| |
| |
| |
Hoofdstuk 6/Liefde en sexualiteit
Als het waar is, dat het huwelijk van onze tijd staat of valt met de liefde, die man en vrouw voor elkaar voelen of liever - en dat is toch wel wat anders - voor elkaar kunnen opbrengen, dan betekent zorg voor het huwelijk, voor het geluk in het huwelijk: ook zorg voor de liefde. Er is geen woord, dat op de wereld meer gebruikt wordt dan dit ‘liefde’ en hoe kan het ook anders, waar ons bestaan als mens eerst diepte krijgt door ons liefdesleven of ons verlangen naar dit liefdesleven. Wanneer ieder mens afzonderlijk eens gevraagd zou worden, wat hij nu wel onder liefde verstaat, dan zou dat zonder twijfel een hele reeks verschillende antwoorden opleveren. Maar, wanneer al die verschillende antwoorden dan gepeild zouden worden op wat de antwoordgever er eigenlijk mee bedoelde te zeggen, dan zou in al die verscheidenheid toch ongetwijfeld een zelfde grondtoon blijken te zitten. Misschien wel deze: Wanneer wij moeten uitspreken, wat wij met liefde bedoelen, dan zeggen wij op de een of andere manier iets over de verwachting, die wij op dat moment hebben van het geluk. Menselijk leven, geluk, liefde het ligt allemaal zo dicht bij elkaar. En toch, wat is die liefde?
De innige omstrengeling van twee jonge mensen op een bankje in het park, is dat liefde? Een paar rode gekloofde handen, met daaraan de geur van de zeep en het bleekwater, waarmede de was van 6 kinderen is schoon geboend, is dat liefde? Het hoogtepunt van de geslachtsgemeenschap, wanneer man en vrouw als het ware ineenvloeien? De liedjes en tophits over love, amour, Liebe, liefde, gaan die over de liefde? Een nonnetje, geknield in het koor en verzonken in gebed, is dat misschien liefde? Of een close up van een hartstochtelijke zoen op het filmdoek? Ongetwijfeld heeft dat
| |
| |
| |
| |
alles met liefde te maken. De gestalten, de vormen van de liefde, zijn onvoorstelbaar gevarieerd. Ook van de man-vrouw liefde, waar het ons hier om gaat. De eerste de beste bruiloftsfoto levert daarvan een beeld: Een feestelijk gekleed bruidspaar, stralend van geluk en daarachter, misschien wat minder feestelijk en wat plechtiger gekleed, maar toch ook stralend, de ouders, eveneens een man-vrouw-paar. Een paar, dat een kwart eeuw verder is op de weg van hun liefdesverhouding. Op de foto van deze feestelijke mensenparen zouden wij dan eens kunnen speuren naar het meest sprekende beeld van de liefde tussen man en vrouw. Waarschijnlijk zouden wij allemaal geneigd zijn die liefde af te lezen van het geluk, dat uitstraalt van het jonge bruidspaar. En toch zouden wij dit eigenlijk moeten peilen bij dat oudere paar. Een paar, waar de huwelijksliefde in rijpe, volgroeide en volwassen vorm verwacht mag worden.
Waarschijnlijk is het geen nieuws, als wij aan de hand van dit beeld opmerken, dat de liefdesbetrekking tussen man en vrouw haar opeenvolgende, wisselende vormen en ontwikkelingen kent en dat deze verhouding nooit àf is, nooit klaar is, maar altijd nog op weg is, altijd beweegt en zich ontwikkelt. Een liefdesverhouding is iets, dat leeft. Zelfs de liefde van de stralende bruid is niet de liefde, is niet de volheid of het ideale in het liefhebben. Het is maar een momentopname, een enkel punt in een liefdesrelatie, die weer anders was in de nu afgesloten jaren van verkering en verloving. Die morgen anders zal zijn, als man en vrouw zich geheel aan elkaar hebben gegeven. Die ook anders zal zijn straks, wanneer het leven in het eigen huis op gang gaat komen. Weer anders ook in het aanstaande kraambed en nog weer anders, wanneer grijze haren en rimpels de onverbiddelijke voortgang van tijd en ontwikkeling aanduiden.
Wij zijn er niet met onze liefde, wanneer wij een gelukkige bruid over de drempel van ons eigen huis geleiden. Liefde is oog hebben voor de veranderingen en daarom is liefhebben: zèlf willen veranderen. Het is oog hebben voor groei en daarom is liefhebben: een
| |
| |
zèlf groeien. Liefde is aanvoelen van de telkens weer andere omstandigheden, waarin wij samen leven en daarom is het een telkens optredende vernieuwing. Zo gezien kunnen wij het liefdeshuwelijk een kunstwerk noemen, dat onze voortdurende aandacht en toewijding vergt. En nu weet ik heel goed, dat velen dit overdreven vinden: Een ‘kunstwerk’, wat een hoogdravende taal. En dan al die gewone huwelijken om ons heen met hun alledaagse levensvormen? Werken, eten, drinken, slapen, zorgen en zorgjes met wat genoegens: een filmpje, een kaartavondje, een liefkozing, wat muziek, maar ook met veel wrijvingen, onenigheden, die eigenlijk nooit uitgesproken en opgelost worden, teleurstellingen, onmacht en sleur. Dat alles is toch zo gewoon, zo heel heel doodgewoon, zoals een briefschrijver mededeelde, die mij waarschuwde voor al dat ingewikkelde gepraat over het huwelijk. ‘Niets bijzonders’, schreef hij, ‘het is allemaal zo gewoon, waarom al die drukte?’ Moet men dan van kunstwerken spreken? Maar, als men de mens en zijn bestaan al niet gewoon vindt, dan is toch zeker de wederzijdse liefde van twee mensen iets heel ongewoons! Daarom geloof ik ook, dat liefdeshuwelijken kunstwerken kunnen worden, als alles in het gewone alledaagse doen en laten van een huwelijk (en dat is heel veel) maar gedragen wordt door een levende, groeiende liefdesgemeenschap, die alle zorg krijgt, die nu eenmaal nodig is om een kunstwerk in stand te houden. Wanneer strijken, boenen, kostverdienen, eten, drinken, bidden of slapen toch ergens gebeuren van uit een instelling om het geluk van onze levensgezel of - gezellin daarmede te bevorderen, dan zijn wij bezig - ik kan het echt niet anders zien - aan een kunstwerk. Het verwerkelijken, het waar maken, het levend houden van de liefde door de lange jaren van het huwelijk heen is een levenskunst, die behoort tot de belangrijkste creatieve verrichtingen, waartoe wij, mensen, in staat zijn.
In deze liefdeskunst nu is aan het geslachtelijke, aan de sexualiteit, wel een heel bijzondere rol toebedeeld.
