoals pretonic lengthening, als die zonder:
(22) |
salvation army |
cosmetic surgery |
simplistic argument |
|
x |
x |
x |
x |
x |
|
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
x |
|
Al deze gevallen laten Iambic Reversal toe: sàlvation ármy, enz. Blijkbaar is gebrek aan verschuiving in montàna cówboy een uitzonderlijke eigenschap van het woord montána (en zijn ook de linkerwoorden van insìpid cóffee en fantàstic déal dergelijke uitzonderingen), wat als zodanig met uitzonderingskenmerken moet worden aangegeven; er kan geen motivatie voor grids of clash uit het gedrag van deze twee woorden worden afgeleid. Gevallen als good-looking lifeguard en pretonic lengthening (met de grid van (22)) hebben nu ook niet per se meer ‘grid-ophoging’ nodig voor verschuiving (hoewel er onafhankelijke redenen zouden kunnen zijn om monosyllabische woorden en transparante prefixen tóch een kolom van twee hoog te geven; we laten dat verder in het midden).
Een tour de force in de theorie van Hayes is de gelijkschakeling van voorbeelden zoals mary-ellen mathers, linksvertakkende verschuivingsgevallen (zie (1)), met die als
| |
| |
farrah fawcett-majors, rechtsvertakkende voorbeelden van ‘beat addition’ (zie (17)). Hayes maakt hierover twee observaties: een verhoging van de initiële grid-kolom is altijd in overeenstemming met de QR, of dat nu direct gaat via Beat Addition (zie (18)), of indirect via ‘herstructurering’ van een rechtsvertakkende in een linksvertakkende structuur (alhoewel hij deze laatste optie van Liberman & Prince niet noemt; dat is opvallend gezien wat zometeen volgt). En Beat Addition is eigenlijk een onwelkome operatie: we weten dat regels op bomen kunnen werken (deleties, omlabeling, percolatie, enz.), maar Beat Addition zou de enige bekende regel zijn die direct op grids werkt. Dat is verdacht. Hij stelt dan inderdaad een bomen-operatie voor (pp.64-65): ‘My proposal is that Beat Addition does not apply to grids, but is instead an arboreal rule. The rule will alter the trees only [...]. Under the old theory, metrical rules were allowed to apply either to the tree or to the grid representation. The only rule of the latter type was Beat Addition. By reformulating Beat Addition as a tree-based rule, we can maintain the more restrictive theory that metrical rules may apply only to trees’.
Hayes' idee is ingenieus en fraai in elkaar gezet. Het heeft twee aspecten. Hij zorgt ervoor dat Beat Addition-gevallen zodanig behandeld worden dat ze precies gedekt worden door (zijn versie van) Iambic Reversal. Hij bereikt dat door een versie van deze regel te formuleren die een s-w(-s) output in de boom oplevert uit twee verschillende inputs: w-s(-s) (mary-ellen mathers) en w-(w-s) (farrah fawcett-majors). Niet minder fraai is ook een tweede aspect van zijn voorstel: het vereiste mechanisme is al voor handen. Er is immers al een regel die precies dezelfde structuren als input neemt, en precies dezelfde structuur als output oplevert: respectievelijk condens-átion (cyclisch opgeleverd) en gorgonzóla ondergaan op woordnivo de ‘Ritme Regel’, en de conclusie uit het bovenstaande kan slechts luiden dat blijkbaar op frasenivo hetzelfde proces plaatsvindt. We herhalen de Ritme Regel:
(23) |
Ritme Regel |
|
In de reeks...Fx Fy DTE: adjungeer Fy aan Fx |
Van twee zusterknopen links van de hoofdklemtoon, wordt de rechter (per definitie zwak-) geadjungeerd aan de linker. Op de twee onderhavige gevallen heeft deze regel het volgende resultaat:
| |
| |
In het voorbeeld (24a) wordt het effect van Iambic Reversal nu bereikt door adjunctie van Fy aan Fx: adjunctie is vacueus (de twee betrokken knopen zijn al zusjes), maar verandert wel de onderlinge labeling. De nieuwe grid voldoet aan de QR. Dit geval is vergelijkbaar met condens-ation: oorspronkelijk linksvertakkend, en het linkerdeel bij aanvang w-s gelabeld. In het voorbeeld (24b) vernietigt adjunctie de rechtsvertakkende constituent-structuur ten faveure van een nieuwe linksvertakkende, en in de nieuwe heropgebouwde grid, is de lineaire afstand geheel in overeenstemming met de QR tot vier gebracht. Dit voorbeeld is vergelijkbaar met gorgonzola: de vertakking wordt omgezet, en het hangmatpatroon volgt uit herlabeling.
We vertrouwen er op dat de lezer zelf, gegeven de bovenstaande discussie, de gewenste adjunctie-met-omlabeling kan uitvoeren op de relevante bomen. Nu gevallen als montana cowboy (geen verschuiving) zijn teruggebracht tot de status van uitzondering, behoeft alleen het contrast tussen (19a) (analytic thought, mississippi mabel) mét, en (19b) (analytical thought, minneapolis mike) zónder verschuiving nog commentaar. In het eerste geval gaat het om een interval-verbetering van twee naar vier lettergrepen, wat tot adjunctie en omlabeling leidt; in het tweede om een intervalverschil tussen drie (input) en vijf (output) lettergrepen, wat geen verbetering inhoudt met betrekking tot de QR; adjunctie en omlabeling worden daarmee geblokkeerd.
