| |
| |
| |
Hoofdstuk 12: De fonologische cyclus
1. Inleiding
In dit hoofdstuk behandelen we een theoretisch mechanisme, de fonologische cyclus, dat in generatief-fonologische klemtoonanalyses van natuurlijke talen een belangrijke, zij het niet altijd onomstreden, rol heeft gespeeld. Het belang van het mechanisme blijkt duidelijk uit het feit dat het eerste artikel in wat later de generatieve fonologie ging heten, Chomsky, Halle & Lukoff (1956), uitvoerig een embryonale vorm van cyclische klemtoontoekenning in Engelse samenstellingen en frases geeft. In Chomsky & Halle (1968) wordt onder het hoofd ‘On the reality of phonetic representation’ vooral de cyclus genoemd als automatisch mechanisme dat de native speaker klemtooncontouren ‘laat horen’, zelfs op die plaatsen waar ze objectief gesproken niet lijken te zijn.
De omstredenheid van het mechanisme blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat we in dit boek voor hetzelfde verschijnsel een aantal malen heen en en weer zijn geschoven tussen cyclische en niet-cyclische analyses. Voor Engelse samenstellingsvorming bleek het nut van de cyclus nauw samen te hangen met de keuze van labelings-conventie voor samenstellingsstructuur: de LCPR labelt tamelijk gemakkelijk Engelse samenstellingsbomen, maar ruilen we de LCPR in voor een metrische (w-s) end-rule, dan kan dat niet zonder extrametriciteit en niet zonder cyclus. Juist uit deze eenvoudige geschiedenis met betrekking tot samenstellingen blijkt al welke problemen een serieuze discussie van het thema van dit hoofdstuk kan losmaken.
We hebben in hoofdstuk 10 ook laten zien dat binnen woorden de cyclus een rol kan spelen bij klemtoontoekenning, maar opnieuw is die gedachte niet onafhankelijk van aannames over de rest van de grammatica. In het SPE-model kan het verschil tussen klemtoongevoelige en klemtoonneutrale affixen worden beschreven als we aannemen dat klemtoontoekenning via de Main Stress Rule cyclisch verloopt, met inachtneming van de morfologische structuur van het woord, die ontstaat bij affigering: klemtoongevoelige affixen laten klemtoontoekenning toe, en klemtoonneutrale affixen zijn zodanig gemarkeerd (met een ‘woordgrens’), dat klemtoontoekenning automatisch wordt geblokkeerd. We herhalen twee voorbeelden uit (5) van dat hoofdstuk.
(1) |
[ |
[ |
[ |
person |
] |
al |
] |
ity |
] |
[ |
[ |
serious |
] |
#ness |
] |
|
[ |
1 |
] |
|
[ |
1 |
|
] |
|
|
[ |
|
1 |
|
] |
|
[ |
|
n.v.t. |
] |
|
[ |
|
2 |
|
1 |
|
] |
|
De derivaties verlopen cyclisch zodat we op het gewenste moment, bij het ontmoeten van een #-suffix de klemtoonregel kunnen blokkeren. We hebben echter ook gezien dat het Siegel-model deze taak van de cyclus overbodig maakt: klemtoonneutrale affixen worden pas aangehecht nadat de Main Stress Rule geopereerd heeft, of (andersom) alle klemtoontoekenning vindt plaats op strings die gevoelige affixen kunnen bevatten, maar altijd vóórdat neutrale affixen aangehecht zijn. Weer blijkt de status van de cyclus erg af te hangen van andere zaken in de grammatica, in dit geval bijvoorbeeld van een onafhankelijke theorie over affix-volgorde.
| |
| |
Tenslotte nog op een andere manier over omstredenheid gesproken - beschouw de volgende passage uit Chomsky (1966:83vv.): ‘Our theory of the transformational cycle, as presented in Chomsky, Halle, Lukoff (“On accent and juncture in English”), was discussed at length in the Second University of Texas Conference in 1957, first in a critical paper by A.H. Marckwardt and then in an extended discussion [all of which appears in Hill, ed. Second (1957) Texas Conference on problems of linguistic analysis in English (Austin, 1962)]. The participants felt that the theory was completely demolished by this discussion...’. Ongetwijfeld waren de ‘participants’ in 1957 nog niet gewend aan de relatief abstracte redeneertrant van Chomsky's nieuwe generatieve grammatica, en nog niet rijp voor het standpunt dat ‘representation of stress is purely impressionistic and not, as far as is known, determinable by physical measurement’. Men herinnere zich hierbij verder onze discussie in hoofdstuk 1 over dit onderwerp.
Merk op dat in zijn geheel genomen het bovenstaande de huidige staat van de cyclus lijkt te reduceren tot een ‘mechanisme betrokken bij Engelse samenstellingsvorming in een end-rule analyse’. Niets is minder waar. De cyclus is een mechanisme dat voortdurend in de literatuur opduikt en terugkomt. Een van de meest belangwekkende vragen in de fonologie van dit moment is bijvoorbeeld of er een verband is tussen de status van een fonologische regel (bijvoorbeeld klemtoon) als ‘lexicale’ regel in de zin van hoofdstuk 10 en 11 aan de ene kant, en zijn cyclische toepassing aan de andere, d.w.z. op dit onderzoeksgebied wordt de vraag onderzocht of elke lexicale regel automatisch cyclisch is en andersom (zie bijvoorbeeld Rubach 1984, Halle & Mohanan 1985, Kiparsky 1985, Mohanan 1986). Uit de veelheid aan cyclische klemtoonanalyses die op het ogenblik in de literatuur circuleren, kiezen we er een die ons in de context van dit boek als het meest instructief voorkomt. Niet in elke taal hoeft klemtoon natuurlijk lexicaal te zijn, d.w.z. niet elke taal hoeft per se de invloed van morfologie toe te laten zoals het Nederlands en het Engels dat doen, en zoals we die in hoofdstukken 10 en 11 hebben besproken. Maar omdat het Engels en het Nederlands wél zo in elkaar zitten, d.w.z. omdat in deze talen woordklemtoon lexicaal is, is het interessant Engelse en Nederlandse klemtoon vanuit het cyclische perspectief te bekijken.
Dit hoofdstuk heeft de volgende opzet. In sectie 2 preciseren we op welke manier we in dit hoofdstuk met de cyclus bezig zullen zijn. We zullen daarbij gebruik maken van ideeën over het lexicale model zoals ontwikkeld in de vooafgaande twee hoofdstukken. In sectie 3 geven we evidentie uit het Engels die er op wijst dat binnen woorden gevormd op grond van Klasse I affigering, cyclische derivaties moeten worden aangenomen. We proberen zo goed mogelijk duidelijk te maken wat cyclische regeltoepassing in deze gevallen inhoudt, waarbij een belangrijke rol zal zijn weggelegd voor de Strict Cycle Condition. In sectie 4 laten we zien dat cyclische regeltoepassing geen zelfstandig gegeven is, maar kan worden afgeleid uit andere aspecten van de grammatica, namelijk de veronderstelling dat bij elke affigering fonologische regels (die anders ‘cyclisch’ zouden zijn) worden toegepast. In sectie 5 komt het Nederlands aan bod, en proberen we met name na te gaan wat het zou betekenen dat ook in deze taal binnen woorden met Klasse I-suffixen klemtoontoekenning cyclisch verloopt. We eindigen dit hoofdstuk met een sectie conclusies.
| |
2. Inperking van het onderwerp
We hebben in dit boek aangegeven dat samenstellingsklemtoon in het Engels cyclisch zou kunnen zijn, maar dat daarvoor in het Nederlands geen evidentie is. Voor klemtoonneutrale affigering, die in het Engels op het taalspecifieke nivo 2 plaatsvindt, en in het Nederlands op nivo 3, zijn ook geen cyclische effecten bekend. Maar in het
| |
| |
vorige hoofdstuk kwamen afleidingen voor van het Nederlandse nivo 2, zoals hieronder schematisch weergegeven:
(2) |
[ |
[ |
ver- |
[ |
ant |
woord |
] |
] |
-elijk |
] |
|
[ |
s |
w |
] |
|
|
[ |
w |
|
] |
|
|
[ |
|
w |
s |
|
] |
Dit is een afleiding uit sectie 6 van hoofdstuk 11, die als volgt verloopt: (i) samenstellingsklemtoon op de eerste cyclus; (ii) op de tweede cyclus klemtoonneutrale prefix-aanhechting, en (iii) nivo 2 toepassing van de woordklemtoonregel.