In de sexuele huwelijksbetrekkingen heeft zich vooral sedert het begin van deze eeuw een grote verandering voorgedaan. Waren
| |
| |
het vóór die tijd vooral de mannen, die in het huwelijk - ook op sexueel gebied - de toon aangaven, geleidelijk aan is dit anders geworden. Niet in het minst door de gewijzigde, minder onderworpen plaats, die de vrouw in alle beschaafde landen is gaan innemen. Een verandering, die ook duidelijk haar invloed had op de onderlinge verhouding tussen man en vrouw in het huwelijk. Het oude huwelijksbeeld van de man als de forse, onwrikbare eikestam en de vrouw als een ranke wingerd eromheen gestrengeld raakte vergeten en ging plaats maken voor wat wij tegenwoordig het kameraadschapshuwelijk noemen. Een huwelijk, dat niet berust op gezag, ontzag of voorrechten, maar dat een verhouding is van twee elkaar gelijke personen, die in liefde op elkaar gericht zijn. Een verhouding ook, waarin aan het geslachtsleven een belangrijke rol is toebedeeld binnen die liefdesverhouding. En daarmede deed voor het eerst op grote schaal een nieuw element zijn intrede in het huwelijksleven: het inzicht, dat de vrouw in haar huwelijk evenzeer recht had op een sexueel bevredigende relatie als haar man.
Een inzicht, dat een nieuwe vorm van echtelijk geslachtsleven meebracht en alles bijeen een nieuwe opgave stelde, waarmee wij tot op vandaag nog niet klaar zijn. Vroeger was het toch veelal zo, dat het genoegen van het sexuele huwelijksleven een mannelijke aangelegenheid was. Wij lezen zelfs, dat de meeste mannen het toen ongewenst, ja zelfs ongepast vonden, dat hun echtgenoten eenzelfde sexueel genoegen beleefden. Haar taak was het vooral de man ‘ter wille’ te zijn. Zij kon dat blijkbaar ook wel opbrengen: in de eerste plaats om kinderen te krijgen en niet in het minst ook om haar man te weerhouden elders zijn sexuele bevrediging te zoeken. Nù is dat wel heel anders geworden. Niet alleen verlangen vele gehuwde vrouwen naar een ook haar bevredigende sexuele relatie, maar ook de meeste mannen voelen het als een belangrijk gemis, wanneer hun vrouw tijdens de samenleving volledig koel blijft.
Sinds het huwelijk tussen man en vrouw zich in deze nieuwe
| |
| |
richting aan het ontwikkelen is, zien wij ook de voorlichting op huwelijks- en geslachtsgebied op gang komen. Een voorlichting, die een betere geslachtelijke harmonie beoogde. Eerst schuchter en in bedekte termen. Later, zo na de eerste wereldoorlog, ook in meer openhartige en klare taal. Een van de boeken, die toen de meeste invloed hebben gehad, is wel ‘Het volkomen huwelijk’ van dr. v.d. Velden. In vele kringen heeft dit boek een geweldige opschudding teweeggebracht. Zo kon men er uitvoerig in lezen, op welke wijze het geslachtsleven tussen man en vrouw tot een succes, tot een diepe bevrediging gemaakt kon worden. Er werd omstandig ingegaan op de lichaamszones, die voor het minnespel geslachtelijk gevoelig waren. Een grote plaats werd ingeruimd aan de diverse manieren, waarop een sexuele vereniging tot stand kon komen. Velen vonden het een hoogst immoreel boek. Van der Velden gaf eigenlijk een moderne versie van wat veel oudere geschriften al gebracht hadden, zoals de Kamasutra uit het Oude Indië of de Liefdeskunst, de Ars Amandi, van Ovidius. Met dit verschil echter, dat hij zich thans kon baseren op de nieuwe wetenschappelijke gegevens over het menselijk lichaam en de sexualiteit.
Wanneer wij het vandaag lezen, doet het boek reeds ouderwets en eenzijdig aan. Nu wij niet langer schrikken voor dit soort voorlichting, die bij v.d. Velden door een hoog ideaal gevoed werd, kunnen wij de waarde ervan beter beoordelen. Het staat wel vast, dat dit en andere soortgelijke boeken een belangrijke bijdrage geleverd hebben tot een beter begrip voor de waarde van het geslachtsleven in het huwelijk. Er staan veel wetenswaardigheden in, die niet langer meer beschouwd worden als te behoren tot het duistere en stiekeme, schuldoproepende en dierlijk-lage deel van het geslachtsleven, maar die integendeel thans geacht worden een belangrijke bijdrage te kunnen leveren voor een harmonisch geslachtsleven. Mede hierdoor is veel valse schaamte opgeruimd en zijn zgn. onnatuurlijke handelingen binnen de normale man-vrouw sexualiteit gekomen. Vele mannen hebben er voor het eerst uit ge- | |
| |
leerd, met welk geslachtelijk wezen zij gehuwd waren. Zij hebben oog gekregen voor het feit, dat het liefdesspel - zeker ook voor hun vrouw - toch wel wat meer is dan alleen het recht op de roos afstevenen in een directe samenleving. De sexuele techniek - overigens een niet erg gelukkig woord - werd erkend als belangrijk en gezond.
Toch hebben sommigen bezwaren ingebracht tegen dit soort boeken. Wanneer men deze boeken gebruikt om wat meer te weten te komen over de gevarieerdheid van het sexuele leven, over de technische bijzonderheden ervan, dan kan het heel geschikte lectuur zijn, maar men moet er geen leergang voor een goed huwelijk in zoeken. Hangt het succes van het huwelijk alleen maar af van het succes van de sexuele bevrediging, zoals de titel van v.d. Velden's boek: ‘Het volkomen huwelijk’ suggereert? En daar zit de eerste onjuistheid: want een in alle opzichten sexueel bevredigende relatie tussen man en vrouw is nog heel iets anders dan een volkomen huwelijk! En een tweede onjuistheid is het om te veronderstellen, dat het menselijk geslachtsleven in zijn intiemste vormen, in zijn liefkozingen, houdingen en sexuele handelingen tot in détails te beschrijven en aan anderen mededeelbaar zou zijn. Alsof de wijze van sexuele vereniging alleen maar een soort techniek is, die uit een boek valt te leren.
Deze intieme omgangsvormen moet ieder man-vrouwpaar zèlf ontwikkelen naar de mate van hun eigen persoonlijkheid, hun eigen ontwikkeling en ervaring en vooral naar de aard van hun eenmalige verhouding. Het is verkeerde voorlichting om te stellen, dat een huwelijksdaad pas goed en echt bevredigend is, als het licht wel of niet aan is, als er wel of geen kleren gedragen worden, als het voorspel zo en zo lang geduurd heeft. De vormgeving aan dit alles is uitsluitend zaak van de echtgenoten zelf, omdat zij het alleen zijn, die betekenis geven aan hun sexueel gedrag ten opzichte van elkaar en niet de gulden regels uit het boek.
