Samle fersen (= Verzamelde gedichten)
(1981)–Pieter Jelles Troelstra– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 371]
| |
Vlak achter mij liep Krelis-buur
Hij zei: ‘Wat is het weer toch guur!’
Wij liepen in de regen.
Ik keek eens om; hij zei: ‘Kom hier,
Mijn paraplu is groot voor vier,
Je jurk wordt nat, je hoedje plat.’
Toen ging ik naast hem op het pad...
Wij liepen in de regen.
'k Liep van hem af, zo ver ik kon,
Bang, dat de guit op grappen zon;
Maar spoedig kwam ik dichter bij;
Dat kon niet anders; want hij zei:
‘Wij liepen in de regen.’
En 't regende, of 't een wolkbreuk was.
Wij kwamen bij een wijde plas;
Ik weet niet, hoe 'k erover kwam
En hoe hij me in zijn armen nam...
Wij liepen in de regen.
Toen sprak hij veel van dit en dat
En kortte zo mij 't lange pad;
Hij sprak van min en zong een lied;
Maar wat hij zong, dat weet ik niet...
Wij liepen in de regen.
Zo kwamen we eindlijk samen thuis.
Mijn vader sprak: ‘Dat is niet pluis;
Op 't zelfde uur zo terug van stad!’
Ik zei: ‘Wij hadden 't zelfde pad
En liepen in de regen.’
Wij werden 's avonds nog een paar
En leefden samen menig jaar.
Maar, of ons pad ook moeilijk was,
Hij droeg mij trouw door slijk en plas,
Als eenmaal in die regen.
|
|