Het opmerkelijke aan dit voorbeeld, is dat het met een woordgrenssymbooltheorie zoals die van SPE niet is op te lossen: als het klemtoonneutrale prefix de representatie ver#- heeft in die theorie, zal het suffix -elijk daarna nooit in staat zijn het klemtoonpatroon nog te veranderen: de # blokkeert immers verdere klemtoontoepassing, zoals uitgelegd in hoofdstuk 10. We nemen op grond van deze observaties aan dat op het Nederlandse nivo 2, dat in het Engels ontbreekt, klemtoon cyclisch wordt toegekend.
De interessante vraag die nu overblijft is, of nivo 1 woordklemtoontoekenning, d.w.z. de klemtoontoewijzing aan ongelede en als zodanig tellende gelede woorden, ook cyclisch verloopt. Dit is voor het Engels een uitvoerig betreden onderzoeksgebied, sinds Chomsky, Halle & Lukoff's artikel uit de jaren vijftig, maar voor het Nederlands een zeer slecht onderzocht verschijnsel. Het is typisch deze manier van cyclische klemtoontoekenning die in dit hoofdstuk aan bod zal komen.
| |
3. De cyclus binnen woorden: het Engels
Zoals de stand van zaken in onze uiteenzetting nu is, maakt het voor Engelse gelede (maar ‘als ongeleed tellende’) woorden zoals persón-ifỳ, pérson-al en pèrson-ál-ity, na introductie van het Siegel-model, niets uit of ze cyclisch of niet-cyclisch worden afgeleid: beide keren wordt het juiste patroon van hoofd- en bijklemtonen opgeleverd. In een metrische analyse zijn de niet-cyclische bomen van deze woorden die in (3):
We zijn tot nu toe echter nog niet nagegaan hoe metrische cyclische derivaties van dit type überhaupt zouden verlopen. Wat we natuurlijk willen is lineaire derivaties als die in (1) metrisch nabouwen. Dat loopt als volgt.
| |
| |
Eerst (4a), waarin person uiteindelijke cyclisch leidt tot person-al-ity. Op de eerste cyclus is voor de ‘stam’ person de laatste lettergreep extrametrisch; de twee lettergrepen worden s-w gelabeld na Stray Adjunction. Op de tweede cyclus is weer de laatste lettergreep extrametrisch, wat ook betekent dat de extrametriciteit van son niet kan worden overgedragen naar een volgende cyclus: hiervoor zorgt de Periferie Conditie, en we hebben in hoofdstuk 8 al aangekondigd dat deze situatie zich hier zou voordoen. De metrische boom boven per-so kan nu in principe op twee manieren worden gegenereerd: de oude blijft bewaard, of er wordt een geheel nieuwe gebouwd. We laten de keuze tussen deze twee mogelijkheden nog even open, en zien dat verder de enige actie is dat de extrametrische lettergreep wordt aangehecht via Stray Adjunction. (We nemen hier en beneden steeds aan dat toevoeging van een Klasse I suffix automatisch gepaard gaat met een nieuwe syllabificatie; we zullen daar in sectie 6 nog op terugkomen.) De derde cyclus is echter het interessantst. De laatste lettergreep is extrametrisch, en alle voorafgaande extrametriciteits-markeringen zijn onzichtbaar vanwege de Periferie Conditie. Maar we zien dat daarnaast meer moet gebeuren dan dat de oude boom bewaard blijft: die reikt immers maar tot nal, en dan nog niet eens met een s-gelabelde knoop; slechts het opnieuw bouwen van de metrische boom lijkt uitkomst te bieden, en we concluderen dan ook dat dat is wat cyclisch gebeurt.
In (4b) is het evident dat cyclische klemtoontoekenning ook echt regeltoepassing inhoudt, en niet slechts het aanhechten van extrametrische suffixen: -ify heeft via Long Vowel Stressing een finale voet op de laatste lettergreep, die tevens extrametrisch is, een eigenschap die automatisch percoleert binnen de voet. Maar de bestaande boom van de stam uit de eerste cyclus reikt weer lang niet ver genoeg, en toepassing van de woordklemtoonregel maakt dit goed: n-i wordt samen met het voorafgaande so een binaire voet.
In (5) staan nog een aantal andere metrisch-cyclische afleidingen.
| |
| |
Steeds is cyclische klemtoontoekenning compatibel met de gedachte dat de woordklemtoonregel in elke cyclus opnieuw werkt, en de oude boom als het ware ‘overschrijft’. Maar steeds is het daarom even duidelijk dat klemtoontoekenning net zo goed niet-cyclisch zou kunnen verlopen, en dat klemtoon kan worden toegekend zonder dat rekening wordt gehouden met de opbouw van het woord, althans voor deze Klasse I-affigering.
Als dit alles was wat te zeggen is over de cyclus bij dit type gelede woorden, had dit hoofdstuk misschien eigenlijk wel ongeschreven kunnen blijven. Maar er is meer; de zaken liggen lang niet zo simpel, en bij nadere beschouwing komen we tot de constructie van een conflict. Relevante literatuur over dit conflict is in elk geval SPE (p.112), Chomsky (1968), en Hayes (1980), maar de cyclus heeft veel te danken aan het werk van Kiparsky, die in twee bekende artikelen (1979, 1982) niet alle problemen oplost, maar in elk geval wel het belang van de discussie heeft duidelijk gemaakt, en een aantal interessante observaties heeft gedaan.
Merk als inleiding op het vervolg van deze sectie op dat als cyclische voettoekenning het ‘overschrijven’ van informatie uit vorige cycli inhoudt, zoals net gedemonstreerd, dat dan moeilijk te rijmen is met een eerdere conclusie in dit boek, namelijk dat voettoekenning die eigenschap juist níet heeft. In hoofdstukken 3 en 4 is het aannemelijk gebleken dat gevallen als Engels gálahàd en Nederlands cánada lexicaal aanwezige finale voeten hebben, en het was duidelijk dat de woordklemtoonregel vanáf die voet werkt, en er niet overheen; en zoiets bleek in
| |
| |
hoofdstuk 9 te gelden voor de niet-finale lexicale voeten van woorden als semárang. Hoewel cyclische regeltoepassing bij afleiding met klemtoongevoelige suffixen dus mogelijk is, pleit er ook een duidelijk argument tegen: we willen geen overschrijving van bestaande structuur door klemtoonregels. De keuze lijkt dus uit te vallen voor niet-cyclische toekenning van klemtoon.
Helaas is ook het omgekeerde waar. De suggestie tot nu toe, dat derivaties zonder en met de cyclus schadeloos kunnen worden uitgewisseld, is slechts het gevolg van een voorzichtige keuze van voorbeelden van onze kant. We gaan nu over naar gevallen waarbij die keuze niet schade-arm is, en het zijn deze feiten die een centrale rol spelen in het argument dat cyclische afleiding uiteindelijk toch noodzakelijk is bij woordklemtoontoekenning. Het gaat daarbij om tamelijk klassieke taalfeiten, waaronder die in (6). We geven ze alvast en vermelden hun cruciale eigenschappen, hoewel er daarna nog enige verdere uitleg nodig is voordat een analyse tot stand kan komen.
(6)(a) |
cancel-átion |
vari-átion |
(b) |
dominát-ion |
penetrát-ion |
|
|
relaxátion |
deportátion |
|
illustrátion |
demonstrátion |
|
attestátion |
emendátion |
|
devastátion |
compensátion |
|
infestátion |
indentátion |
|
designátion |
concentrátion |
|
condensátion |
exaltátion |
|
contemplátion |
confiscátion |
In al deze feiten komt een woordfinale sequentie -átion voor, die echter verschillende bronnen zal blijken te hebben. We beginnen met de feiten op de bovenste regel van (6). Die woorden kunnen ontstaan door een suffix -ation toe te voegen aan een werkwoord ((6a): cancel-ation), of door een suffix -ion toe te voegen aan een werkwoord dat zelf op -ate eindigt ((6b): dominat-ion). Deze vier feiten doen er verder niet toe, en men kan zelf nagaan dat voor hen de klemtoon zowel cyclisch als niet-cyclisch kan worden aangebracht. In de overige ation-woorden hebben we echter klinkers gemarkeerd met een specifiek doel: ze staan allemaal in dezelfde positie, maar het verschil tussen (6a) en (6b) is het volgende: de gemarkeerde klinkers van (a) kunnen niet tot nauwelijks reduceren; die van (b) reduceren gemakkelijk. De vraag is hoe dit komt, en het antwoord, althans het antwoord van Chomsky & Halle en anderen zoals Hayes en Kiparsky, is dat dit komt door de cyclus.