Mijn bezwaar richt zich niet tegen meer verantwoorde kennis van de man-vrouw sexualiteit, niet tegen het beschrijven van hou- | |
| |
dingen en andere intimiteiten, zelfs niet eens zo zeer tegen het gedetailleerd aangeven van een sexuele liefdeskunst, maar wel tegen het absoluut stellen ervan: om het zo te stellen, dat de volmaaktheid van de liefde tussen man en vrouw afhankelijk is van de volkomenheid van hun geslachtelijke betrekkingen. Want het is juist andersom: de volkomenheid van onze geslachtelijke huwelijksbetrekking is afhankelijk van onze liefde voor elkaar. Want waar wij, moderne echtgenoten, naar streven - al lukt ons dat dan ook lang niet altijd - is om het sexuele niet als doel op zichzelf te zien, niet als een door het huwelijk geoorloofd middel om geslachtelijke bevrediging en genot te ervaren, maar om het zijn eigen belangrijke (doch niet alles overheersende) plaats binnen onze wederzijdse verhouding te kunnen geven. Is het niet zo, dat wij in onze tijd juist bij velen het verlangen aantreffen om hun sexualiteit in dienst te stellen van de liefde voor de ander? Om de mogelijkheden die de sexualiteit heeft, te laten uitgroeien tot een uitdrukkingsmiddel, waardoor men elkaar liefde betuigt? De woorden, waarmede Fritz Leist dit aangaf: ‘De sexualiteit is de taal van de liefde’, werden reeds eerder aangehaald. Zo gezien is de sexuele eenwording het middel bij uitstek om liefde uit te drukken.
Ieder streven, dat uitsluitend gericht is op een zo groot mogelijk geslachtelijk genot, dat - om het maar eens populair te zeggen - louter erop gericht is om er alles uit te halen, wat men er in vermoedt, loopt het gevaar de ander alleen te gebruiken voor de eigen sexuele behoeftes. Het gevaar, dat de eenwording van man en vrouw eigenlijk niet verder komt dan een aan elkaar uitgevoerde vorm van zelfbevrediging. Dat wil zeggen, dat een ander mens gebruikt wordt ter bevrediging van de eigen sexbehoeftes. En dat staat in lijnrechte tegenstelling tot wat liefde is. Egoïsme en liefde zijn twee tegenpolen, die elkaar niet verdragen. Hieruit is te begrijpen, hoe langzaam maar zeker de liefde kan verkoelen en zelfs afsterven, wanneer het geslachtsleven van de partner alleen nog maar beleefd wordt als een egoïstische lustbevrediging.
De vervulling van de moderne huwelijksopgave: een harmoni- | |
| |
sche en voor beiden bevredigende sexuele relatie binnen het huwelijk tot stand te brengen, is niet te verwachten van een zo hoog mogelijk opgevoerd sexueel genot, waartoe men de ander gebruikt. Die opgave is alleen te vervullen voor echtgenoten, die zoveel van elkaar houden, dat hun sexualiteit gerijpt is tot een feestelijke gave aan de ander, want ook de sexuele liefde is in diepste wezen een gevende liefde. En ook hier doet zich weer de vraag voor, of dit niet te mooi is, of hier van een leefbare werkelijkheid gesproken kan worden.
| |
Ideaal en werkelijkheid
We vinden in alles, wat met mens-zijn te maken heeft, doorgaans een opmerkelijk verschil tussen wat wij als ideaal zien en datgene, wat er in werkelijkheid van terecht komt. Zo willen wij wel karaktervol, deugdzaam of uniek zijn, maar in feite zijn we kleine peuteraars, middelmatige gewone mensen. Wij zouden een ideaal huwelijk willen hebben, maar wat is het in werkelijkheid? We vinden het heel mooi om het huwelijk een feest van de liefde te noemen, een feest vooral van de geslachtelijke liefde. Maar hoe ziet die werkelijkheid van de liefde eruit? Helaas niet altijd als een feest der geslachtelijke liefde, maar als teleurstelling, afkeer, angst of verveling. Wat maakt nu, dat dit ideaal van een harmonisch en bevredigend geslachtsleven in vele huwelijken inderdaad onbereikbaar blijft? Daar zijn diverse redenen voor. Ter illustratie volgen hier in het kort enige passages uit het verhaal van een dergelijke, weinig ideale huwelijkswerkelijkheid. Zij zijn ontleend aan het levensverhaal van een destijds 40-jarige man, die mij wegens bepaalde klachten raadpleegde. Over zijn eerste huwelijkservaringen deelde hij het volgende mede:
‘Ik ben 16 jaar gehuwd, na een drie jaar durende verkering. In de puberteitsjaren had ik veel sexuele moeilijkheden met mijzelf gehad
| |
| |
en slechts ten koste van een voortdurende en krachtige inspanning was ik deze moeilijkheden te boven gekomen. Zoals ik het nu kan zien, was ik toen erg angstig en schuchter ten opzichte van alles, wat met het sexuele te maken had. In de militaire dienst vooral was het soms heel erg moeilijk. Al het gepraat over sexualiteit en meisjes trok mij enerzijds wel sterk, anderzijds gaf mij alleen al het luisteren ernaar grote schuldgevoelens’.
In deze zelfde diensttijd werd deze man eens door zijn kameraden - na een dolle avond - meegenomen naar een bordeel. Zijn ervaringen daar vergrootten nog zijn angst en afweer van de sexualiteit. Toen hij dan ook korte tijd daarna het meisje ontmoette, met wie hij een verkering aanging, nam hij zich voor, dat deze verhouding vóór alles kuis en rein zou zijn. Zijn verhaal gaat dan verder:
‘In onze verloving gingen wij nooit verder dan zoenen. Ik merkte wel, dat deze zoenen mijn meisje en mij niet koud en onberoerd lieten, maar juist daardoor waren zij voor mij een waarschuwing om niet verder te gaan. In die tijd meende ik nog, dat het mijn zelfbeheersing was, die onze verhouding zo mooi hield. Vooral in het laatste jaar van onze verkering begon ik hevig naar de huwelijksdag te verlangen. Ik had inmiddels een boek over de huwelijkssexualiteit gelezen. Mijn verbeelding was er door gaan werken en ik stelde mij vaak voor, hoe alles zou zijn, wanneer wij maar eenmaal getrouwd waren’.