De conclusie is dat verschuiving in elk geval in het Engels als volgt wordt beregeld: de klemtoonprocedure geeft gelabelde bomen; de RPPR zet deze om in grids; de wens tot euritmie zet de Ritme Regel in werking. De Ritme Regel op en boven woordnivo zijn dezelfde regel: adjunctie met herlabeling. In de volgende sectie richten we ons op klemtoonverschuiving in het Nederlands, naar aanleiding van recent werk van Kager en Visch.
| |
5. Klemtoonverschuiving in het Nederlands
Voor we over een analyse voor Nederlandse verschuivingsfeiten kunnen gaan praten, met het eerst duidelijk zijn óf dat proces hier wel plaatsvindt, en vervolgens hóe ongeveer de feiten liggen. Een eerste stap is om te kijken of er voorbeelden zijn die vergelijkbaar zijn met die uit het Engels. Wat we daarvoor nodig hebben zijn langere strings met de DTE rechts, zoals die gegeven in sectie 2 boven (mìekes óma), maar dan met mogelijkheden voor verschuiving naar links door de aanwezigheid van een ‘landingsplaats’. We hebben het dan weer over het ‘hangmat-effect’, maar nu boven woordnivo in het Nederlands. De feiten in (25) laten zien dat het Nederlands inderdaad verschuiving naar links toestaat (zie Visch & Kager 1984; Kager & Visch 1988), en dus ook regel (23) heeft.
| |
| |
(25) |
forméel |
- fòrmeel kénmerk |
presidént |
- prèsident lúbbers |
|
actíef |
- àctief óptreden |
intelligént |
- ìntelligent ántwoord |
|
feodáal |
- fèodaal stélsel |
doofstóm |
- dòofstom kínd |
Deze gevallen zijn allemaal van het type w-s(-s), waarbij adjunctie en omlabeling plaatsvinden zoals in (24a) boven. Deze voorbeelden laten ook zien dat verschuiving in het Nederlands een optioneel proces is: beide varianten zijn correct, maar vooral in lopende spraak lijkt ons toepassing te prefereren. Tenminste: dat geldt voor vijf van de zes voorbeelden in (25). Voor het zesde, dòofstom kínd, geldt iets sterkers: volgens de literatuur, bijvoorbeeld Gussenhoven (1983), is klemtoonverschuiving zelfs verplicht als het linkerdeel van de constructie een ‘samengesteld adjectief’ is. Daarbij behoren dan de volgende aantekeningen.
In hoofdstuk 5 hebben we uitgelegd dat in Nederlandse samenstellingen hoofdklemtoon op het linkerlid ligt. We hebben dat toen geïllustreerd aan de hand van nominale voorbeelden zoals die beneden in (26a) staan. In hoofdstuk 11 zijn we opnieuw samenstellingsconstructies tegengekomen vanwege hun plaats in het lexicale model. We hebben toen gemerkt dat zowel nominale als verbale samenstellingen een s-w patroon hebben (zie nu ook (26b)). Maar wat nu belangrijk wordt is de observatie dat niet alle samenstellingsconstructies zo'n s-w patroon hebben: adjectieven en preposities hebben juist een w-s patroon, zoals blijkt uit (27):
(26)(a) |
|
nominale samenstellingen |
(b) |
verbale samenstellingen |
|
wáter-bed |
|
stóf-zuig (-en) |
|
|
vólg-orde |
|
kórt-wiek (-en) |
|
|
gíro-cheque |
|
ráng-schikk (-en) |
|
stríjk-ijzer |
|
zín-speel (-en) |
|
|
vakántie-land |
|
wée-klaag (-en) |
|
|
(27) |
adjectivische en prepositionele samenstellingen |
|
|
soort-specifíek |
wereld-wíjd |
|
brand-véilig |
binnen-ín |
|
woord-intérn |
waarde-vást |
|
carrière-bewúst |
achter-úit |
|
theorie-neutráal |
was-écht |
|
vak-bekwáam |
onder-ín |
|
gast-vríj |
camera-kláar |
|
verzend-geréed |
voor-áan |
|
radio-actíef |
water-dícht |
|
oranje-gezínd |
boven-óp |
De metrische regel voor samenstellingen is dus in zijn geheel die van (28).
(28) |
Samenstellingsklemtoon in het Nederlands |
|
bij zusjes [X Y]: |
als Y = N of V, label s-w |
|
als Y = A of P, label w-s |
De bovenste helft van deze regel is overgenomen uit hoofdstuk 5 (waar we dus tijdelijk gedaan hebben alsof álle samenstellingen dit patroon hadden), de onderste helft is nu toegevoegd als correctie voor adjectieven en preposities. We nemen aan dat deze labelingsregel zich bevind: op nivo 3 van schema (31) van hoofdstuk 11, waar reguliere samenstellingsvorming plaatsvindt (hoewel de bovenste tak ook wat betreft N onderdeel uitmaakt van nivo 2, voor vroege samenstellingen). Een paar als táal-politiekN versus taal-politíekA laat de werking van de twee clausules van (28) zien.