De cyclus is typisch een mechanisme dat morfologische structuur als input neemt. Het is daarom van groot belang om te observeren dat met het reductieverschil in (6) een verschil samengaat in morfologische opbouw van de twee groepen woorden, dat als volgt kan worden weergegeven: [[relax]-ation] vs. [[illustrate]-ion]. Iets anders om ons aan vast te houden dan dit morfologische verschil is er in feite niet, want zeker qua fonologische opbouw zijn de twee groepen woorden perfect met elkaar te vergelijken: eenzelfde aantal lettergrepen, van steeds dezelfde zwaarte.
Laten we eerst eens de niet-cyclische bomen nagaan van twee representatieve voorbeelden, de zojuist genoemde relaxation (6a) en illustration (6b).
| |
| |
In beide gevallen wordt klemtoon op identieke wijze toegekend, en dat is niet verbazingwekkend, want ten eerste is niet-cyclische klemtoontoekenning niet in staat rekening te houden met morfologische structuur, en ten tweede zijn de woorden gelijk qua syllabestructuur. Merk op dat de laatste lettergreep extrametrisch is, en hij wordt met Stray Adjunction in een binaire voet gebracht met de onmiddellijk eraan voorafgaande lettergreep die een lange klinker bevat. Daarvoor bevinden zich steeds resp. (van rechts naar links) een monosyllabische voet met een vertakkend rijm, en een restvoet. End-rule of LCPR geeft de woordboom-labeling.
Het zal duidelijk zijn dat deze niet-cyclische opzet geen verschil kan maken in het reductie-gedrag van de relevante klinkers: ze bevinden zich allebei in een monosyllabische voet, die (we hebben hier niet alle details van Engelse reductie besproken) misschien ‘de-footing’ ondergaat, maar als de een het doet, doet de ander het ook, en het verschil rolt er niet uit. Merk ook op dat de ‘aard’ van de betrokken klinker geen rol speelt: condensation heeft geen reductie, compensation wel).
Deze conclusie is natuurlijk uiterst vervelend. Ten eerste lijken we toch te worden gedrongen in de richting van cyclische klemtoontoekenning, terwijl we dat na het bovenstaande niet erg graag willen vanwege ongewenste overschrijving. En ten tweede, als cyclische toepassing inhoudt dat de klemtoonregels een overschrijvende eigenschap hebben, dan zullen de bomen van (7) altijd ontstaan op de tweede cyclus, en zal ook dit soort derivaties geen verklaring bieden voor het in (6) geobserveerde verschil. Wat moet er dan wel gebeuren? Laten we daarvoor de cyclische afleidingen van taalfeiten van het type (6a), relax-ation en condens-ation eens werkelijk nagaan.
Alle grondwoorden van het (6a)-type hebben twee eigenschappen gemeen, en het samenvallen daarvan is belangrijk voor de oplossing van het probleem waar we mee zitten: (i) ze zijn uitzonderingen op syllabe-extrametriciteit, maar eindigen op een consonant-cluster zodat de finale lettergreep klemtoon heeft; en (ii) -ation is een zodanig gestructureerd suffix dat het zelf de DTE vangt bij toevoeging aan deze grondwoorden. Vooral door eigenschap (ii) verschilt de cyclische afleiding van deze woorden van alle andere die we tot nu toe behandeld hebben, wat blijkt bij vergelijking met (5) en (4). Hoe nu verlopen de cyclische derivaties van illustrat-ion en compensat-ion uit (5b)?
| |
| |
Onderdeel van de bruikbaarheid van deze werkwoorden op -ate is een karakteristieke eigenschap van dit werkwoordssuffix. Werkwoorden zoals dominate en penetrate lijken op normale wijze de Main Stress Rule te ondergaan; maar in feite heeft -ate de eigenschap dat de lettergreep onmiddellijk ervoor, zelfs al is hij zwaar, niet beklemtoond mag zijn: we verwachten *illús(tràte) en *concén(tràte) volgens de klemtoonregels van het Engels (vgl. rododén(dron)), maar de feiten liggen zoals aangegeven links de pijlen in (9). Deze preprefinale klemtoon voor -ate staat bekend als ‘Strong Retraction’, en het is in verschillende analyses op zeer verschillende manieren geïncorporeerd. (Wij verwijzen naar Hayes (1980), maar vermijden om hier de details ervan te behandelen. We vermelden wel dat het verschijnsel niet uniek is voor -ate, maar zich ook voordoet bij -ize (récognìze), en bijvoorbeeld behandeld zou kunnen worden door te zeggen dat de lettergreep vóór deze suffixen als licht (‘niet-vertakkend’) telt, zoals al het geval is in bijvoorbeeld dóminàte, antícipàte, légalìze, antágonìze). Met dat als gegeven, loopt de klemtoontoekenning aan de grondwoorden voorspoedig, zoals aangegeven in (9): Long Vowel Stressing op het suffix, syllabe-extrametriciteit met percolatie in de voet, de Main Stress Rule met een binaire voet naar links, en woorboomlabeling via de end-rule (of de LCPR).
De vier outputs in (8) en (9) zijn nog steeds structureel hetzelfde, zoals we al hadden verwacht, maar toch kunnen we, door goed de derivaties na te trekken, dichterbij de oplossing van het probleem komen. De verschillen tussen (8) en (9) treden op in de eerste cyclus, en juist vanwege onze beslissing om in de volgende cyclus geheel overnieuw te beginnen, worden die als het ware uitgevaagd. Die beslissing was gebaseerd op het evidente feit dat met affigering nieuwe informatie beschikbaar komt die ongestructureerd is, terwijl het oprichten van de boom boven het nieuwe affix vervolgens kan ingrijpen in de oude structuur uit de vorige cyclus. Dat gebeurt niet steeds, bijvoorbeeld niet in de derivatie van woorden als [[pérso-(n]al)]] en [[condens]á(tion)]]: in beide gevallen reikt klemtoontoekenning niet tot in de stam; in het eerste zou aanhechting van het extrametrische suffix voldoende zijn, in het tweede aanhechting van het suffix gevolgd door het oprichten van een voet erboven die het suffix uitputtend zou dekken. In veel andere gevallen echter wordt het klemtoonpatroon van de stam wel aangetast, zoals in [[personá-l]i(ty)], [[illustrá-(t]ion)], enz. Er is dus minstens één kandidaat-theorie voor het cyclisch bouwen van bomen, die plausibel is op grond van het eerste type, maar die afvalt op grond van het tweede: ‘incorporeer alleen nieuwe informatie’.
| |
| |
Toch is het wel degelijk zinvol in deze termen te denken op grond van het volgende duidelijke verband: juist in die gevallen uit (6) waarin de klemtoonregel niet in de stam hoeft in te grijpen (relax-átion, condens-átion) vindt ook geen reductie plaats op een klinker die in de eerste cyclus hoofdklemtoon heeft gekregen. En juist in die gevallen uit (6) waarin de klemtoonregel wel in de stam moet ingrijpen vindt uiteindelijk reductie plaats van een klinker die in de eerste plaats al nooit beklemtoond is geweest. Dat kan geen toeval zijn, en als de zojuist genoemde conditie op cyclische regeltoepassing niet werkt, dan kan hij er toch ook niet ver van af zitten.