Welnu, tenslotte brak voor deze man de trouwdag aan, maar de bruidsnacht, waarvan hij zo vaak gedroomd had, werd een diepe teleurstelling. Zijn onbeheerstheid, onhandigheid en gebrek aan fijngevoeligheid bleken zijn onvoorbereide vrouw dermate te verschrikken, dat zij in huilen uitbarstte en dat de huwelijksdag voor beiden eindigde in een diepe ontgoocheling. Van een echte sexuele eenwording was geen sprake. In de eerste huwelijksweken herhaalde zich dagelijks deze sexuele ‘samenleving’, waarbij van enig voorspel, liefkozingen e.d. nauwelijks sprake was. Als een uitgehongerd en gulzig mens stortte deze man zich in de eindelijk geoorloofde sexualiteit. Hijzelf zegt er verder van:
| |
| |
‘In de eerste jaren van ons huwelijk heb ik mijn vrouw op geen enkele plaats van haar lichaam ooit geliefkoosd en heb ik haar nimmer ontkleed gezien. Ik durfde zoiets bij haar niet te doen. Toen ik later deze schroom wat kwijt was, wilde zìj er niets van weten. Altijd is zij koud en onbevredigd gebleven, waardoor ik mijn eigen bevrediging als zeer onvolkomen beleef. Ik voel mij ook vaak even schuldig als vroeger na de zelfbevrediging. Het is mij gebeurd, dat mijn vrouw tijdens de samenleving boven mijn hoofd met haar beide handen een mug doodsloeg, zo weinig gaat zij op in het sexuele. Soms vraagt zij mij ook: ‘Ben je nog niet klaar?’ Ik weet nu, dat alles voor een groot deel mijn eigen schuld is, maar nu is het te laat’.
Dit bleek gelukkig niet het geval te zijn, maar de rest doet hier verder weinig ter zake. De vrouw van deze man vertelde mij later, hoe prettig de verloving geweest was en hoe ook zij telkens weer in vuur en vlam geraakte, wanneer zij elkaar zoenden. Vol verwachting had zij dan ook naar hun huwelijksdag uitgezien. Zij had slechts een vaag idee gehad van wat een geslachtelijke eenwording nu werkelijk was. Een beetje angstig wachtte zij, nadat het licht uitgegaan was, af. Maar haar man had helemaal niet lief gedaan en deed alleen maar moeite meteen bij haar te komen. Zij werd bang, ging huilen en vroeg hem haar met rust te laten. Deze eerste kennismaking met het sexuele was voor haar alleen maar een brute en ontzettende ervaring, die zij nooit helemaal heeft kunnen vergeten. Haar geweldige afkeer van weleer was thans wel verdwenen, maar het sexuele is voor haar altijd een last gebleven. Tot zover dan het verhaal zoals zich dat in dit huwelijk heeft afgespeeld, maar zoals er vele soortgelijke verhalen bestaan. Verhalen, die alleen maar in détails verschillen.
Wat leert ons nu zo'n geval? Allereerst, wat een naïeve en slechte voorbereiding op zoiets belangrijks als een huwelijk tot gevolgen kan hebben. Een vrouw, die nauwelijks op de hoogte is van het geslachtelijke huwelijksleven en een man, wiens instelling ten opzichte van het sexuele zo geremd, onvrij en onrijp is, dat hij de bruidsnacht alleen maar kan zien als de vervulling van zijn hei- | |
| |
melijke sexdromen, als een plotseling opengaan van de poorten van het paradijs. Mensen dus, die niet wisten, dat een echte geslachtelijke éénwording er niet ze maar indééns kan zijn, maar een lange en zorgvuldige voorbereiding behoeft. Dáárvoor dient de verlovingstijd. De verloving als voorbereidingstijd op het huwelijk is ook een voorbereiding op de sexuele huwelijksgemeenschap. Daarom schiet een verloving zònder een bij de verloofden passende sexualiteit tekort en is een verloving zonder sexualiteit een mislukte huwelijksvoorbereiding. We zijn daar in een vorig hoofdstuk al uitvoerig op ingegaan.
Een veel voorkomende oorzaak van teleurstellingen in de sexuele huwelijksrelatie is de linksheid, de onhandigheid en ook wel het gebrek aan fijngevoeligheid bij de man. Dit kan samenhangen met een gebrekkig inzicht in het anders-zijn van zijn vrouw, met een te grote onkunde omtrent de vrouwelijke sexualiteit of in het algemeen met een onvoldoende met elkaar vertrouwd zijn op geslachtelijk gebied. Wanneer daar dan nog bij komt het ongeduld en de onstuimigheid van een te lang onderdrukte mannelijke sexualiteit, dan is de kans groot, dat de vrouw de tederheid en geborgenheid mist, die voor haar voorwaarden zijn voor een geslachtelijk reageren. Zij sluit zich af voor het weinig liefdevolle en primitieve geweld en wordt gevoelloos, ook al blijft zij bereid haar man telkens terwille te zijn. In plaats van een feest wordt het geslachtsleven een mislukking. Een mislukking, die helaas veel voorkomt en een der grote bronnen is voor diepe ontgoocheling in het huwelijk.
Als er tussen echtgenoten in het begin van hun huwelijk (maar liefst al lang er voor!) maar open over dit alles gepraat zou kunnen worden in een oprecht streven naar een betere harmonie, dan zou het allemaal nog wel meevallen. Dan zou men de eigen beleving aan elkaar kunnen kenbaar maken. Maar men heeft een soort gêne en geremdheid voor dit onderwerp. Men uit zich niet tegenover elkaar en men weet niet, wat er op dit punt in de ander omgaat. Is
| |
| |
het dan wonder, dat men elkaar verkeerde dingen gaat toedichten en het misverstand steeds groter wordt? Het grote zwijgen hierover vereenzaamt en verstikt en laat een der beste mogelijkheden tot een harmonische huwelijksverhouding ongebruikt. Op den duur zullen man en vrouw in dit soort huwelijken elkaar helemaal niets meer te zeggen hebben. Ook de geslachtsgemeenschap wordt dan nietszeggend. De liefde, waarmede zeker de meeste van deze huwelijken toch beginnen, vindt geen geschikte uitingsvormen meer. Zij blijft beklemd binnen de eigen persoon, is niet mededeelzaam en daardoor verschraalt en verschrompelt zij. Het ideaal van het ‘feest der geslachtelijke liefde’ is dan wel ver verwijderd van de huwelijkswerkelijkheid van iedere dag.
Ik heb huwelijken leren kennen, waar de echtgenoten vele jaren geen gemeenschap meer gehad hadden. Het zei hun niets meer. Zij vonden het ook niet zo belangrijk, zij gingen op in hun werk en dagelijkse plichten en vergaten als het ware hun intieme omgang. En misschien is dat ook maar het beste, als het eenmaal zo ver gekomen is. Want er zijn weer andere huwelijken, waar de geslachtsdaad even nietszeggend geworden is, maar waar wél nog regelmatig gemeenschap plaats vindt. Dan hebben wij te doen met weer een andere vorm van een teleurstellende liefdesrelatie nl. de huwelijkssexualiteit als sleur, als gewoonte, als fantasieloos gebeuren. Dit is wel een der meest voorkomende oorzaken van de afgrond tussen ideaal en werkelijkheid, waarover wij het hierboven hadden.