Onder de adjectivische samenstellingen kunnen er zich ook bevinden waarin in een van de onderdelen (in de praktijk het rechtse) een adjectivisch suffix bevindt, zowel van nivo 2 (‘klemtoonaantrekkend’) als nivo 3 (‘klemtoonneutraal’):
| |
| |
(29) |
hand-bestúurbaar |
brand-geváarlijk |
licht-gevóelig |
|
computer-toepásbaar |
inbraak-gevóelig |
zaad-vórmend |
|
regel-definiéerbaar |
vrouw-vijándig |
hulp-behóevend |
|
levens-vátbaar |
slag-váardig |
schrik-bárend |
|
milieu-vríendelijk |
werk-wíllig |
klemtoon-aantrékkend |
Het suffix -baar wordt niet toegekend aan een ‘samenstelling’ hand-bestuur, -(e)lijk niet aan milieu-vriend, -ig niet aan inbraak-gevoel, en -end niet aan zaad-vorm. Wel worden combinaties van hand en bestuurbaar, van milieu en vriendelijk, enz., w-s gelabeld op nivo 3, net als echte adjectivische samenstellingen zoals water-dicht en wereld-wijd. In (30) geven we nu meervoorbeelden van het type dòofstom kínd met (redelijk verplichte) verschuiving in samengestelde adjectieven en preposities:
(30) |
wòord-intern grénssymbool |
vròuw-vijandig wétsvoorstel |
|
gàst-vrij óptreden |
brànd-gevaarlijk bóuwmateriaal |
|
wàter-dicht jáck |
bòven-op hángkastjes |
|
vàk-bekwaam schílderwerk |
vòor-aan krúispunten |
In alle in (25) (optioneel) en (30) (verplicht) genoemde gevallen zouden we de Quadrisyllabic Rule als motivatie achter de verschuiving kunnen zoeken: steeds wordt in de output het interval van vier bereikt, of dichter benaderd dan oorspronkelijk het geval was. Maar daarmee zijn we wel iets te snel: de QR wordt pas gemotiveerd door opposities zoals die in (19), waarbij geen verschuiving optreedt als er ook geen intervalverbetering is. Voor zover wij kunnen nagaan is dit voor het Nederlands echter niet simpel na te bouwen, en de belangrijkste reden daarvoor is de volgende. Gemiddeld genomen ligt Nederlandse woordklemtoon verder naar rechts dan die van het Engels: superzware lettergrepen bijvoorbeeld krijgen in het Nederlands hoofdklemtoon, maar zijn in het Engels extrametrisch; en er zijn in het Nederlands nagenoeg geen ongelede adjectieven zonder eindklemtoon (zie hoofdstuk 11, sectie 7). Dat betekent dat verschuiving, opnieuw globaal gesproken, een ‘grotere afstand’ moet afleggen náár en óver het interval van vier lettergrepen tussen twee hoofdklemtonen, en dat de QR niet snel uitgetest wordt. Wat we bedoelen blijkt uit voorbeelden zoals die in (31a):
(31) |
(a) |
individuéel |
- ìndividueel ónderwijs |
|
indo-europées |
- ìndo-europees táalverschijnsel |
Door de eind-klemtoon van het linkerwoord in de frase zijn zelfs zulke lange adjectieven te kort om het effect van de QR te meten. Wat we wel kunnen doen is een uitgangspositie nemen waarbij de hoofdklemtoon van het rechterwoord meer naar rechts ligt, om te kijken of de QR dan misschien verschuiving stopt.
(31) |
(b) |
individuéel |
- ìndividueel isolemént |
|
indo-europées |
- ìndo-europees proletariáat |
Er is volgens ons zelfs geen gradueel verschil tussen de verschuivingen in (31a) en die in (31b). Onze conclusie luidt dan ook dat verschuiving in het Nederlands relatief vrij is, en niet onderhevig lijkt te zijn aan zoiets als een QR: het creëren van een hangmat staat voorop, en wordt niet afgestopt door een bij voorbaat gewenst interval. Als dat zo is, volgt daaruit echter ook een andere conclusie: grids spelen blijkbaar niet aantoonbaar
| |
| |
een rol bij de beregeling van het verschijnsel van verschuiving in het Nederlands, en adjunctie op zich is voldoende.
Net als in het Engels kan in het Nederlands via de Ritme Regel worden gegeneraliseerd over links- en rechtsvertakkende structuren, dat wil zeggen: over w-s(- s) respectievelijk w-( w-s) structuren als input met s-w(- s) als output:
Na adjunctie en omlabeling zijn de output-structuren die van (24a) en (24b) boven.
Tot op dit punt lijkt het Nederlands dus niet meer te zijn dan een theoretisch gezien slap soort Engels: wel verschuiving, maar geen formeel leuke condities. Bovendien is er in het Nederlands naar ons beste weten geen onderzoek gedaan naar de relevantie van ‘domeinen’ bij verschuiving (het onderwerp van de volgende paragraaf), wat deze conclusie alleen nog maar versterkt. Toch zouden we voorbarig zijn met dit oordeel: het Nederlands blijkt wel degelijk op zijn eigen manier interessant in het verschuivingsdebat, op de volgende, misschien wat onverwachte wijze.
Liberman & Prince observeren, met verwijzing naar Kiparsky (1966), dat het Duits ook verschuiving kent, ‘Rhythmischer Nebenakzent’ als in halbtót/hàlbtote mánn, maar dat merkwaardig genoeg behalve verschuiving naar links ook die naar rechts voorkomt, zoals in gróssvater/úrgrossvàter. Deze laatste situatie is in het Engels moeilijk te construeren vanwege het LCPR-effect in rechtsingebedde samenstellingen ([evening[compúter-class]], zie hoofdstukken 3 en 5), en daar waar het uitproberen mogelijk is blijkt het verschijnsel niet voor te komen, zoals de samenstelling spórts còntest (niet *spórts contèst) aantoont. Blijkbaar is ritmische verschuiving dus een fenomeen, dat redelijk gemakkelijk in talen optreedt, maar is de richting ervan per taal gedefinieerd, bijvoorbeeld weer door een parameter. Zoals Liberman & Prince zelf opmerken (1977:311) ‘The existence of examples in other languages suggests that the “rhythm rule” is a reasonably natural phenomenon [...]. Therefore, one would like to have a description of this phenomenon that would account for its naturalness [...] while allowing for language-specific differences in its implementation’. Andere gevallen van klemtoonverschuiving naar rechts in het Duits kunnen gevonden worden bij Kiparsky ([nách[mittàch]] en Giegerich (1985) ([fáust[hand-schùh]]).