Er wordt in de literatuur daarom wel degelijk gewerkt aan varianten ervan, en een belangrijke kandidaat is op het ogenblik de zogenaamde ‘Strict Cycle Condition’, die (nog) geen eenduidige vorm heeft, maar waarvan de volgende formulering voor ons hier voldoet:
(10) |
|
Strict Cycle Condition |
|
(i) |
In het normale geval is een klemtoonregel slechts structuurbouwend en niet structuurveranderend; |
|
(ii) |
Een klemtoonregel is structuurveranderend als binnen zijn domein nieuwe informatie beschikbaar is (in de vorm van een toegevoegd affix) |
De eerste clausule van (10) beschrijft de situatie waarin een klemtoonregel lexicale voeten op zijn weg ontmoet: hij respecteert die, omdat hij structuur zou moeten veranderen om ze te overschrijven. Het zal duidelijk zijn dat deze situatie zich uitsluitend voordoet op de eerste cyclus. De tweede clausule is de variant van de conditie die we zochten om cyclische klemtoontoekenning toe te staan, maar tegelijkertijd in te perken: er wordt niet uitsluitend nieuwe informatie be-boom-d, maar oude informatie wordt slechts vernietigd voor zover die relevant is voor de incorporatie van de nieuwe.
Merk daarnaast nog het volgende op. Deze conditie is zo geformuleerd dat hij van toepassing is op klemtoonregels in het algemeen. Dat doet twee vragen rijzen, die op het ogenblik in de fonologie onderwerp van onderzoek zijn. Aan de ene kant zou uitbreiding naar andere typen fonologische regels een aantrekkelijke verruiming van het bereik van de conditie tot gevolg hebben. Aan de andere kant rijst de vraag of álle klemtoontoekenning aan de Strict Cycle Condition onderhevig is. Daarmee hangt samen dat wanneer, zoals we boven hebben laten doorschemeren, álle lexicale regels cyclisch zouden zijn, de Strict Cycle Condition automatisch een conditie op lexicale fonologische regels zou kunnen zijn. Naar zulke punten wordt op het ogenblik veel onderzoek gedaan, maar de ruimte ontbreekt ons hier om daarover uitvoerig te rapporteren. Relevante literatuur is die genoemd in sectie 1 van dit hoofdstuk, en in de conclusies van hoofdstuk 11.
Aannemend dat het effect van de eerste clausule van de Strict Cycle Condition evident is, zullen we ons nu richten op een uitwerking van de gevolgen van de tweede. We zullen dat doen door een volgorde van behandeling van suffixen te nemen die hun invloed ‘in de stam’ steeds complexer maakt. We beginnen met het relatief simpele suffix -al, en de voorbeelden in (11).
| |
| |
De eerste cyclus bestaat slechts uit het bouwen van een boom, waarbij geen lexicale specificaties in de weg staan. In de tweede cyclus wordt gedaan wat nodig is om de nieuwe informatie te incorporeren. Dit dekt in personal het hele woord, omdat (a) het suffix extrametrisch is; (b) het laatste rijm van de stam niet vertakt; en (c) het woord niet langer is dan drie lettergrepen. In medicinal gebeurt hetzelfde, zij het dat het woord een lettergreep langer is; op de tweede cyclus reikt de nieuwe ternaire voet tot en met de twee zwakke lettergrepen uit de eerste cyclus, en de sterke lettergreep overleeft als een monosyllabische voet: de cyclische klemtoonregel zou ook deze kunnen opleveren, maar mag dat niet, omdat deze ‘oude’ informatie buiten het toegestane nieuwe domein valt. We zullen straks bij de complexere voorbeelden het aanzienlijke nut van deze conditie tegenkomen. Uiteindelijk worden beide voeten gelabeld in de woordboom. Accidental verschilt van de voorafgaande voorbeelden omdat het een vertakkend finaal rijm in de stam te voorschijn tovert in de tweede cyclus; de zwaartegevoelige klemtoonregel reikt niet verder dan dat rijm, bij zijn poging de nieuwe informatie te incorporeren; de binaire initiële voet blijft bewaard (zij het niet met de s-labeling: als het w-zusje wegvalt, verdwijnt meteen de s mee), en de opgerichte woordboom ontvangt zijn labeling. De conclusie is duidelijk: voor monosyllabische suffixen met een korte vocaal als -al is cyclische klemtoontoekenning heel goed uit te voeren onder de condities van (10). Hetzelfde geldt voor de vergelijkbare suffixen -ive, -ous en -ant, wat men zelf kan nagaan door de derivaties van capt-ive, desir-ous en depend-ant aan de hand van (5) nog eens na te
lopen.
Een eenvoudig bisyllabisch suffix is natuurlijk -ity, zie (12).
Omdat -ity twee niet-vertakkende rijmen heeft (de laatste extrametrisch), reikt de cyclische klemtoonregel per definitie altijd, en slechts, een lettergreep diep in de stam, waarvan de zwaarte van deze lettergreep er niet toe doet. Afhankelijk van de lengte van het woord, blijft links een mono- of bisyllabische voet (of eventueel nog meer) over uit de eerste cyclus (hoewel opnieuw de cyclische regel die had kunnen leveren - de Strict Cycle Conditie stopt dat). Eenzelfde suffix als -ity is -ian: grámmar/grammárian, etc.
| |
| |
De suffixen -ize en -ify verschillen in lengte, maar hebben allebei een finale lange klinker, die, extrametrisch, met een voet uit Long Vowel Stressing komt. De rest van de derivaties verloopt als volgt.
In de eerste twee woorden zien we een opmerkelijk effect: het feit dat -ize monosyllabisch is en een voet heeft via Long Vowel Stressing, zorgt ervoor dat elke toepassing van de Main Stress Rule op de tweede cyclus valt binnen de stam, iets dat onmiddellijk geblokkeerd wordt door de Strict Cycle Condition. Het resultaat is dat -ize zich niets aantrekt van de zwaarte van de laatste stamlettergreep, daarmee verdacht veel op een klemtoonneutraal suffix lijkt, maar dat geheel te wijten heeft aan zijn eigen uiterlijk (de frequente constructies met -iz-ation laten al snel zien dat dat slechts schijn is: vocalizátion, legalizátion, standardizátion, etc.; in zulke gevallen staat -ize voor een Klasse I suffix, en is dus zelf Klasse I). We zullen beneden nog op dit verschijnsel terugkomen. Bij -ify heeft de Main Stress Rule echter wel een taak: omdat dit suffix bisyllabisch is, blijft na Long Vowel Stressing nog -i- over als nieuw materiaal, dat wordt geïncorporeerd en -ify blijkt een suffix dat automatisch klemtoon voor zich heeft, net als -ity.
Alle typen in (3) tot en met (5), en in feite alle relatief simpele gevallen, die nog geen van alle de cyclus echt motiveren, zijn nu gedekt door een cyclische benadering van Engelse klemtoontoekenning. Wat overblijft zijn de cruciale gevallen uit (6), d.w.z. een vergelijking tussen relax-ation en condens-ation uit (6a), en illustrat-ion en compensat-ion uit (6b). Laten we beginnen met de laatste, omdat we het type suffix al zijn tegengekomen: - ion, monosyllabisch met een korte vocaal zoals - al (men late zich niet misleiden door de schrijf- i, die voor een ‘[j]’ staat). Derivaties verlopen als volgt:
Op de eerste cyclus is misschien Strong Retraction nog steeds even wennen, maar de rest lijkt duidelijk. Op de tweede cyclus wordt de nieuwe informatie, gevormd door het
| |
| |
suffix -ion, geïncorporeerd, en dit houdt vernietiging in van de finale voet, inclusief w-label, en de oprichting van een nieuwe binaire finale voet; de initiële binaire voet verliest daarmee ook zijn label, hoewel hij zelf bewaard blijft. Woordboomlabeling zorgt voor de w-s voeten. Merk vooral op dat de tweede lettergreep van het woord de zwakke status behoudt die hij in de eerste cyclus gekregen heeft, door handhaving van de initiële voet via de Strict Cycle Condition.
Nu relax-ation en condens-ation uit (6a).