Alles wat groot is en mooi en hoog, loopt het gevaar onder te gaan in sleur en vervlakking. Een prachtig gebed, honderd keer gebeden, wordt een reeks holle woorden. Een mooie grammofoonplaat, honderd maal gedraaid wordt saai. Men kan zelfs zeggen, dat hoe hoger iets staat, des te groter de kans is, dat het door de sleur van alledaagsheid wordt gegrepen en ten onder gaat in de woestijn der verveling, waarin geen hoogtepunten meer zijn. De geslachtsgemeenschap is wel zeer onderhevig aan deze gewoonte en sleurvorming. Een te vaak voorkomende gemeenschap, moge- | |
| |
lijk als overblijfsel uit een tijd, waarin zij nog opwindend en nieuw was, met week in week uit dezelfde avond, hetzelfde uur, dezelfde entourage, verliest alle spanning en wordt smakeloos. Op den duur kan ze nauwelijks onderscheiden worden van andere gewoonten van alledag. Haar eigenlijke betekenis verdwijnt. Geslachtsgemeenschap in het huwelijk mag nooit een gewoonte worden, omdat men er nu eenmaal recht op meent te hebben of omdat men mogelijk eens gehoord heeft, dat het ‘normaal’ is om eens per week, of eens per maand geslachtsverkeer te hebben. Eigenlijk zou iedere gemeenschap een feest moeten zijn, alleen maar moeten plaats vinden, als men beiden in de stemming is om dit feest te vieren als een bevestiging, een bekroning en bezegeling van elkaars liefde. En verder kan men zich beter maar onthouden. Het zit hem niet in het aantal, maar in de kwaliteit van de geslachtsgemeenschap. De nood in vele huwelijken is, dat man en vrouw menen elkaar te kennen, menen van elkaar te houden, terwijl ze alleen maar aan elkaar gewend zijn, aan elkaar gewoon geraakt zijn.
Vele botsingen en teleurstellingen doen een mens op den duur, om der wille van de lieve vrede, berusten en zich aanpassen. Maar de hunkering naar het feest blijft: in geheime fantasieën over de ideale vrouw of de Don Juan, in verafgoding van filmsterren, in flirtpartijtjes. De leegheid en verzanding der geslachtelijke betrekkingen, het steeds maar weer hetzelfde doen, de gewoontevorming, dit alles maakt de sexualiteit tot een alleen maar doffe gebondenheid. Slechts een telkens weer opgenomen zorg, voortkomend uit een diep besef geroepen te zijn elkaar in verband der echtelijke liefde gelukkig te maken, is bestand tegen deze sleur. En waar deze sleur eenmaal bestaat, is wel een heel grote moed èn een grote liefde nodig om het huwelijk alsnog te maken tot een leefgemeenschap waarin het geluk weer kan opbloeien.
Uiteenzettingen als in dit hoofdstuk hebben nogal eens reacties uitgelokt van mensen, die zich kantten tegen een zo openlijke behandeling van het sexuele, tegen een binnenwereldse, d.w.z. niet uitgesproken godsdienstige benadering van huwelijk en geslachts- | |
| |
leven, tegen een te zeer benadrukken van het grote belang van het geslachtsleven voor de mens of tegen een verheffen van dit geslachtsleven boven het niveau van de dierlijkheid en verdachte lichamelijkheid. Een mentaliteit, die 50-100 jaar geleden gemeengoed was en thans blijkbaar hier en daar nog bestaat. Een mentaliteit, die - overigens op heel sympathieke wijze - naar voren kwam in de opmerking van een oude seminarieprofessor, die een van mijn praatjes beluisterd had en vroeg, of dat nu allemaal wel zo gezegd moest worden. Vroeger was dat toch ook niet zo. ‘Maar ja’, zei hij, ‘we leven in een andere tijd en misschien moet het nu ook wel anders’. Die veranderde instelling en mentaliteit omtrent het menselijk geslachtsleven, die onze tijd te zien geeft, wil ik graag hier wat toelichten. Een mentaliteit, niet slechter en misschien ook niet beter, maar in ieder geval anders dan vroeger, toen men de tekst ‘Het geheim is groot’ meende te moeten begrijpen als een nooit of te nimmer spreken over het huwelijksmysterie.
Men kan de vraag ook anders stellen: Hoe komt het, dat de kerken, de christelijke kerken, in de laatste 20-30 jaar zo'n geheel andere opvatting huldigen en op huwelijks- en geslachtsgebied zo'n ander geluid laten horen? Met grote bitterheid zelfs heb ik soms mensen die vraag horen stellen. Wanneer zij bijvoorbeeld tot de ontdekking kwamen, dat een vaste overtuiging op een of ander onderdeel van huwelijks- en geslachtsleven (zoals b.v. in de katholieke kerk de waardering voor het grote gezin) helemaal niet meer zo centraal bleek te staan in de prediking en zielzorg en zelfs ernstig in twijfel werd getrokken. Zij spraken dan over onbegrijpelijk modernisme, over wijzigingen in de kerkelijke moraal en zij voelden zich deerlijk in de kou staan. Toch is die zgn. verandering in de moraal meestal maar schijn. Veranderd is wèl de nadruk op en de waardering voor bepaalde facetten, die vroeger eveneens aanwezig waren, maar onder invloed van de heersende opvattingen en gevoelens nu eenmaal anders werden gewaardeerd. Om maar één voorbeeld te noemen: in de Middeleeuwen heeft men eeuwenlang gepraat over het aantal dagen, dat een echtpaar dat geslachtelijke
| |
| |
samenleving had gehad, moest wachten alvorens te kunnen communiceren, omdat zij daartoe te onrein bevonden werden. Vier dagen, zeiden sommigen, acht dagen weer anderen. Wij vinden dit onbegrijpelijk, vooral als wij nog opgevoed zijn in de huwelijksopvatting, die man en vrouw in het huwelijk vooral hun geslachtelijke plichten wil doen vervullen, tot lof aan de Schepper en tot uitbreiding van het aantal zielen. Nu in onze meer gecultiveerde tijd het geslachtelijke niet meer zozeer gezien en beleefd wordt als losse drift op zich zelf en het sexuele veeleer in dienst staat van de huwelijksliefde, heeft de moraalprediking er blijkbaar niet meer zo'n behoefte aan om uitsluitend de onreinheid van de huwelijkssexualiteit te benadrukken. De omstandigheden zijn veranderd en de betekenis en waardering voor het geslachtsleven zijn veranderd. Wie deze tijd beleeft als een tijd van verandering, als een op weg zijn naar een geheel nieuwe wereld, zal ook minder behoefte hebben deze veranderingen in de moraal te accepteren.