Hayes & Puppel (1984) maken een tamelijk uitgebreide analyse van het Pools, waarin deze taal een door euritmie gestuurde Ritme Regel naar links heeft, en in een zeer beperkte set feiten ook verschuiving naar rechts. De invloed van euritmie op verschuiving blijkt uit het contrast in (33a); (33b) geeft een voorbeeld van verschuiving naar rechts: een persoonlijk voornaamwoord verschijnt eerst als (gesuffigeerd) clitic met bijklemtoon, en bij contrastieve klemtoon (en herhaling van een deel van het clitic) treedt een hangmat-effect naar rechts op:
| |
| |
(33) |
(a) |
telewizórek |
- tèlewizorek Jána |
‘Jan's kleine televisie’ |
|
telewizoréczek |
- *tèlewizoreczek Jána |
‘Jan's heel kleine televisie’ |
|
|
(b) |
pószli-bỳsmy |
|
‘wij zouden zijn weggegaan’ |
|
mý poszli-bysmỳ |
|
‘wij zouden zijn weggegaan’ |
Tegen deze achtergrond presenteren Kager & Visch (1988) een zeer uitgebreide analyse van de interactie tussen de twee richtingsgevoelige verschuivingen in het Nederlands. Hun artikel heeft twee doelstellingen: zij onderzoeken aan de ene kant de theoretische consequenties van het verschijnsel voor de adjunctie-theorie van Hayes; en aan de andere kant proberen ze te laten zien dat deze consequenties ook de doodsteek betekenen voor zowel ‘tree-only’ als ‘grid-only’ aanhangers in het boven aangehaalde redundantie-debat. Het eerste aspect werken we hier uit, op het tweede komen we terug in de laatste sectie van dit hoofdstuk.
Verschuiving naar rechts treffen we, net zoals in het Duits, in het Nederlands typisch aan in nominale samenstellingen: ze kunnen redelijk lang zijn, hebben hoofdklemtoon op het eerste woord, en die kan dan vervolgens fungeren als de DTE voor verschuiving naar rechts. Dat geeft input-patronen die ‘spiegelbeeldig’ zijn ten opzichte van die in frases: ( s-) s-w en ( s-w)- w:
De adjunctie is voor deze voorbeelden ‘spiegelbeeldig’ aan die welke geldt voor frases (zie de regel in (35)), en derivaties verlopen als in (36)):
(35) |
Ritme Regel (gespiegeld): |
|
In de reeks DTE Fy Fx...: adjungeer Fy aan Fx |
Er treedt in de praktijk dus een ‘neutralisatie’ op van de twee oorspronkelijk met inbeddingsrichting geassocieerde klemtoonpatronen tot één: aan het klemtoonpatroon is niet onmiddellijk waar te nemen of we met inbedding links ([slagroom]taart) of rechts (hoofd[klemtoon]) te maken hebben; dat zullen zaken als ‘semantiek’ en eventueel
| |
| |
‘bekendheid’ duidelijk moeten maken. Dat komt doordat ook door deze rechtsgevoelige Ritme Regel de ‘preservation of relative prominence’ geschonden wordt, met name bij inbedding rechts, waar voet-bal en klem-toon hun eigen s-w patroon verliezen. Merk ook op dat we in (36) eerder met adjunctie van woorden te maken lijken te hebben dan van voeten; we maken daarvan hier geen punt, en interpreteren ‘F’ als ‘voet of hoger in de boom’.
Aansluitend op de laatste opmerking observeren we een opvallend effect met betrekking tot verschuiving naar rechts, in gevallen zoals de volgende:
(37) |
(a) |
átlas |
- bós atlàs |
kompás |
- schéeps kompàs |
|
hárnas |
- bórst harnàs |
matrás |
- spríng matràs |
|
|
prémie |
- *jáar premìe |
bougíe |
- húlp bougìe |
|
shámpoo |
- *dróog shampòo |
kadó |
- kérst kadò |
Het rechterdeel in de samenstelling is steeds ongeleed, maar meersyllabisch. Merk nu op waar verschuiving naar rechts kan plaatsvinden. Als de woordklemtoonprocedure meerdere voeten op het ongelede woord oplevert, kan in dat woord verschuiving van klemtoon van de linker- naar de rechtervoet optreden: bós-atlàs heeft dezelfde contour als (rijmt op) schéeps-kompàs, waarbij in het laatste geval het tweede deel van de samenstelling van zichzelf al eindklemtoon heeft. Maar jáar-prèmie heeft niet dezelfde contour als (rijmt niet op) húlp-bougìe: de verklaring is dat premie een binaire s-w voet boven zich heeft, en de Ritme Regel grijpt niet in onder het voetnivo, zoals we eerder al op onafhankelijke gronden hadden geconstateerd.