Van cruciaal belang blijkt dat -ation een bisyllabisch suffix is met een lange eerste klinker: de Main Stress Rule put zichzelf uit door dit hele suffix in zijn toepassingsdomein te vangen, en wordt door de Strict Cycle daarna verplicht de stam met rust te laten. Deze behoudt daarmee zijn oorspronkelijke voet-labeling, met de stam-finale vocaal in s-positie. Deze analyse doet daarmee twee uitermate belangrijke dingen: hij erkent dat morfologische structuur een rol speelt bij de verklaring van het contrast in (6), en, en daar waren we op uit, hij laat zien dat die morfologische structuur uiteindelijk de doorslaggevende rol speelt bij de verklaring waarom de tweede klinker van illustration wel kan reduceren, en de vergelijkbare tweede van relaxation niet: de eerste is vanaf de eerste cyclus een zwakke lettergreep, de tweede vanaf hetzelfde beginstadium een sterke voet. Dat resultaat hebben we bereikt via (10), de Strict Cycle Condition, waarmee we menen te hebben aangetoond dat in elk geval de Engelse klemtoonregel een cyclisch opererende regel is, en dat dat begrip een empirische lading heeft.
De derivaties in (15) worden uiteindelijk afgerond door de de Engelse versie van de Ritme Regel (zie hoofdstuk 7, en verder commentaar beneden). Hierdoor komen de relevante lettergrepen (-lak- en -den-) alsnog in w-positie, maar de uitleg voor het reductie-verschil blijft gehandhaafd: ze houden een monosyllabische voet boven zich in (15), terwijl de vergelijkbare lettergrepen in (14) zwakke lettergrepen zijn.
| |
4. Twee visies op de cyclus
In deze sectie gaan we in op twee visies op het opereren van de fonologische cyclus, die in eerste instantie triviaal van elkaar lijken te verschillen, maar die toch zodanig anders zijn dat ze in de literatuur tamelijk uitvoerig zijn besproken. Dit onderwerp is in die zin van belang dat er uiteindelijk een variant van de cyclus overblijft waarbij de cyclische werking van fonologische regels (zeg: alle ‘lexicale’) wordt afgeleid, in plaats van gestipuleerd. Een argument dat tot deze cocnclusie leidt is afkomstig uit Strauss (1983), en het loopt als volgt.
| |
| |
Beschouw nog eens een gemakkelijke cyclische derivatie zoals die van personality uit (12), waarbij we even afzien van de bomen:
(16) |
|
[ |
[ |
[ |
person |
] |
al |
] |
ity |
] |
|
I: |
|
s |
w |
|
|
II: |
|
s |
w |
|
w |
|
|
III: |
|
s |
w |
|
s |
|
w |
w |
|
Men kan zich hierbij voorstellen dat het gehele woord met zijn morfologische opbouw bij voorbaat gegeven is, en dat cyclische operatie van de klemtoonregel inhoudt dat een steeds groter domein van toepassing gekozen wordt. In feite is dit de SPE-analyse van cyclische klemtoontoekenning: hij behelst in elk geval de instructie: pas klemtoonregels op deze manier cyclisch toe. Maar merk op dat er achter deze ogenschijnlijk zo plausibele procedure wel een vraag schuilgaat van niet geringe conceptuele omvang: waarom opereren regels ‘van binnen naar buiten’ en niet andersom?; of niet sommige regels de ene kant op, en andere de tegenovergestelde? Dat is een vraag die zeker niet in SPE beantwoord werd, en eigenlijk door niemand die zich een aanhanger toonde van dat model.
Er is echter ook een andere kijk mogelijk op een cyclische derivatie, die voor (16) uitzonderlijk weinig uitmaakt, maar in andere gevallen wel, zoals we zullen zien: stel dat bij toevoeging van een affix onmiddellijk de relevante fonologische regels werken, en dat dat bij elke affixtoevoeging automatisch gebeurt? Eerst is person beschikbaar, waarop de klemtoonregel werkt, vervolgens is pérson-al beschikbaar, waarop opnieuw de klemtoonregel werkt, en daarna pérsonal-ity, voor hetzelfde doel, met als output personálity. Klemtoonregels zijn onder deze visie niet zozeer ‘cyclisch’ per se, maar werken gelijk op met affigering om hetzelfde effect te bereiken.
De relevante vraag is natuurlijk onmiddellijk of deze varianten lood om oud ijzer zijn, of dat er iets interessants, mogelijk een empirisch verschijnsel, schuilgaat achter deze twee benaderingen. Het aardige is nu dat dat laatste inderdaad het geval is, en een eerste aanwijzing daarvoor hebben we al gehad. Immers, ook bij samenstellingsvorming zijn er twee varainten van cyclische regeltoepassing, die we kunnen illustreren aan de hand van een derivatie uit hoofdstuk 3, die we hier versimpeld herhalen in (17).
(17) |
[ |
[ |
community |
center |
] |
[ |
building |
council |
] |
] |
|
[ |
|
s |
(w |
) |
] |
[ |
s |
(w |
) |
] |
|
|
[ |
|
|
w |
w |
|
s |
w |
|
] |
Het maakt, hebben we gezien, iets uit of we deze hele vierledige samenstelling bij voorbaat gegeven beschouwen, en vervolgens aan de hand van de morfologische structuur labelen, of dat we eerst de tweeledige onderdelen labelen, en vervolgens het geheel: onder een end-rule analyse wordt extrametriciteit van rechterleden van samenstellingen verondersteld, en deze zijn alleen werkelijk ‘perifeer’ in de laatste variant.
Dit voorbeeld heeft twee onzekerheden, in de vragen hoe strict we periferiteit moeten interpreteren (ook center is in (17) nog wel vaag perifeer binnen ‘zijn’ constituent), en of de end-rule of de LCPR preferabel is voor labeling van Engelse samenstellingen.
Veel minder onzeker is echter Strauss' opzet bij affigering. De twee op het oog zo gelijkwaardige visies verschillen daar als volgt. In de SPE-analyse worden eerst alle suffixen aangehecht voordat klemtoontoekenning volgt, in het (Strauss-)alternatief worden suffixen aangehecht aan een woord dat zelf al een klemtooncontour heeft. Als
| |
| |
gevolg daarvan staat de tweede theorie een verschijnsel toe dat de eerste uitsluit: een suffix van het Klasse I type dat klemtooneisen stelt aan zijn stam. Als zo'n suffix bestaat, is er alle reden de tweede visie op de cyclus aan te hangen; bestaat het niet, dan lijkt het eerste alternatief preferabel. Zo'n suffix bestaat, in het Engelse -ic, volgens de volgende redenering.
Het Engelse suffix -ic is van Klasse I omdat het (a) nooit buiten klemtoonneutrale suffixen voorkomt (*-ness-ic, *-like-ic), en (b) klemtoonaantrekking vertoont in langere woorden: théater/theátric, títan/titánic (het is ook een uitzondering op extrametriciteit, zoals blijkt uit deze voorbeelden; we bemoeien ons daar verder niet mee). Gegeven deze eigenschappen is elk suffix dat voorkomt links van -ic automatisch ook van de ‘ongelede’ klasse. Zo'n suffix is -ist, dat bijvoorbeeld voorkomt in de woorden van (18):
(18)(a) |
séx-ist |
réal-ist |
(b) |
fásc-ist |
pópul-ist |
|
léft-ist |
fátal-ist |
|
sóph-ist |
áthe-ist |
|
rác-ist |
cartóon-ist |
|
júr-ist |
hédon-ist |
|
húman-ist |
deféat-ist |
|
másoch-ist |
hebrá-ist |
In (18) is de rationale achter (a) vs. (b) als volgt. In (a) staan stammen die zelf ook in isolatie voorkomen, in (b) is dat niet zo. De gebruikte stammen variëren in klemtoonpatroon: monosyllabisch, trocheïsch, jambisch. Het merkwaardige feit doet zich nu voor dat -ic kan volgen op alle woorden uit (18b) (met klemtoonaantrekking naar -ist: fascístic, etc.), maar in de (18a)-gevallen dat alleen kan als het oorspronkelijke grondwoord een niet beklemtoonde finale lettergreep heeft: *séx(-ist-ic), *cartóon(-ist-ic), maar húman(-ist-ic). Strauss (1983:422) formuleert de desbetreffende conditie als volgt: ‘-ic may attach to an X+ist base provided the final syllable of X is not primary stressed if X is a lexical item’. Deze conditie heeft natuurlijk wel een gevolg, precies omdat hij klemtoon noemt voor een combinatie van klemtoongevoelige suffixen. En Strauss trekt inderdaad de volgende conclusie: ‘The strongest and most natural solution to the problem is to assign stress after each line of a Class I derivation’; en ‘Consider now what the effect is as far as our conception of the word-internal cycle is concerned. As is clear, the “cyclic” application of word-internal stress rules in fact is only the outward appearance of an essentially noncyclic mode of rule application, in which stress assignment applies intrinsically after each Class I affixation. On this view, the problem of why cyclicity should even commence with the innermost domain, instead of with the equally likely outermost domain, and why it proceeds through successively larger domains, instead of equally likely smaller, is explained away’ (426-427). De cyclus is een afgeleide manier van regeltoepassen.