Dat de christelijke kerken erg laat zijn geweest om hiervan in hun prediking te getuigen wás en is een groot verdriet voor de velen, voor wie de aansluiting bij het nieuwe daardoor vertraagd werd. Toch verscheen reeds in 1930 het toen erg modern klinkende Lambeth-rapport van de Anglicaanse kerk. Daarin lezen we: ‘Het wil ons voorkomen, dat een nieuwe dag begint aan te breken, waarop het sexuele en alles, wat daarmee samenhangt, tevoorschijn treedt uit de mist van achterdocht en schaamte, waardoor het eeuwenlang was omgeven en komt te staan in een heldere sfeer van waarheid, oprechtheid en licht’. Deze woorden zijn mij uit het hart gegrepen en zij duiden een nieuwe instelling en een program aan, dat vooral na de oorlog in diverse kerken, ook in ons land, tot uitvoering komt.
Daarbij moeten wij, christenen, ons in de eerste plaats zelf op de borst kloppen. De sexuele nood, de huwelijksellende is toch mede ontstaan door de grove nalatigheid, afzijdigheid, schijnheiligheid en star formele levensopvatting van vele christenen en hun leiders. Om hierin verandering te kunnen brengen was de moed
| |
| |
nodig om vele zgn. normen, die tot voor kort volstrekt gezag hadden, te durven herzien en overboord te durven gooien. Gelukkig bezitten steeds meer mensen deze moed, al zijn er ook velen, die met bezorgdheid dit alles aanzien. Inderdaad, zekerheden wankelen, zeden en gewoonten veranderen en blijken bij nader inzien ook op een andere - en heus niet slechtere - wijze te interpreteren.
Wat al niet aan dierbare opvattingen, ook over de omgang der sexen, wordt in onze dagen om zeep geholpen. En ondertussen zijn psychologie en sociologie begonnen mede te werken aan het leiding geven, waar de prediking en zorg der kerk tekort dreigen te schieten. De zorg voor huwelijk en gezin is daardoor niet uitsluitend meer een zielzorgelijke aangelegenheid, ook niet voor christenen. Ook een wereldse, op wetenschappelijke gegevens gebaseerde, zorg is voor velen in onze tijd onontbeerlijk geworden. Wanneer wij, leken, psychologen, psychiaters, sociologen het wagen onze stem te verheffen, dan gebeurt dit ook vanuit een diep besef, dat wij, of we dat nu prettig vinden of niet, leven in een tijdsbestek, waarin de wereld der mensen meer dan vroeger een ‘aards’ en profaan karakter heeft aangenomen. Vanuit de overtuiging ook, dat naast de gebruikelijke religieuze ook een aardse benadering en aanpak van het huwelijk nodig is om te komen tot een oplossing van de gemeenschappelijke, ons allen rakende, huwelijksnood in en buiten de kerken. Dat wij, leken, daarbij soms een wat andere taal spreken dan die men van oudsher gewend is, is begrijpelijk, want ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Maar voor velen is dit wijsje toch al zeer vertrouwd. En overigens hoop ik, dat ook dit boek er toe zal bijdragen het goed recht van dit wijsje aan te tonen.
| |
Sexuele koelheid van de vrouw
Dit hoofdstuk wordt nu besloten met een nogal delicaat probleem, dat echter in menig huwelijk een bron van zorg kan zijn: de geslachtelijke ongevoeligheid, de sexuele koelheid van de vrouw. Uit
| |
| |
de vele brieven, die over dit onderwerp handelen, volgens hier enige passages, die duidelijk aangeven, wat voor betekenis dit kan hebben.
‘Ik ben in 1956 getrouwd. Ik was toen 25 jaar en mijn vrouw was ongeveer van dezelfde leeftijd. Aangezien wij thuis geen van beiden van onze respectievelijke ouders enige voorlichting op sexueel gebied hadden ontvangen, hebben wij kort voor ons huwelijk het boekje van Dr.... gekocht. Onervaren en zelfs onwetend als wij waren op sexueel gebied, waren wij door de uiteenzettingen ten zeerste geschokt en ik mag wel zeggen uit het veld geslagen, toen onze aandacht daardoor werd gevestigd op het feit, dat ook óns leven, dat wij tot dan toe naar beste vermogen in toom gehouden hadden om toch maar ‘netjes’ met elkaar om te gaan en waarin wij, naar ons gevoelen, goed waren geslaagd, dat ook óns leven na ons huwelijk zou worden beheerst door - zoals deze lawine van onthullingen ons voorkwam - alle mogelijke instincten en ‘hartstochten’, die wij tot dan toe zoveel mogelijk hadden onderdrukt. Het huwelijk leek ons een eng pad (in sexueel opzicht), dat wij zouden hebben te begaan met alle mogelijke, meest onvermoede, gevaren van een misstap, waarvan vele niet minder dan een doodzonde zouden betekenen. Van de meeste ondeugden, zoals zelfbevrediging, neomalthusianisme, homosexualiteit en hoe al die andere dingen ook mogen heten, hadden wij het bestaan niet eens vermoed. Maar deze wetenschap bezonk en mettertijd verflauwde datgene, wat aanvankelijk niet veel minder dan ontstelling was. Wij trouwden en toen rees er een nieuw probleem, want de geslachtsgemeenschap bracht voor mijn vrouw geen enkele bevrediging, die het boekje toch óók aangekondigd had. Wat voor haar ongeveer het toppunt van geluk zou moeten worden, bleek telkens een grote teleurstelling te zijn. Want telkens als zij door de geslachtsgemeenschap het gevoel kreeg, dat er nu iets groots en geweldigs over haar kwam, dan was de climax voorbij; het verwachte bleef uit en was door mij met geen mogelijkheid op te wekken.
Dat duurt nu zo al 4, 5 jaar en niet één keer heeft ons samenleven haar het geluk gebracht, dat zij telkens voelt aankomen. Eerlijkheidshalve mag ik mijzelf daarin ook niet geheel en al vrijpleiten van schuld. Want ik voelde soms ook wel eens wat al te gauw, dat het voorbij was en liet haar ‘aan haar lot over’.
| |
| |
Maar zelfs als ik telkens serieus probeerde om haar te geven wat zij verwachtte, dan bleek dat niet mogelijk. De nadelen daarvan ondervonden wij, want naast de telkens nieuwe teleurstelling voor mijn vrouw is een gemeenschap, zonder dat ik mijn vrouw gelukkig kan maken, ook voor mij een mislukt iets door het besef, dat ik er toch niet van kan maken wat het moet zijn. Daardoor ontgaat mij de lust nog wel eens om haar weer ‘lastig te vallen’, ook al beweert zij het tegendeel. Wij hebben drie kinderen, maar ons huwelijk is onvolkomen. Want mijn vrouw heeft, behalve het grote geluk, dat zij drie kinderen heeft, van ons huwelijk enkel de lasten en niet de lusten, zoals zij zich in een neerslachtige stemming wel eens laat ontvallen’.