Beschouw dan de volgende feiten:
(37) |
(b) |
léxicon |
- húlp lexicòn |
pelotón |
- véld pelotòn |
|
márathon |
- stránd marathòn |
capuchón |
- bónt capuchòn |
|
álmanak |
- stáats almanàk |
maniák |
- dórps maniàk |
|
dóminee |
- dórps dominèe |
matinée |
- fílm matinèe |
|
sélderie |
- bléek selderìe |
jaloezíe |
- ról jaloezìe |
|
cámera |
- hánd camerà |
chocolá |
- mélk chocolà |
In tegenstelling tot wat we in (37a) gezien hebben, vindt nu klemtoonverschuiving plaats zowel in VC-finale als in VV-finale rechterdelen: húlp-lexicòn heeft dezelfde contour als véld-pelotòn, en dórps-dominèe dezelfde als fílm-matinèe. Op verrassende wijze vinden we hier onafhankelijke evidentie voor een stap die we in onze hoofdstukken over woordklemtoon al hebben gemotiveerd: pre-prefinale klemtoon bij finale VV moet worden verantwoord met een monosyllabische voet op de laatste lettergreep, en niet met extrametriciteit (en Stray Adjunction). Hieruit volgt het contrast tussen dórps-dominèe en *jáar-premìe. Opnieuw blijkt de Ritme Regel weer niet op lettergrepen te mogen werken: in stáats-[al-ma]s[nak]w mogen de s en w worden omgewisseld, maar vervolgens mag niet de s-w verhouding in de interne voet [al-ma] worden aangetast.
Interactie tussen verschuiving naar links en naar rechts vindt plaats wanneer een DTE twee maal als zodanig kan fungeren, eenmaal naar links en eenmaal naar rechts. Dat gebeurt als hij zich in het midden van de frase bevindt, als in (38) (we voegen in onze voorbeelden grids toe om de effecten van de Ritme Regel gemakkelijker interpreteerbaar te maken, niet om te suggereren dat het Nederlands alsnog een QR zou hebben).
| |
| |
In twee etappes ontstaat een fraai alternerend klemtoonpatroon met de DTE precies in het midden. We hebben boven verschuiving in het Nederlands (in principe) optioneel genoemd, en dat blijkt ook hier: elk van de drie representaties is correct Nederlands. Maar in lopende spraak lijkt ons vooral de derde het meest natuurlijk.
Opvallend in (38) is dat de volgorde van de meerdere toepassing van verschuiving er in het geheel niet toe doet: links eerst (zoals aangegeven) of rechts eerst maakt niet uit, en beide operaties zouden zelfs simultaan kunnen worden uitgevoerd. Maar Kager & Visch laten zien dat lang niet alle gevallen van meerdere toepassingen van de Ritme Regel zo werken. Beschouw daarvoor het contrast tussen de voorbeelden in (39).
In (39a) werkt de Ritme Regel op het enige niet-vacueuze paar waarop hij kan werken, met een acceptabel resultaat; (a) en (b) verschillen echter van elkaar in de labeling van de twee leden van het linkerdeel: (a) heeft een samenstelling, (b) een transparant geprefigeerde constructie. In het (b)-geval ontstaat een duidelijk ongrammaticaal resultaat als we de (a)-derivatie proberen te copiëren.
| |
| |
| |
| |
Al deze stadia zijn acceptabel; blijkbaar mag in deze constructie ‘intern ritme’ pas als de mogelijkheid tot ‘extern ritme’ benut is. Toch is het onmogelijk (39b) te stoppen, vanwege de optionaliteit van de Ritme Regel. Kager & Visch dwingen daarom de toepassingsvolgorde van (39c) af, maar zij doen dat op een interessante manier: zij formuleren de universele conditie in (40) (1988:42), maar laten vervolgens zien dat deze zich toch al in de grammatica bevindt:
(40) |
Strong Domain Principle: |
|
No prosodic transformation may apply to the head of a strong domain. |
Deze conditie voorkomt dat derivatie (39b) kan worden overwogen: president is een sterke constituent, dent is daarvan het hoofd, en toch dreigt daarmee iets te gebeuren door omlabeling; dat mag niet. Zodra echter president geen sterke constituent meer is, in dit geval door een eerdere toepassing van de Ritme Regel, ontstaat dezelfde situatie als in (39a), en mag ook intern worden omgelabeld. We zien dat het Strong Domain Principle al in de grammatica aanwezig is, als we beseffen dat het kan dienen om Hayes' conditie (20) uit hoofdstuk 7 te vervangen, die in een reductie-analyse verbiedt dat sterke voeten worden gedeleerd (met name initiële: Ontvoeting is op woordnivo immers geordend na de Ritme Regel). Het deleren van voetstructuur gaat per definitie gepaard met het opheffen van informatie over hoofden, en (40) vangt automatisch die situatie. Deze conditie krijgt nu de niet onaanzienlijke taak zowel de Ritme Regel als Ontvoeting in hun toepassing te sturen.
Een meerledige toepassing van Ritme naar links wordt natuurlijk ook verwacht in het Engels, en Kager & Visch laten zien dat die verwachting uitkomt, aan de hand van het voorbeeld in (41). Zonder het Strong Domain Principle zou niet te begrijpen zijn waarom de onderste derivatie niet mag, want ten opzichte van de QR vindt een verbetering plaats.
Speciaal belangwekkend aan het Nederlands is vervolgens dat het Strong Domain Principle aantoonbaar op dezelfde manier relevant is voor meerdere toepassingen van verschuiving naar rechts. Beschouw de derivaties in (42).
| |
| |
De bovenste drie stadia zijn alle weer acceptabel. Wat zeker niet mag, is interne verschuiving toepassen op het sterke domein afvoer, zonder externe verschuiving. Het Strong Domain Principle zorgt daarvoor. Aan het eind van hun artikel tonen Kager & Visch aan dat er voorbeelden zijn waarin ook interacterende toepassingen van verschuiving in twee richtingen, zoals in (38), een regulerend principe voor toepassingsvolgorde vereisen. Voor onze doeleinden voegt dit nieuwe principe echter niets aan de discussie toe, en we verwijzen de lezer naar de tekst van het artikel.