Dit idee van cyclisch met de morfologische aanhechting van affixen meelopende fonologische regels betekent een subtiele wijziging in de opzet van het ‘nivo 1 deel’ van een lexicale fonologie van het Nederlands en het Engels, zoals we die in hoofdstukken 10 en 11 hebben uitgewerkt. We herhalen dat in (19):
Niet langer worden eerst morfologisch gestructureerde woorden opgeleverd, die daarna van links naar rechts lopen, maar de pijlen hebben nu twee richtingen, zoals in (20):
| |
| |
Aanhechting van een suffix is natuurlijk in principe optioneel, maar onmiddellijk na elke aanhechting loopt een woord van links naar rechts om klemtoon te ontvangen. Daarna kan het optioneel weer naar links, of het systeem verlaten naar nivo 2, enz.
| |
5. De cyclus in het Nederlands
Uit het bovenstaande kunnen we met betrekking tot het cyclische gedrag van Engelse (Klasse I) suffixen drie belangrijke conclusies trekken als begin voor onze nu volgende uiteenzetting over het Nederlands. Als een taal beschikt over Klasse I suffixen die een klemtooneis aan hun input stellen, betekent dit dat cyclische klemtoontoekkening volgens het Strauss-model in (20). In de tweede plaats kan een taal suffixen hebben die monosyllabisch zijn en een voet boven zich hebben, en die zich als ‘klemtoonneutraal’ gedragen onder de Klasse I suffixen. In het Engels zijn dit (via Long Vowel Stressing) de suffixen -ize en -ate, het laatste als het achter herkenbare grondwoorden voorkomt, wat relatief zelden het geval is. Voorbeelden staan in (21):
(21) |
trívial-ize |
pérsonal-ize |
métaphor-ize |
óxygen-ate |
|
cápital-ize |
nóminal-ize |
álphabet-ize |
myelin-ate |
|
géneral-ize |
skéleton-ize |
rélative-ize |
|
Dit is een tweede bron van evidentie voor de cyclus: zonder cyclus is er natuurlijk ook geen Strict Cycle Condition, en het is moeilijk te zien hoe hoofdklemtoon anders zo ver naar links zou kunnen komen, zoals hier vereist. Tenslotte volgt het bestaan van de cyclus uit het cyclisch effect van het verschil in reductiegedrag van contrasterende paren zoals com-pen-sation (wel) versus con-den-sation (niet).
Met dit als introductie herinneren we ons in de eerste plaats uit het vorige hoofdstuk dat het Nederlands inderdaad Klasse I suffixen heeft met een klemtooneis voor hun basis: dat doet nominaliserend -ie (referént-ie), en dat doet -ië (oceáan-ië). Hierop kunnen we de conclusie baseren dat Nederlandse klemtoontoekenning inderdaad cyclisch verloopt via het Strauss-model. Vanaf dat punt rijst de vraag of de overige twee cyclische effecten in het Nederlands ook optreden.
We observeren dan vervolgens dat heel veel Nederlandse suffixen, die als ‘Klasse I’ tellen, monosyllabisch zijn en superzwaar (-ant, -eel, -aal, -uur, enz.). Dat betekent dat ze per definitie een volledige toepassing van de Nederlandse voetenbouwregel vangen, die daarna geen kans meer zou mogen krijgen om in de stam wijzigingen aan te brengen. Weliswaar zal, doordat de superzware suffixen allemaal zelf hoofdklemtoon vangen, die niet vier lettergrepen naar links in het woord kunnen liggen (als in de Engelse (21)); maar aan de andere kant verwachten we in deze situatie, zonder dat we ook nog maar een taalfeit hebben gezien, in principe heel veel cyclische effecten à la condens-átion in het Engels. Men zou dus ook verwachten dat de cyclus in het Nederlands redelijk tot goed onderzocht zou zijn. Dat is niet waar, en hoewel we dat jammer vinden, zijn er misschien toch wel twee redenen voor aan te wijzen. In de eerste plaats heeft het Nederlandse klemtoononderzoek, zoals we ook al eerder vermeld
| |
| |
hebben, zich voornamelijk geconcentreerd op hoofdklemtoon, terwijl cyclische effecten zich voor een groot deel pas laten zien bij bestudering van bijklemtoon. In de tweede plaats liggen de zaken in het Nederlands minder simpel dan men op het eerste gezicht na de bovenstaande redenering zou denken, door de interactie tussen klemtoontoekenning aan de ene kant, en de Ritme Regel en Ontvoeting aan de andere, die vaak juist cyclische effecten weer teniet doen. Ook daar hebben we boven al op gezinspeeld. We kennen maar één metrisch-fonologisch artikel over het Nederlands dat deze omstandigheden in aanmerking neemt, en dat is Kager (1985). Hoewel zijn analyse afwijkt van de onze, moet het onderstaande toch tegen de achtergrond van zijn uiteenzetting worden gezien. Het is een korte indicatie van hoe cyclische klemtooneffecten er in het Nederlands uitzien (als ze er zijn).
In (22) staan een aantal eenvoudige gevallen waarin in het Nederlands klemtoongevoelige suffixen ogenschijnlijk verschuivingen in het klemtoonpatroon van de stam toelaten:
(22) |
miláan |
- mìlan-ées |
àpparáat |
- àpparat-úur |
|
vióol |
- vìol-íst |
mèteóor |
- mèteor-íet |
|
muzíek |
- mùzik-ánt |
fònolóog |
- fònolog-íe |
|
copíe |
- còpi-éer |
fèderáal |
- fòderal-ísme |
|
hormóon |
- hòrmon-áal |
mìlitáir |
- mìlitar-íst |
|
structúur |
- strùctur-éel |
hàrmoníe |
- hàrmoni-éus |
|
juwéel |
- jùwel-íer |
màniák |
- màniak-áal |
Deze verschuiving is in de eerste plaats ogenschijnlijk, omdat de afleidingen van deze woorden helemaal niet cyclisch hoeven te verlopen; we laten dat zien aan de hand van (23).
De niet-cyclische afleiding van milanees is volstrekt onproblematisch, en behoeft geen verder commentaar. In die van apparatuur spelen de Ritme Regel en Ontvoeting een rol, zoals we die processen hebben beschreven in hoofdstuk 7 over bijklemtoon en reductie. Voor de duidelijkheid herhalen we hier beide regels:
(24) |
(a) |
Ritme Regel: In de reeks...Fx Fy DTE: adjungeer Fy aan Fx. |
|
(b) |
Ontvoeting: Deleer een voet met een open lettergreep als hoofd. |
(24b) was een samenvoeging van VV-Ontvoeting en Binaire Ontvoeting, een punt waarop we verderop in dit hoofdstuk nog zullen terugkomen.
Ook in hun cyclische vorm treden er geen moeilijkheden op in de afleidingen van (23):
| |
| |
De rol van de processen uit hoofdstuk 7 wordt nu aanmerkelijk anders.
In (25) verloopt de derivatie van milanees als volgt: de tweede cyclus houdt de incorporatie van het suffix in, via een toepassing van de Main Stress Rule op het superzware rijm, gevolgd door labeling van de woordboom, en behoud van de boom boven het deel milaan uit de eerste cyclus. De structuur komt echter in dat stadium lang niet overeen met de output van (23). Dat is echter geen ramp, want de afleiding wordt voortgezet als aangegeven: de Ritme Regel zorgt voor een hangmat-patroon, en produceert daarmee de juiste input voor Ontvoeting. Stray Adjunction hecht tenslotte de ontvoete lettergreep naar links aan. Alsnog wordt dus een output opgeleverd die identiek is aan die van (23). De afleiding van apparatuur verloopt precies hetzelfde, alleen is de initiële voet binair.
