Epiloog
Een belangrijk kenmerk van de tekst van dit boek is ongetwijfeld onze keuze geweest voor een specifieke variant van de metrische fonologie, namelijk die uitgewerkt in het proefschrift van Hayes, op grond van eerder werk van Liberman & Prince, Hyman, Halle & Vergnaud, en Selkirk. Dat betekent dat we geprobeerd hebben tamelijk nauwgezet een bepaalde lijn van onderzoek te volgen, wat, naar we hopen, de coherentie van onze presentatie heeft bevorderd, maar zeker ook ten koste is gegaan van andere metrische varianten. Historisch gezien heeft met name de variant te lijden gehad die bekend is geworden als de ‘grid-only’ theorie van klemtoon; deze is in de eerste helft van de jaren tachtig gepropageerd in werk van Prince en Selkirk. Hetzelfde geldt in mindere mate voor de, iets minder populaire, ‘tree-only’ theorie van Giegerich uit dezelfde periode. Onze motivatie voor de keuze van wat dan de ‘tree-cum-grid’ theorie heet (de ‘Hayes’-variant) is duidelijk: naast onze al eerder genoemde wens om sowieso een coherent geheel te presenteren, is het laatstgenoemde model naar onze smaak het best gearticuleerde van de jaren tachtig, en we kunnen dat ook andersom zeggen: ons is geen enkele analyse bekend van het Nederlands, Engels, of welke taal dan ook, van vergelijkbare status, in een van de andere genoemde varianten. En we hebben het dan nog niet over het feit dat we - al varianten besprekende - de tekst van dit boek gemakkelijk in omvang tot het dubbele hadden kunnen laten uitdijen, om vervolgens, misschien vergeefse, pogingen te doen het in een onmogelijke vorm onder de aandacht van het publiek te brengen.
Dit betekent overigens niet dat inzichten uit de andere varianten niet impliciet hebben doorgewerkt in het door ons gekozen kader: dat is met name wel het geval voor Prince' argumenten tegen de LCPR, het begrip ‘hoofd’ van Hammond, en voor een aantal aspecten in onze bespreking van het verschijnsel klemtoonverschuiving in hoofdstuk 13.
We erkennen dat ons hoofdstuk over reductie baat had kunnen hebben bij meer tekst over grids, en de relatie tussen grids en bomen, met name met betrekking tot de manier waarop in beide hiërarchische structuur wordt of kan worden uitgedrukt. Dit alles bijvoorbeeld naar aanleiding van het proefschrift van Hammond, een werk dat heeft bijgedragen aan meer inzicht in de belangrijke status van ‘hoofden’ van metrische structuur, net als het meest recente boek van Halle & Vergnaud, An Essay on Stress (zonder twijfel een echo van de bescheidenheid ten toon gespreid in het voorwoord van SPE). Dankzij de laatste twee werken zijn er nu twee nieuwe klemtoonnotaties in omloop, de zogenaamde ‘lollypop’-notatie van eerstgenoemde, en de ‘bracketed grids’ van de laatste twee auteurs, een zaak die de discussie zeker heeft verlevendigd. Daar doorheen speelt de kwestie van de correcte weergave van syllabestructuur en zwaarte, waarover op het ogenblik ook zeker geen consensus bestaat. We verwijzen de lezer naar Hyman (1985) en Hayes (1985, 1987).
Een reden voor ons om terughoudend te zijn met een bespreking van deze zaken, ligt in het feit dat wij bij het schrijven van dit boek gelijk op hebben gewerkt met René Kager en Ellis Visch, wier proefschriften specifiek en uitermate gedetailleerd deze terreinen behandelen. De geïnteresseerde kan dus daar terecht, en als het goed is ons boek als gids gebruiken.