We concluderen dat het Nederlands een eigen bijdrage heeft aan de studie van verschuivings-verschijnselen in natuurlijke talen. We hebben niet kunnen aantonen dat de QR in het Nederlands, net als in de analyse van Hayes voor het Engels (en Hayes & Puppel voor het Pools), het gebruik van grids motiveert, maar we laten open dat dit mogelijkerwijs een kwestie van verder onderzoek is: achter de paar voorbeelden in (31) zit zeker geen systematisch geheel aan observaties (zie voor verdere opmerkingen over Nederlandse klemtoonverschuiving Gussenhoven 1983, en Visch 1989). Maar het Nederlands heeft wel zijn eigen verschuiving naar rechts, en daarvan hebben we een reeks voorbeelden gegeven. Ter beregeling van meerdere toepassingen van verschuiving op dezelfde representatie hebben we uit het werk van Kager & Visch het Strong Domain Principle overgenomen, dat Hayes' conditie tegen het deleren van sterke voeten als speciaal geval bevat. Zowel de Ritme Regel als Ontvoeting zijn nu aan deze conditie onderhevig. In de laatste sectie van dit hoofdstuk zullen we nog terugkomen op het theoretisch-conceptuele belang van dit principe.
| |
6. Fonologische frases
In een hoeveelheid recent werk hebben Nespor & Vogel (1979, 1982, 1986) laten zien dat ook in het Italiaans klemtoonverschuiving optreedt, althans zeker in de ‘noordelijke dialecten’. Bezie de volgende gevallen:
(43) |
metá |
- mèta tórta |
‘halve taart’ |
|
cittá |
- cìtta spórche |
‘vuile steden’ |
| |
| |
onoró |
- ònoro dánte |
‘(hij) eerde Dante’ |
vanitá |
- vànita pázza |
‘dwaze ijdelheid’ |
ventitré |
- vèntitre rágni |
‘drieëntwintig spinnen’ |
Zij nemen aan dat verschuiving plaatsvindt onder clash, maar of clash of euritmie de doorslaggevende factor is, is hier niet van belang: de bijdrage van deze auteurs ligt op een ander gebied.
We weten uit de vorige hoofdstukken dat metrische klemtoonregels een aantal soorten relaties kunnen hebben tot bestaande metrische of morfo-syntactische structuur. Soms kan een klemtoonregel eerdere metrische structuur respecteren, of juist niet (namelijk: oude structuur overschrijven) - zoals we in de vorige hoofdstukken hebben gezien. De relatie tussen morfologische samenstellingsstructuur en metrische structuur waarop samenstellingsklemtoon wordt toegekend, hebben we beschreven als ‘een-opeen’, d.w.z. die morfologische structuur kan als de directe input voor de labeling van de samenstellingsboom worden beschouwd. Vanzelfsprekend rijst nu dezelfde vraag met betrekking tot syntactische structuur, en het antwoord hoeft niet bij voorbaat vast te staan: als syntactische structuur meteen gelabeld kan worden zonder dat dat empirische problemen oproept, kunnen we opnieuw van een een-op-een relatie spreken. Tot nu toe zijn we ook van die, in wezen gemakkelijkste, situatie uitgegaan.
Een aantal onderzoekers heeft echter rond 1980 aangetoond dat deze laatste simpele situatie empirisch complexer ligt, en zeker het innoverende werk van Selkirk (1972, 1980a, 1981, 1984) moet daarbij vermeld worden. Het belang van het werk van Nespor & Vogel is dat zij zich in een vroeg stadium op het werk van Liberman & Prince hebben gericht, en daarbij in het kader van hun ‘Prosodic Phonology’ klemtoonverschuiving, maar ook een reeks andere fonologische processen (met name in het Italiaans) hebben gebruikt om meer inzicht te krijgen in metrische structuur in het algemeen, en de relatie tussen syntactische en fonologische structuur in het bijzonder. Wij richten ons natuurlijk vooral op klemtoon, en, gegeven (43), wordt een cruciale rol in hun betoog gespeeld door een contrast als het volgende.
(44) |
cittá |
- le cìtta |
nórdiche |
- le città |
mólto nordiche |
|
‘stad’ |
|
‘noordelijke’ |
|
‘erg noordelijke’ |
|
pescherá |
- pèschera gránchi |
- pescherà quálche granchio |
|
‘hij zal vissen’ |
|
‘krabben’ |
|
‘enkele krabben’ |
In het Italiaans staat het adjectief als ‘complement’ achter het zelfstandig naamwoord (dit in tegenstelling tot het Nederlands en het Engels), en het lijdend voorwerp als ‘complement’ achter het werkwoord (net zoals in het Nederlands en het Engels); dat was in (43) overigens ook al zo. Maar voor verschuiving doet het er iets toe of het complement wel of niet vertakt: bij een niet-vertakkend complement mag verschuiving optreden, bij een vertakkend niet. Dit zou rechtstreeks als een syntactische conditie op dit fonologische proces kunnen worden geformuleerd, maar dat heeft twee nadelen: ten eerste rijst de vraag waarom nu juist deze conditie het proces belemmert, en geen andere, of waarom de feiten niet juist andersom liggen qua vertakking; en ten tweede wordt dezelfde conditie of vergelijkbare condities regelmatig teruggevonden in verschillende fonologische processen in uiteenlopende natuurlijke talen. Dat laatste tonen ze aan aan de hand van bijvoorbeeld ‘raddoppiamento sintattico’ (medeklinkerverlenging) in het Italiaans, en het bekend proces van ‘liaison’ in het Frans, waarvan het eerste de hoofdmoot van hun onderzoek op dit gebied vormt, en met verwijzing naar werk van anderen op het gebied van het Hebreeuws en het Ewe. Het toeval wil dat ‘raddoppiamento sintattico’ plaatsvindt in zuidelijke Italiaanse dialecten
| |
| |
in een context die globaal overeenkomt met die waar verschuiving gevonden wordt in het noorden: in (44) kunnen de n(ordiche) en g(ranchi) verlengd worden in nietvertakkende complementen, en niet in de vertakkende rechts. Vanwege dit soort observaties ontwerpen Nespor & Vogel een procedure die zoveel mogelijk universele onderdelen bevat, en die gezien kan worden als een model voor de interactie tussen syntaxis en fonologie, waarbij wordt vastgelegd hoeveel wordt afgeweken van de ideale één-op-één relatie.