Wat bij beschouwing van Nederlandse cyclische afleidingen nu voortdurend blijkt is dat Ritme en Ontvoeting daarbij zodanig betrokken zijn, dat resultaten worden gecreëerd die identiek zijn aan die van niet-cyclische afleidingen. Het is daarom voor de zorgvuldigheid gewenst om bij de laatste derivatie van (25) nog twee opmerkingen te maken. In de eerste plaats wijzen we er op (zoals een van ons eerder deed via een suggestie in voetnoot 7 van Schultink (1979)) dat de operatie van de Ritme Regel in derivatie (25) inhoudt dat de w-s verhouding tussen twee voeten wordt omgezet in s-w door adjunctie van een s-knoop aan een w links daarvan. Dat betekent dat de Ritme Regel dus blijkbaar niet onderhevig is aan de conditie, die wel geldt voor Ontvoeting, dat in een derivatie geen s'en mogen worden aangetast. We waren in hoofdstuk 7 geen enkel geval van dat type tegengekomen, in die zin dat in de daar gegeven afleidingen van perfect ongelede woorden als gòrgonzóla, bràtisláwa, ónomàtopée, enz. links van de hoofdklemtoon altijd twee voeten zijn gebouwd, die allebei aanvankelijk w zijn gelabeld, maar door de Ritme Regel in een s-w verhouding worden gezet, om het hangmat-effect te bereiken. Om dat te laten zien herhalen we deze feiten in (26).
| |
| |
De regel incorporeerde in zijn formulering echter al wel de benodige stap in de derivatie van milanees en apparatuur (er werd geen metrische eis aan Fy gesteld), en hoeft daarvoor dus niet te worden aangepast. Merk op dat dezelfde werking van de Ritme Regel werd verondersteld bij Engelse gevallen zoals con-den-sátion aan het eind van sectie 3 van dit hoofdstuk. In hoofdstuk 13 zal de conditie tegen ontvoering van een s-voet overigens zodanig geherformuleerd worden, dat hij toch relevant wordt voor de Ritme Regel, en de toepassing daarvan op structuren beregelt die complexer zijn dan die we tot nu toe besproken hebben.
In de tweede plaats houdt de derivatie van dit type woorden een nieuw soort niet-initiële toepassing van VV-Ontvoeting in, die we in hoofdstuk 7 al hadden aangekondigd: de regel werkt nu niet alleen initieel in woorden als pa-niek, maar ook intern, om de output van (24) met die van (23) te neutraliseren.
Afleidingen waarvoor Klasse I suffixen als het ware klemtoon-neutraal opereren bestaan ook in het Nederlands, en ze gelden voor de woorden in (27).
(27) |
mótor |
- mòtor-íek |
sénegal |
- sènegal-ées |
|
hóbby |
- hòbby-ísme |
kánaän |
- kànaän-íet |
|
húmor |
- hùmor-íst |
álcohol |
- àlcohol-íst |
|
népal |
- nèpal-ées |
ísraël |
- ìsrael-íet |
|
súltan |
- sùltan-áat |
cárnaval |
- càrnaval-ésk |
|
glórie |
- glòri-éus |
hórizon |
- hòrizon-táal |
|
émbryo |
- èmbryo-náal |
|
cèremónie |
- cèremòni-éel |
trípoli |
- trìpoli-táan |
Dat de niet-cyclische derivaties van deze laatste woorden gemakkelijk lopen, zal niet moeilijk zijn in te zien; we geven de outputs in (28).
De derivatie van motoriek is volstrekt duidelijk; in de andere twee voorbeelden heeft de Ritme Regel gewerkt, in senegalees gevolgd door Ontvoering. De cyclische afleidingen leveren weer dezelfde resultaten op, waarbij die van motor-iek en ceremoni-eel voor zich spreken. In senegal-ees heeft Ontvoeting plaats van een monosyllabische voet met een open lettergreep:
| |
| |
Onder de bi-syllabische suffixen is -icus, van álcohol/alcohól-icus bijvoorbeeld, het suffix dat het meest op de Engelse suffixen -ity en -ify lijkt. Een niet-cyclische derivatie is duidelijk mogelijk, maar een cyclische verloopt als in (30a). De meeste bisyllabische suffixen eindigen echter op een superzwaar (of als zodanig tellend) rijm, zoals bijvoorbeeld -erie, -iteit en -iseer (zie (30b)). Steeds vindt cyclisch gedeeltelijke overschrijving van de oorspronkelijke boom van de stam plaats tot een mate benodigd om de nieuwe informatie op te nemen.
| |
| |
In alle voorbeelden, behalve het eerste, werkt de Ritme Regel; Ontvoeting werkt slechts in derivaties zoals die van na-ivi-teit, wanneer een open lettergreep het hoofd is in een binaire voet, met links ervan een monosyllabische voet.
Het Nederlands kan dus blijkbaar prima cyclische afleidingen onder de Strict Cycle Condition aan, gegeven de Ritme Regel en Ontvoeting. Maar in alle gevallen tot nu toe was niet-cyclische afleiding net zo goed mogelijk, en dat werpt de vraag op of er in het Nederlands feiten zijn vergelijkbaar met paren zoals cond[è]nsation vs. comp[∂]nsation in het Engels.
Kager (1985) denkt in elk geval van wel, en het gaat om gevallen als die in (31).
(31) |
famílie |
- fàmili-áir |
mystérie |
- mysteri-éus |
|
ambítie |
- àmbiti-éus |
komédie |
- kòmedi-ánt |
|
subsídie |
- sùbsidi-éer |
matérie |
- màteri-áal |
|
relígie |
- rèligi-éus |
kolónie |
- kòloni-áal |
|
tahíti |
- tàhiti-áan |
victírie |
- vìctori-éus |
|
haíti |
- hàiti-áan |
commúnie |
- còmmuni-cánt |
De niet-cyclische afleiding van de geaffigeerde woorden zou weer verlopen via het vaste patroon van voeten bouwen, woordboom labelen, Ritme Regel en Ontvoeting (en daarmee niet anders dan die van woorden als àpparat-úur in (23)). De volgende afleiding zal duidelijk maken wat hier cyclisch aan de hand is, of moet zijn:
De bedoelde afleiding stopt in het hier aangegeven laatste stadium, en probeert het volgende tot uitdrukking te brengen. In de woorden van (31) reduceert de tweede
| |
| |
lettergreep van links moeilijk, althans moeilijker dan men zou verwachten op grond van niet-cyclische afleidingen (die verlopen volgens het patroon van apparat-uur in (23)).
Om dit effect te illustreren, zetten we in (33) drie typen feiten naast elkaar: (a) ongelede woorden van dezelfde fonologische opbouw als famili-air; (b) woorden van het type apparat-uur; en (c) woorden van het type famili-air.
(33)(a) |
certificaat |
(b) |
militar-ist |
(c) |
famili-air |
|
lokomotief |
|
fonolog-ie |
|
koloni-aal |
|
marechaussee |
|
federal-isme |
|
komedi-ant |
|
pinacolada |
|
apparat-uur |
|
In zowel (33a) als (33b) moet de aangegeven klinker gemakkelijk kunnen reduceren: in (a) omdat Ontvoeting hem in w-positie zet, in (b) omdat hij nooit anders dan w in een bisyllabische voet is geweest. In (33c) staat een klinker die hoofdklemtoon heeft in de eerste cyclus.
Als de klinkers van (33c) inderdaad moeilijker reduceren dan die van (33a,b) moeten we om die observatie te verklaren de volgende twee stappen nemen. In de eerste plaats heeft het Nederlands de cyclus, wat de conclusie bevestigt die we aan het begin van deze sectie al hadden geformuleerd: zonder de cyclus is het geobserveerde verschil niet te maken. Dit is voor ons de meest interessante uitkomst van deze discussie.
Maar de cyclische derivaties in (32) hebben ook een tweede belangrijke aspect: er moet worden voorkomen dat Ontvoeting een kans krijgt (zie onze vraagtekens) om op de output van de Ritme Regel in te haken, want dan zou alsnog reductie van de betreffende lettergreep voorspeld worden. We herinneren ons nu het volgende uit hoofdstuk 7. Ontvoeting (24b) is een generalisatie over Binaire Ontvoeting en VV-Ontvoeting. De laatste regel werkt cruciaal na de Ritme Regel, volgens een ordeningsargument dat door ons gegeven werd aan het eind van sectie 5 van hoofdstuk 7; het ging daar om voorbeelden zoals bra-tis-lawa, door ons al eerder in dit hoofdstuk gegeven in (26). Men kan zelf nagaan dat hierin de Ritme Regel voorkomt dat de initiële VV-voet wordt gedeleerd, door hem s te maken.