In deze brief wordt een vrij modern verschijnsel aangegeven. Tot voor 50-60 jaar was er geen man en ook geen vrouw, die zich hierover veel zorg maakte. De man had op sexueel gebied zijn vanzelfsprekende rechten en de vrouw vooral de plichten. Er waren zelfs echtgenoten, die maar erg wantrouwend stonden ten opzichte van de sexuele bevredigingsgevoelens, waarvan hun vrouw soms blijk gaf. Dat is allemaal wel sterk veranderd. Naarmate de positie van de vrouw verbeterde en zij stilaan de gelijke van de man werd en het huwelijk daarvan ook de gevolgen ondervond: het kameraadschapshuwelijk in liefde, kreeg de sexualiteit daarin ook een geheel andere betekenis. Het werd vooral een middel tot liefdesuiting van beide echtgenoten. Dat wilde onder meer zeggen, dat ook voor de vrouw de geslachtsgemeenschap meer betekenis ging krijgen. Gezien dit nieuwe belang, dat de sexualiteit zo in de huwelijksverhouding gekregen heeft, maken vele vrouwen, die in de geslachtsgemeenschap niet tot een hoogtepunt komen (‘niet klaar komen’, zoals de volksmond zegt) zich zorgen. Zij denken aan een afwijking, twijfelen aan de juistheid van hun huwelijkskeuze of geven hun man de schuld hiervan. Die zorg sprak ook uit de aangehaalde brief. Met het oog op de vele misverstanden, die op dit intieme terrein van de sexuele verhouding tussen man en vrouw bestaan, willen we hierop wat nader in gaan.
We moeten dan beginnen een onderscheid te maken tussen een
| |
| |
drietal vormen van sexueel onvermogen, dat bij de vrouw voorkomt. Daar is dan als ernstigste maar zeldzaamste vorm de sterke sexafkeer, die zich bij iedere poging tot geslachtsverkeer kan uiten in spierspanningen, pijnen, krampen en een algeheel gevoel van onpasselijkheid. Een normale gemeenschap is hierbij uitgesloten omdat het mannelijk lid niet in de schede gebracht kan worden. We hebben hier te maken met een ernstige sexuele afwijking (vaginisme). Daarnaast kennen we vrouwen, die volmaakt onverschillig staan ten opzichte van de eigenlijke sexualiteit. Vrouwen, die het niets zegt, er nooit naar verlangen en iedere gemeenschap eigenlijk als een last ervaren, ook al laten zij die terwille van hun echtgenoten dan wel toe (frigiditeit). Deze beide vormen zullen we hier niet verder bespreken. De behandeling daarvan is te specialistisch en hoort bij de bevoegde arts thuis.
De derde vorm, die veel meer voorkomt, betreft vrouwen, die wel een openheid voor en verlangen naar sexuele vereniging hebben, maar die niet tot een hoogtepunt, een climax komen, zoals bij de man op het hoogtepunt der geslachtsgemeenschap pleegt op te treden. We moeten hier dus eigenlijk niet spreken van geslachtelijke koelheid maar veeleer van een geslachtelijk onvermogen, althans een onvermogen tot totale geslachtelijke bevrediging. In de vak-literatuur wordt dit aangeduid als anorgasmie: het niet tot een climax, tot een orgasme komen.
Wat valt daar nu van te zeggen? Is het werkelijk een afwijking, een te verhelpen onvermogen, het gevolg van een verkeerde manier van samenleving, van onhandigheid van de man misschien of het gevolg van te grote schaamte of sexuele remmingen? Inderdaad, dit alles kan stuk voor stuk een min of meer belangrijke rol spelen. Tot voor kort meenden velen, ook ervaren artsen, dat dit verschijnsel altijd wel te verklaren was uit een der genoemde oorzaken. Toch zijn er de laatste jaren ook heel andere geluiden te horen. Geluiden, die berusten op onderzoeken bij grote aantallen gehuwde vrouwen. Daaruit is komen vast te staan, dat er een belangrijk aantal vrouwen bestaat, dat nooit tot dit geslachtelijk
| |
| |
hoogtepunt in de geslachtsgemeenschap komt. Vrouwen echter, die in ieder opzicht gezond en normaal zijn, een vrije en open instelling ten opzichte van het geslachtelijke hebben en hun liefdesleven met echtgenoten, die in geen enkel opzicht op sexgebied tekort schieten. Er zijn zelfs onderzoekers, die beweren, dat het bereiken van zulk een hoogtepunt (waarvan onze briefschrijver van zoëven zeide, dat het ‘iets groots en geweldigs en het toppunt van geluk’ betekende), dat zulk een orgasme een typisch mannelijke aangelegenheid is, waartoe de vrouw van nature eigenlijk niet ingericht is. Zij kan hoogstens van de man iets van deze gevoelens overnemen en aanleren. Dat lijkt wel een wat boute bewering, die zeker niet wordt bevestigd door de ervaringen van vrouwen, die dit orgasme wel degelijk kennen.
Het is in onze tijd blijkbaar nodig er de aandacht op te vestigen, dat het ontbreken van een toppunt in de geslachtelijke betrekkingen ook volkomen normaal kan zijn. En wel, omdat er vele vrouwen (en ook hun mannen) zijn, die zich hierover ongerust maken. Men acht een samenleving zonder dit toppunt slecht voor de gezondheid, men acht het uitblijven ervan een teken van ongeschiktheid voor het huwelijk, men duidt het als een gebrek aan liefde voor elkaar, men vermoedt lichamelijke of geestelijke afwijkingen en wat al niet meer. En vanuit die angst en vanuit de bezorgdheid gaat men dan proberen en experimenteren, leest men allerlei ‘technische’ boeken; meestal echter zonder ander resultaat dan een toenemende wanhoop, een afkeer van al dat geprobeer en ‘gewurm’ en geforceer! Vaak bereikt zo'n man, ondanks zijn hardnekkige streven om ten koste van wat dan ook een geslachtelijk hoogtepunt bij zijn vrouw op te wekken, slechts het tegendeel van wat hij beoogde: een geleidelijk toenemende afkeer, die de verhouding tussen de echtelieden nu niet bepaald ten goede komt.
Kort gezegd komt het hierop neer, dat het een tegenwoordig wijd verbreide misvatting is, dat iedere vrouw, die in een geslachtelijke samenleving niet tot eenzelfde bevrediging komt als haar man, gestoord is, aan haar huwelijk niets heeft, met een bepaalde
| |
| |
techniek geholpen moet worden of ongeschikt is voor het huwelijk. Er zijn talrijke normale gezonde vrouwen, die zonder dit kortdurende hoogtepunt toch volledig in een samenleving opgaan en zich er volmaakt gelukkig bij kunnen voelen.