De procedure gaat ervan uit dat syntactische structuren worden omgezet in metrische, en dat de metrische de input vormen voor de fonologie. De naam voor de nieuwe metrische structuur is ‘fonologische frase’, of φ. Hoewel Nespor & Vogel weinig naar Hayes verwijzen, geven we in (45) een formulering die zo nauw mogelijk bij zijn werk aansluit.
(45) |
Fi-vorming (in het Italiaans): |
|
- |
Richt ongebonden rechtsvertakkende bomen op |
|
- |
Een lexicale categorie mag niet in w-positie van een vertakkende φ |
|
- |
Adjungeer niet-vertakkende φ's (naar links) tot een nieuwe φ |
|
- |
Label φ's w-s |
Nagenoeg alles in (45) is te herkennen als onderdeel van het parameter-model van Hayes: richtingsgevoeligheid, boom-kwantiteit, labeling, conditie op w-positie, enz. Deze procedure bouwt φ's als in (46).
Het zal duidelijk zijn waar en waarom klemtoonverschuiving nu wel en niet optreedt: binnen de φ vindt verschuiving plaats, maar nooit over een φ-grens (zoals uiterst rechts). We kunnen ook zeggen dat φ het ‘domein’ is waarbinnen in het Italiaans verschuiving plaatsvindt. Om hun ideeën verder te ondersteunen, geven Nespor & Vogel, met verwijzing naar Selkirk (1981), ook nog een aantal contrasten voor het Engels, waaronder het volgende:
(47) |
reprodúce |
- |
Given the chance, |
rabbits rèproduce quíckly |
|
rabbits reprodúce véry quickly |
Selkirk geeft deze voorbeelden echter niet, en uit haar korte discussie is ook niet op te maken of ze de empirische claims van Nespor & Vogel zou ondersteunen.
Uit onze bespreking wordt hopelijk wel duidelijk hoe de bestudering van één fonologisch verschijnsel kan uitwaaieren naar een reeks op zich relatief zelfstandige onderzoeksgebieden: de relatie tussen syntaxis en fonologie lijkt een geheel ander onderwerp dan de vraag of bomen en grids naast elkaar bestaande representatiemiddelen zijn van ‘klemtoon-achtige’ taalverschijnselen. Toch zijn beide direct voortgekomen uit het werk van Liberman & Prince, en indirect uit een aantal vragen dat gesteld wordt in SPE, zoals we in de inleiding hebben aangegeven. Het eerstgenoemde gebied laten we hier verder rusten, en we verwijzen voor verdere discussie naar het in deze sectie genoemde werk, en naar Rotenberg (1978), Cooper & Paccia-Cooper (1980) en Kaisse
| |
| |
(1985). In de nu volgende laatste sectie van dit hoofdstuk gaan we nader op het tweede in.
| |
7. Conclusies
Een weerkerende opmerking in het bovenstaande was dat de metrische theorie van Liberman & Prince, met zijn gebruik van bomen én grids voor wat ogenschijnlijk steeds de beregeling van klemtoonverschijnselen is, uitnodigt tot verschillende stromingen, die dan ook allemaal daarna zijn ontstaan: met ‘alleen-bomen’ zijn geassocieerd de namen van Kiparsky en Giegerich, met ‘alleen-grids’ die van Prince en Selkirk, en met ‘bomen-en-grids’ die van Hayes. De eersten zagen zich geplaatst voor het probleem een bomen-oplossing te geven voor klemtoonverschuiving (in plaats van clash of euritmie), maar zijn daar achteraf gezien niet in geslaagd: de grote hoeveelheid empirisch materiaal aangedragen in Hayes (1984) leidde weliswaar tot de eliminatie van clash (in het Engels), maar grids kregen daarvoor een nieuwe taak terug, namelijk als representatie waarop de Quadrisyllabic Rule is gedefinieerd; er is geen manier voor het uitdrukken van dit type ritme bekend of voorgesteld die uitsluitend gebruik maakt van bomen. ‘Alleen-grids’ aanhangers zagen zich daarentegen genoodzaakt een grid-analyse voor woordklemtoon op te stellen. Zo'n theorie werd uitgewerkt door Prince (1983), die schetsen geeft van de klemtoonsystemen van een reeks natuurlijke talen, op de manier waarop we dat hier in hoofdstuk 6 voor het Hayes-kader hebben gedaan, hoewel het Engels daarin niet figureert; een dergelijke theorie werd vervolgens voorgesteld door Selkirk (1984). Hoewel we hier niet een alleen-grid analyse voor het Engels of het Nederlands gaan geven, zal het niet moeilijk zijn in te zien hoe deze op het meest elementaire nivo werkt: er zijn grid-bouw instructies vergelijkbaar met voet-bouw instructies, en net zoals prominentie kan worden afgelezen uit een boom door paden van s- en w-en te volgen, kan dat ook door de hoogte van grid-kolommen na te gaan. Onze meest eenvoudige voorbeelden uit het
Engels en het Nederlands kunnen dan als volgt worden behandeld:
(48) |
- |
|
geef elke lettergreep een x |
|
|
- |
|
geef elke even lettergreep van rechts een extra x |
|
|
- |
|
geef de meest rechtse x uit de vorige regel een extra x |
|
|
x |
|
x |
|
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
|
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
a |
pa |
la |
chi |
co |
la |
ge |
ne |
ra |
li |
sa |
tie |
Dit geeft niet meer dan een eerste idee van wat zo'n theorie inhoudt, en zeker geen indruk van de problemen die rijzen als verdere taalfeiten worden bekeken en geïncorporeerd.