Voor Binaire Ontvoeting was ons geen ordeningsargument ten opzichte van de Ritme Regel bekend, en juist dat gaf ons de gelegenheid beide Ontvoetings-regels na de Ritme Regel te ordenen, en vervolgens samen te nemen tot (24b). In dit hoofdstuk vindt alleen Binaire Ontvoeting plaats in de derivatie van woorden als na-ivi-teit in (30), maar ook daar heerst dezelfde situatie: ordening voor of na de Ritme Regel maakt niets uit voor het resultaat. Maar juist in derivatie (32) doet zich voor het eerst een cruciale ordening voor tussen Binaire Ontvoeting en de Ritme Regel: in déze volgorde wordt de eerste geblokkeerd door de (cyclische) s van de tweede voet van links, waarna de Ritme Regel werkt voor het hangmat-effect (en VV-Ontvoeting wordt geblokkeerd). Onder deze ordening wordt het gebrek aan reductie in de onderstreepte lettergrepen van (33c) verklaard, maar het effect is dat Ontvoeting uit elkaar moet worden gehaald in zijn twee oorspronkelijke regels, geordend aan beide zijden van de Ritme Regel.
Dit is dus het dubbele belang dat aan de woorden in (31) moet worden gehecht. Ze zijn ons inziens onderhevig aan twijfel in die zin dat een reductie-verschil tussen (33c) aan de ene kant, en (33a,b) aan de andere volgens ons niet keihard is. Als dat verschil er niet is, ontbreekt evidentie uit deze hoek voor het bestaan van de cyclus in het Nederlands, en is er één mechanisme van Ontvoeting. Maar als ze zich inderdaad gedragen zoals eerder gesuggereerd, steunen ze de Nederlandse cyclus, en zijn er moeilijkheden met een generaliserende beschrijving van Ontvoeting. Het zal duidelijk zijn dat nader onderzoek op dit gebied uitermate gewenst is.
| |
| |
| |
6. Conclusies
We hebben in dit hoofdstuk geprobeerd te laten zien wat het betekent om te zeggen dat metrische woordklemtoontoekenning cyclisch verloopt. In de argumentatie spelen tamelijk subtiele feiten van het Engels en het Nederlands een hoofdrol, die hangen op oordelen over empirische contrasten tussen al of niet gereduceerde klinkers in niet of wel cyclisch afgeleide woorden. Voor het Engels zijn de door ons gegeven feiten niet algemeen geaccepteerd, zeker niet als systematisch contrast tussen mogelijk niet en wel cyclisch afgeleide woorden: ook in SPE wordt al toegegeven dat voor woorden als ìnform-átion en còndens-átion varianten bestaan met gereduceerde klinkers in de tweede lettergreep. Verder zijn er bekende problemen met het cyclisch gedrag van een aantal suffixen en stammen. Naast het paar móment/momént-ous, met correcte cyclische (of niet-cyclische) klemtoontoekenning bestaat házard/házard-ous, waar hetzelfde suffix een klemtoonneutraal Klasse II karakter laat zien. Naast het werkwoord excél bestaat het adjectief éxcellent, dat per sé niet cyclisch lijkt te moeten worden afgeleid. Het verbaliserende suffix -ate, met een lange klinker, zou Klasse I moeten zijn met ogenschijnlijk ‘klemtoonneutraal’ gedrag (zie in (21) pérsonal-ìze, enz.), maar oríginàte (naast órigin) lijkt een niet-cyclische afleiding te vereisen; hetzelfde geldt voor het adjectiviserende suffix -ine in een paar als élephant/èlephánt-ìne.
We hebben ook geprobeerd de Nederlandse feiten in (31) en (32) niet als keihard te presenteren, maar met de nodige slagen om de arm. Verder wordt de cyclus in twijfel getrokken door het bestaan van een paar als ànoníem/anónymus, waarin geen enkele cyclische analyse het klemtoonpatroon van het afgeleide woord kan verklaren (maar een niet-cyclische wel).
We hebben aangetoond dat als niettemin deze talen de cyclus voor woordklemtoon hebben, de Strict Cycle Condition mee komt, om de mate te bepalen waarin cyclische klemtoontoekenning in eerder toegekende structuur mag ingrijpen; en we herkennen nu ook de ‘overschrijving’ van metrische structuur in onze analyse van ‘klemtoonaantrekking’ in het Nederlands (door her-applicatie van de nivo 1 klemtoonregel) als toegestaan door de Strict Cycle Condition (clausule (ii)), terwijl lexicale voeten gerespecteerd blijven (clausule (i)).
Natuurlijk zitten er aan de cyclus als fonologisch onderzoeksgebied veel meer haken en ogen dan we hier behandeld hebben. Dat hebben we eerder in dit hoofdstuk op verschillende plaatsen al aangegeven. Na de bovenstaande discussie rijzen nog vanzelfsprekende nieuwe vragen waarop we hier verder niet in gaan, met name over de cycliciteit van de regels die sterk met klemtoontoekenning interacteren. Als klemtoontoekenning cyclisch is, dan spreekt het bijvoorbeeld vanzelf dat syllabetoekenning dat ook is, omdat klemtoon syllabestructuur veronderstelt. We hebben de goede syllabestructuur in de relevante gevallen van dit hoofdstuk steeds aangegeven, zonder daar een punt van te maken, maar wijzen er hier toch nog voor alle zekerheid op.
Een andere vraag waarop we het antwoord hier schuldig blijven, is of de Ontvoetingsregels en de Ritme Regel cyclisch zijn. Reductie in het Nederlands is een slecht onderzocht terrein, de cyclus is slecht onderzocht, laat staan de cycliciteit van de bij reductie betrokken regels. Zoals men wellicht gemerkt heeft, hebben we in dit hoofdstuk net gedaan alsof deze regels niet cyclisch zijn, en pas opereren nadat cyclisch klemtoon is toegekend. Dat is geen empirische claim, maar ingegeven door de wens ons niet te betreden op een volstrekt ononderzocht terrein. Of dan daarnaast nog weer andere fonologische regels ook cyclisch zijn, is een onderwerp waarvoor we graag naar de relevante literatuur verwijzen (naast wat we in de inleiding hebben genoemd, is dat voor het Nederlands bijvoorbeeld Booij (1981) en Booij & Rubach (1987)). Zoals we in de
| |
| |
inleiding hebben vermeld speelt die discussie zich grotendeels af in het kader van onderzoek naar de Lexicale Fonologie, tegen de achtergrond van de gedachte dat er een verband is tussen de lexicale status van een regel en zijn cycliciteit.
| |
Vraagstukken
1. In hoofdstuk 10 werd (voorlopig) beweerd, dat het Siegel-model de cyclus voor ‘nivo 1’-woordafleiding overbodig maakte; leg dat nog eens uit; leg vervolgens uit waarom die argumenten volgens de tekst van dit hoofdstuk bij nader inzien moet worden herzien.
2. Geef in eigen bewoordingen weer, aan de hand van de Engelse taalfeiten attestátion en devástation uit (6) van dit hoofdstuk, waarom het Engels de cyclus zou hebben. Geef ook afleidingen van deze woorden op de manier van (8) en (9).
3. Leg in eigen woorden uit wat de relevantie is van Strauss' argumentatie met betrekking tot klemtooncondities op suffigering.
4. Geef een cyclische afleiding, met bomen, van het Engelse woord cápitalìze uit (21) van dit hoofdstuk.
5. Doe hetzelfde voor structuréel uit (22), en tripolitáan uit (27).
6. Leg in eigen woorden uit wat de derivaties van milanées en apparatúur in (25) van dit hoofdstuk voor nieuw aspect introduceren met betrekking tot de Ritme Regel.
7. Probeer volgens de in dit hoofdstuk uitgewerkte analyse cyclisch klemtoon toe te kennen aan het Nederlandse adjectief individueel op grond van een interne cyclus individu. Geef commentaar.
|
|