Dat is ook zeer begrijpelijk! Want we hebben in het vorige hoofdstuk al uitvoerig gezien, dat het sexuele leven van de vrouw niet zozeer gekenmerkt is door hartstocht of lustbevrediging, maar dat het vooral samenhangt met de verbondenheidsgevoelens, die haar met haar echtgenoot verbinden. Daar gaat het haar op de eerste plaats om. Het intieme samenzijn, het zich in liefde aan de ander geven, het in liefde ontvangen ook van de ander zoals dat tussen man en vrouw het meest volledig mogelijk is in een geslachtelijke samenleving, dát is als het sexuele hoogtepunt bij menige gezonde vrouw te zien. De bevredigingsgevoelens van meer lichamelijke aard, hoe belangrijk ze ook zijn, komen bij de liefhebbende vrouw op de tweede plaats. Dat klinkt zo op het eerste gehoor misschien weer echt ouderwets, mannelijk: de vrouw, die zich maar gewillig overgeven moet om haar man te ontvangen en terwille te zijn, echter zonder dat zij er zelf iets aan heeft. Toch is dit niet helemaal waar. Wat zegt dit eigenlijk, dat een vrouw er iets aan heeft? ‘Er iets aan hebben’, wil toch eigenlijk niets anders zeggen dan een bepaald gevoel ondervinden. Maar het gaat haar niet om er iets aan te hebben, zij wil iemand hebben, geheel en al opgaan in de ander. Als dit samengaat met een ook lichamelijke intense bevrediging, dan is dat prachtig. Maar het is beslist onjuist een dergelijke éénwording gestoord, onvolkomen of onvermogend te noemen, als er bij haar geen sexueel hoogtepunt, geen orgasme optreedt.
Wil dat nu ook zeggen, dat in huwelijken, waar de vrouw niet tot orgasme komt, men de zaak dan maar zo moet laten? Neen, dat is nu weer een ander uiterste en ook dat lijkt onjuist. Zeker, als het jonge huwelijken betreft. Evenzeer als het waar is, dat er normale en gezonde vrouwen zijn, die niet tot deze bevrediging komen en zich daarbij toch heel gelukkig kunnen voelen, omdat hun
| |
| |
liefdesrelatie een gelukkige is, evenzeer is het waar, dat er een aantal vrouwen zijn, die wel degelijk het vermogen tot orgasme hebben, maar die er in belemmerd worden door allerlei factoren, die met elkaar gemeen hebben, dat zij wijzen op een onvolkomen geslachtsleven.
In de brief van hierboven wordt o.m. gezegd: ‘En niet één keer heeft ons samenleven haar het geluk gebracht, dat zij telkens voelt aankomen’. Als men dit zo leest, valt daaruit af te leiden, dat er wel al een begin van orgasme aanwezig was. Gezien de gebrekkige sexuele vorming van deze mensen is echter te verwachten, dat er grote remmingen, althans een grote onvrijheid, ten opzichte van de geslachtelijkheid bestaat. Onvrijheid en geremdheid staan een totale geslachtelijke eenwording echter danig in de weg. Zij kunnen ieder gevoel onmogelijk maken en zijn zelfs vaak aansprakelijk voor nog ergere vormen: de geslachtelijke koelheid en afkeer, die we hierboven even noemden. Die remmingen kunnen ook van typisch godsdienstige aard zijn. Als men altijd is opgevoed in een verkeerd begrepen angst voor ‘onkuisheid’, is het soms erg moeilijk om, wanneer het eenmaal tot een huwelijk gekomen is, deze jarenlang aangekweekte weerstanden plotseling weg te vagen. Daarvóór is dan heel wat tijd voor rijping en groei nodig. Trouwens, dat geldt eigenlijk voor iedereen, ook voor mensen, die door hun opvoeding niet zo geremd zijn.
In de loop der jaren heb ik nogal eens jonggehuwde mensen gesproken, die zich al spoedig na hun huwelijk juist op dit punt zorgen hadden gemaakt en vreesden, dat er met hen iets aan de hand was. Het beste is mij in dergelijke gevallen - na een uitvoerige voorlichting - op den duur nog het advies bevallen, dat zij er eerst maar eens twee of drie jaar voor moesten uittrekken om samen tot een sexuele harmonie te komen. Als dit de echtgenoten daarna nóg zorgen baart, wordt het tijd om nog eens raad te gaan vragen. Het zoeken van een weg naar een man-vrouw verhouding, die ook geslachtelijk bevredigend is, is eerst en vooral een zaak van man en vrouw zelf. Veel mensen hebben hiervoor nu eenmaal tijd
| |
| |
nodig, zodat zij niet te snel adviezen van derden over technieken e.d. moeten gaan inwinnen. Natuurlijk is het verstandig, als een man zich op de hoogte stelt van de intieme lichamelijke aspecten van de geslachtsgemeenschap; er zijn daarover wel boeken in de handel. Maar het vinden van een goede sexuele vorm, die bij déze man en déze vrouw past, is een allerpersoonlijkste aangelegenheid. Dat eist tijd, aandacht, zorg en vertrouwen in elkaar. En vooral ook een liefdevol willen begrijpen van de ander. Vooral voor een man, die meestal op sexueel gebied onstuimiger, driftmatiger en directer is dan de vrouw, is het zeer belangrijk, dat hij zich enig inzicht verwerft in de geslachtelijke aard van zijn vrouw. Eerder in dit hoofdstuk zagen wij al, hoe een te grote onstuimigheid en een gemis aan gevoel voor de ander een huwelijksreis radicaal kan bederven. En wat meer is: voorgoed een afkeer en afweer van het geslachtelijke bij de vrouw kan teweegbrengen. Een man heeft een zekere vorming op sexgebied nodig, waarin hij tot beheersing en aanpassing aan zijn vrouw kan komen. Hij moet dit bewust willen, want dat gaat niet vanzelf. Een vrouw vindt op dit terrein haar weg vaak veel meer intuïtief. Zij voelt het fijner aan.
Gezien deze verschillen is het van het grootste belang, dat man en vrouw, zeker ook in het begin van hun huwelijk, tot een open uitwisseling van hun ervaringen, gevoelens en opvattingen komen. Vaak is echter het schaamtegevoel (een vals schaamtegevoel, wanneer het twee echtgenoten betreft) zo groot, dat men met elkaar nooit over deze dingen praat. Die openheid hierin ontbreekt helaas nog maar al te vaak. Dat is niet alleen bij de oudere generaties het geval. Generaties, die nu eenmaal opgegroeid zijn in een tijd, waarin de sexualiteit tot de verborgen onderwereld van het menszijn behoorde. Ook vele jonge mensen, waarvan men beweert, dat zij zo open en vrijmoedig ten opzichte van het geslachtsleven staan, gaan nog steeds met precies dezelfde remmingen en valse schaamte het huwelijk in. Want ook in onze tijd is de sexuele opvoeding en vorming in het algemeen nog ontoereikend. Honderden brieven van jonge mensen hebben mij dit de afgelopen jaren nog eens dui- | |
| |
delijk gemaakt. Eén der belangrijkste oorzaken van het geslachtelijk onvermogen van menige vrouw moet dan ook in die gebrekkige opvoeding en vorming gezocht worden. Maar daaraan hebben wij in de eerste hoofdstukken al aandacht geschonken. |
|