Als we de ingewikkelde kanten terzijde blijven zetten, zijn er twee punten waarop een alleen-grid analyse in eerste instantie scoort ten opzichte van zijn collega's: vocaalreductie en, wat niet onverwacht zal komen, klemtoonverschuiving. Beschouw met betrekking tot het eerste verschijnsel het volgende voorbeeld:
(49)(a) |
|
x |
|
(b) |
|
x |
|
|
x |
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
|
x |
x |
x |
x |
x |
|
x |
x |
x |
x |
x |
|
hy |
po |
the |
nu |
sa |
|
hy |
po |
the |
nu |
sa |
| |
| |
We hebben de regel van het tweede horizontale nivo (voeten bouwen, zouden we zeggen in een bomen-theorie) naar links door laten lopen, en een rest-x neergezet. In een bomen-theorie moeten we in dit geval een hele binaire voet deleren om reductie-feiten te verantwoorden, Stray Adjunction inschakelen, en universele conventies aanroepen die dit proces begeleiden. We zien onder (b) wat een alleen-grid analyse doet: een (rechter) x deleren ‘onder clash’, zo te zien een uitermate plausibel proces, inzichtelijk weergegeven.
Beschouw vervolgens met betrekking tot verschuiving het volgende voorbeeld:
(50)(a) |
|
x |
(b) |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
x |
x |
x |
x |
|
x |
x |
x |
x |
x |
|
achromatic |
lens |
|
achromatic |
lens |
In een bomen-theorie moet eerst de grid-situatie worden geïnspecteerd, om daarna de Ritme Regel op de boom te kunnen uitvoeren. De alleen-grid analyse zegt: verschuif x ‘onder clash’, waarna uit (50a) de representatie in (50b) wordt opgeleverd.
We hebben echter in dit hoofdstuk gezien hoe dit laatste simpele idee niet werkt: clash is geen goed instrument om de motivatie voor verschuiving aan af te lezen, en er kan in deze theorie niet gegeneraliseerd worden over de Ritme Regel (verschuiving) en Beat Addition: màry-ellen máthers naast fàrrah fawcett-májors. Daarnaast hebben onderzoekers geprobeerd aan te tonen dat datgene wat de meerwaarde van bomen bepaalt, ook nodig is bij de beschrijving van klemtoon in natuurlijke talen: uit grids kan niet direct voetstructuur of labeling van knopen worden afgelezen. Wat dit laatste punt betreft ligt een van de hoofdzaken van de voorstellen van Kager & Visch (1988), zoals zij zelf al zeggen, in hun Strong Domain Principle: ‘It will be our purpose to show that metrical constituent structure and its labelling are indispensable for the treatment of rhythmic adjustment. Thus, we prefer tree-ful theories to tree-less theories as adequate accounts of metrical adjustment. [...] We will show [this] by introducing the Strong Domain Principle, which makes crucial use of metrical constituency and s/w-labeling’ (p.21, p.40). Zij illustreren een verschuivings-theorie die de motivatie afleest uit grids (QR, voor het Engels), maar de operatie uitvoert op bomen geconditioneerd door ondermeer het Strong Domain Principle.
Uit de bespreking in deze sectie komt een ‘ideale’ klemtoon-theorie naar voren die dichtbij de ‘bomen-en-grids’ variant van Hayes ligt, maar tegelijkertijd met de wens om reductie te kunnen beregelen als in een alleen-grid variant, als onder (49). Het is aan zulke modellen dat op het ogenblik gewerkt wordt, waarbij we Hammond (1984), Halle & Vergnaud (1987) en Kager (1989) aan de geïnteresseerde kunnen aanbevelen als referenties.
| |
Vraagstukken
1. Geef in eigen woorden weer waaraan de discussie van het verschijnsel ‘klemtoonverschuiving’ zijn (theoretisch) belang ontleent.
2. Geef ritmische afleidingen van: nelie smit-kroes, witlof-stamppot dieet, cabaret marathon.
| |
| |
3. Hebben de samenstellingen rots-plateau en rots-foto dezelfde klemtooncontour, en waarom (niet)? Dezelfde vraag geldt voor veld-kolibrie en kerk-relikwie, en voor kop-telefoon en stok-spercieboon.
4. Leg uit wat de relevantie is van het Strong Domain Principle uit (40) van dit hoofdstuk, voor de werking van de Ritme Regel in de derivaties van woorden als strandmarathon en staatsalmanak in (37b).
5. Geef de totale afleiding van de samenstelling gorgonzola-taart recept.
6. Geef in eigen woorden weer, wat de bijdrage is van Nespor & Vogel met betrekking tot de discusie over het verschijnsel ‘klemtoonverschuiving’.
|
|