Samle fersen (= Verzamelde gedichten)(1981)–Pieter Jelles Troelstra– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 386] [p. 386] aant. Radbouds dood Frieslands eedle koning, Radboud, Nu verbannen uit zijn land, Stond, door smart en tijd gebogen, Aan het eenzaam Noorderstrand. Stervend, aan de westerkimme, Blonk de zonne in laatste gloed; En haar gouden glansen speelden Op de wild bewogen vloed. Roodgetinte wolken vlogen Rond aan 't zwarte hemelruim; Radboud zag met donkre blikken Naar het spattend golvenschuim. Maar toen sprak hij: ‘Zee, gij vrije, Eeuwig wentlende oceaan, Laat uw wilde waatren buldrend Naar 't bevlekte Friesland gaan! Donder 't bastaardvolk in d' oren, Met uw forse zware stem: “Radboud sterft, zijn volk vervloekend; 't Hoog Walhalla huldigt hem!”’ - Toen was 't duister; uit de diepte Stak de Zee 't gekrulde hoofd; En zij sprak in stormen: ‘Radboud, Wat gij eist, wordt u beloofd. Sterf in vrede! Stijg van d' aarde Naar een hoger levensbaan. Vrije Fries, gegroet! 't Walhalla Kunt g' als Koning binnengaan!’ - [pagina 387] [p. 387] Radboud nam het staal, 't getrouwe; 't Erfdeel van zijn oud geslacht, Eeuwen lang hun trots en glorie, Nog 't symbool van vroegre kracht: ‘Niet ten strijde voor de vrijheid Eis ik nu uw dienst, o zwaard, Gij, die in mijn vuist een bliksem, Voor de Frank een doodszeis waart! Streed gij te vergeefs in Friesland Tegen vreemde dwinglandij, Maak mij 't hoog Walhalla waardig, Dierber wapen, dood nu mij!’ En hij viel... Toen dreunde d' aarde Zo valt d' eik in Wodans woud, Als hem, bij het woên der stormen, 't Zwerk met bliksmend oog beschouwt. 't Bloed sprong vrolijk uit zijn kerker, Krulde als rozen om 't metaal, Sierde als overwinningsteken Koning Radbouds schittrend staal... Wodan, van de hoge Hlidskialf, Zag dit aan: ‘Walkyren, op! Daalt ter aard; voert koning Radboud Naar mijn hoog Walhalla op!’ En zij daalden af, en kusten Zacht de strijder voor zijn volk; Dreven met de held ten hemel, Goudglans om een donderwolk. En zij zongen onder 't stijgen Van die hoge mannenmoed, Die, waar 't ere geldt en waarheid, Voor geen wereld onderdoet; [pagina 388] [p. 388] aant. Van dat fier gevoel voor vrijheid; Dat geen knie gebogen zet; Van de strijd - 't genot van helden! - Voor zijn land en taal en wet; Van die geestdrift voor het goede, Die alleen naar waarheid vraagt, Die, Thors hamer in de handen, Balders gloed in 't harte draagt. ‘In de stroom des tijds,’ zo ruiste 't, ‘Blijft uw beeld, o Radboud, staan; Eeuwig zal, luid als de donder, Door uw land uw name gaan! Daarvoor beeft de laffe bastaard, Maar des helden boezem brandt Bij die naam, en wenst te leven, Ja, te sterven voor zijn land!’ Vorige Volgende